ECLI:NL:RBHAA:2012:BV7294

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
2 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
534151 CV EXPL 11-14755
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorbetaling van loon en ontvankelijkheid van eiseres

In deze zaak vorderde eiseres, werkzaam via CSU Personeel B.V., doorbetaling van loon na een periode van ziekte. Eiseres had CSU gedagvaard, maar CSU betwistte de ontvankelijkheid van de vordering, stellende dat eiseres de verkeerde rechtspersoon had gedagvaard. De kantonrechter te Haarlem oordeelde dat CSU niet de formele werkgever van eiseres was, maar CSU Personeel B.V. Eiseres had zich op 25 november 2009 ziek gemeld en was sindsdien niet meer aan het werk gegaan. CSU had de loonbetaling opgeschort en een ontslagaanvraag ingediend, die door het UWV was afgewezen. Eiseres vorderde een bedrag van € 15.905,95 aan achterstallig loon, maar de kantonrechter oordeelde dat eiseres niet-ontvankelijk was in haar vordering omdat zij de verkeerde partij had gedagvaard. De rechter benadrukte dat het aan eiseres was om de juiste rechtspersoon in rechte te betrekken. De proceskosten werden aan eiseres opgelegd, omdat zij in het ongelijk was gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 2 februari 2012 door mr. D.P. Ruitinga.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 534151 / CV EXPL 11-14755
datum uitspraak: 2 februari 2012
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiseres]
te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde mr. F.J.J. Baars
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CSU CLEANING SERVICES B.V.
te Amsterdam-Zuidoost
gedaagde
hierna te noemen CSU
gemachtigde mr. R.M. Dessaur
De procedure
[eiseres] heeft CSU gedagvaard op 3 mei 2011 voor de rechtbank Alkmaar, sector kanton. CSU heeft schriftelijk geantwoord. [eiseres] heeft schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna CSU nog een schriftelijke reactie heeft gegeven.
Bij vonnis van 19 oktober 2011 heeft de kantonrechter te Alkmaar zich verschoond en de zaak verwezen naar de Rechtbank Haarlem, sector Kanton.
De feiten
1. [eiseres] is op 1 november 2004 bij CSU Personeel B.V. (hierna CSU Personeel) in dienst getreden als medewerker algemeen schoonmaakonderhoud. CSU Personeel houdt zich bezig met het beschikbaar stellen van personeel aan haar opdrachtgevers. CSU Personeel heeft [eiseres] laatstelijk gedetacheerd op het project Rechtbank [woonplaats], voor 20 uur per week, tegen een salaris van € 747,09 bruto per 4 weken, exclusief emolumenten.
2. [eiseres] heeft zich op 25 november 2009 ziek gemeld. Op dezelfde datum heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat [eiseres] vanaf 30 november 2009 haar werkzaamheden voor 90% kon hervatten. [eiseres] heeft haar werkzaamheden niet hervat.
3. Op 16 december 2009 heeft de bedrijfsarts [eiseres] geschikt geacht tot volledige hervatting van haar werkzaamheden per 4 januari 2010.
4. Op 4 januari 2010 heeft [eiseres] zich (wederom) ziek gemeld. CSU Personeel heeft de loonbetaling aan [eiseres] per die datum opgeschort.
5. Op 22 februari 2010 heeft het UWV op verzoek van CSU Personeel een deskundigenoordeel uitgebracht, waarin zij heeft geconcludeerd “dat de re-integratie-inspanningen van Uw werknemer onvoldoende zijn”.
6. Op 4 maart 2010 heeft CSU Personeel een ontslagaanvraag ingediend voor [eiseres] wegens het niet meewerken aan de re-integratie.
7. In het kader van de ontslagaanvraag heeft de verzekeringsarts van het UWV op 3 september 2010 geoordeeld dat het [eiseres] niet te verwijten is dat zij onvoldoende heeft meegewerkt aan haar re-integratie.
8. Op 18 november 2010 heeft het UWV de ontslagvergunning geweigerd wegens het niet voldoende aannemelijk maken door CSU Personeel van de ontslaggrond.
9. Bij brief van 21 december 2010 heeft CSU Personeel aan [eiseres] medegedeeld uit te gaan van het oordeel van de bedrijfsarts van 16 december 2009 en niet te zullen overgaan tot betaling van het opgeschorte loon.
10. [eiseres] heeft haar werkzaamheden voor CSU Personeel tot op heden niet hervat.
De vordering
[eiseres] vordert, na haar vordering te hebben vermeerderd, (samengevat) veroordeling van CSU Personeel tot betaling van € 15.905,95 bruto aan salaris vanaf periode 13 van 2009 tot en met week 20 van 2011, vermeerderd met vakantietoeslag en vertragingsrente, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede van € 850,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten en van het salaris van € 793,90 bruto per 4 weken vanaf week 21 van 2011.
[eiseres] legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
[eiseres] is volledig arbeidsongeschikt. Het UWV heeft vastgesteld dat haar niet kan worden verweten dat zij niet voldoende heeft meegewerkt aan haar re-integratie. CSU Personeel is zowel ingevolge de toepasselijke cao als op grond van de wet gehouden tot betaling aan [eiseres] van het volledige loon gedurende tenminste de eerste twee jaar arbeidsongeschiktheid. CSU Personeel is daarmee vanaf periode 13 van 2009 in gebreke gebleven.
Het verweer
CSU heeft de vordering gemotiveerd betwist. Op haar verweer zal, voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil, bij de beoordeling worden ingegaan.
De beoordeling
1. Als meest ver strekkende verweer voert CSU aan dat [eiseres] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, omdat zij de verkeerde partij heeft gedagvaard. Niet CSU, maar CSU Personeel B.V. is immers de werkgever van [eiseres], aldus CSU.
2. [eiseres] heeft daartegenover gesteld, dat dit verweer niet opgaat, omdat CSU Personeel voor antwoord heeft geconcludeerd en daarmee de procedure heeft overgenomen. Daar komt bij, zo stelt [eiseres], dat CSU Personeel niet in het handelsregister van de Kamer van Koophandel is geregistreerd. Tenslotte moet volgens [eiseres] het ontvankelijkheidsverweer worden verworpen, omdat CSU Personeel niet door het gebruik van de foutieve partijnaam in de dagvaarding niet is benadeeld of in haar verdediging is geschaad.
3. De kantonrechter is van oordeel dat de hiervoor vermelde redenering van [eiseres] geen stand kan houden. Mede op grond van de door CSU in het geding gebrachte en niet door [eiseres] betwiste schriftelijke arbeidsovereenkomst van 1 november 2004 staat vast, dat CSU niet de formele werkgever van [eiseres] is, maar CSU Personeel. Het enkele feit dat in de conclusie van antwoord CSU Personeel als gedaagde is vermeld – volgens CSU is dit per abuis gebeurd - brengt niet mee dat CSU Personeel geacht moet worden daarmee de procedure te hebben overgenomen of dat CSU Personeel als procespartij moet worden beschouwd. Het is immers maar de vraag of CSU Personeel hiermee zou instemmen, nu CSU heeft laten weten dat zij vanwege een omissie bij antwoord CSU Personeel als gedaagde heeft opgevoerd in plaats van zichzelf. Aangenomen moet namelijk worden dat CSU hier doelt op een omissie van haar zelf. Het is aan [eiseres] om de juiste rechtspersoon in rechte te betrekken. Mede gelet op de door CSU in het geding gebrachte uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, kan de omstandigheid dat zij de onjuiste partij heeft gedagvaard, niet voor risico van CSU komen. Daarenboven heeft [eiseres] haar stelling dat CSU geen rechtens te respecteren belang heeft bij haar verweer, niet onderbouwd. Nu gesteld noch gebleken is dat [eiseres] een vordering heeft op CSU, kan zij niet worden ontvangen in haar vordering.
4. De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering op CSU;
- veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van CSU tot en met vandaag worden begroot op € 600,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.