ECLI:NL:RBHAA:2012:BV7911
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in overval op juwelierswinkel te Haarlem
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 5 maart 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken zou zijn geweest bij een overval op een juwelierswinkel in Haarlem op 27 oktober 2010. De rechtbank behandelde de zaken van in totaal negen verdachten, waarvan drie veroordeeld werden en zes, waaronder de verdachte in deze zaak, werden vrijgesproken. De verdachte werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de overval, omdat hij de juwelierswinkel zou hebben verkend en een scooter ter beschikking zou hebben gesteld op de dag van de overval.
De rechtbank oordeelde dat er wel aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte, maar dat deze aanwijzingen, hypotheses en vermoedens niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen. Het wettig en overtuigend bewijs ontbrak, waardoor de rechtbank besloot de verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank benadrukte dat het ontbreken van bewijs betekent dat de verdachte niet kan worden veroordeeld, ongeacht de vermoedens die er zijn.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige strafkamer, bestaande uit drie rechters, en vond plaats in tegenwoordigheid van de griffier. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie vastgesteld, en er waren geen redenen voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring en een gevangenisstraf van achttien maanden, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie.
De uitspraak is een belangrijk voorbeeld van de noodzaak van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken, en dat zelfs bij aanwijzingen van betrokkenheid, een veroordeling niet kan plaatsvinden zonder voldoende bewijs. De verdachte werd vrijgesproken en het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.