ECLI:NL:RBHAA:2012:BV7229

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
24 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
542094 \ VV EXPL 12-3
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorbetaling salaris in kort geding na betwisting ontslag door werknemer

In deze zaak vorderde de werknemer in kort geding de doorbetaling van zijn salaris van de werkgever, Joan's Scheepsstofferingen. De werkgever stelde dat de werknemer op 3 november 2011 ontslag had genomen, wat de werknemer betwistte. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de werknemer daadwerkelijk ontslag had genomen. De werknemer had zich na een emotionele woordenwisseling ziek gemeld, en zijn vader had dit bevestigd aan de werkgever. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever had moeten onderzoeken of de werknemer daadwerkelijk de intentie had om ontslag te nemen, vooral na de ziekmelding. De vordering van de werknemer werd toegewezen, waarbij de werkgever werd veroordeeld tot betaling van 70% van het salaris over de maanden november en december 2011, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden ook aan de werkgever opgelegd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagmeldingen, vooral in situaties waarin werknemers zich in een kwetsbare emotionele toestand bevinden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 542094 \ VV EXPL 12-3
datum uitspraak: 24 januari 2012
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij, hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. J.A. van den Berg
tegen
1. de vennootschap onder firma
Joan's Scheepsstofferingen/Schuimrubberhandel/Safety Norm
te IJmuiden
2. de vennoot [XXX]
te [woonplaats]
3. de vennote [YYY]
te [woonplaats]
gedaagde partijen, hierna gezamenlijk te noemen Joan's Scheepsstofferingen
gemachtigde mr. N. Bakker
De procedure
[eiser] heeft Joan's Scheepsstofferingen op 10 januari 2012 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 januari 2012, waarbij de gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities. Partijen hebben nog stukken in het geding gebracht.
De feiten
a. [eiser] was als productiemedewerker in dienstbetrekking werkzaam bij Joan's Scheepsstofferingen op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
b. Het salaris van [eiser] bedraagt (in ieder geval) € 2.212,83 bruto per maand, exclusief 8% vakantiegeld en andere emolumenten.
c. Tijdens een gesprek met Joan's Scheepsstofferingen op 3 november 2011 is [eiser] met medeneming van geluidsboxen, die zijn eigendom zijn, naar huis gegaan.
d. Op 3 november 2011 heeft de vader van [eiser] hem bij Joan's Scheepsstofferingen ziek gemeld.
e. Die ziekmelding is door Joan's Scheepsstofferingen niet geaccepteerd.
f. Bij brief van 3 november 2011 heeft Joan's Scheepsstofferingen het volgende aan [eiser] geschreven:
“Hierbij bevestigen wij dat wij Uw aanzegging van ontslag op staande voet accepteren.
Na inlevering van de in Uw bezit zijnde bedrijfskleding zullen wij een afrekening maken van de eventueel U nog toekomende gelden.”
g. [eiser] heeft bij aangetekende brief van 4 november 2011het volgende aan Joan's Scheepsstofferingen medegedeeld:
“Hierbij bevestig ik U mijn ziekmelding, deze is gedaan door mijn vader op donderdagmiddag 3 november 2011. En tevens nogmaals op vrijdagochtend 4 november 2011. Daar ik hier zelf op dat moment niet toe in staat was.
Ik ben na een woordenwisseling over mijn pensioenvoorziening, tijdens de pauze, kwaad en in verwarde toestand weggelopen. Ik werd boos omdat ik na 1,5 jaar nog steeds niet weet waar ik aan toe ben met mijn pensioen. Hier heb ik al meerdere malen naar gevraagd en het is nog steeds niet duidelijk en geregeld.
Ik ben ’s middags direct naar mijn huisarts gegaan, deze heeft geconstateerd dat ik een zware depressie heb en niet in staat ben om op dit moment te werken. Ik heb medicijnen gekregen. Tevens wil ik u medelen dat de woorden en de dingen die gezegd zijn, in verwarde c.q. boze toestand zijn gezegd. En mij daarom niet kunnen worden aangerekend!”
h. Vervolgens heeft [eiser] bij brief van 7 november 2011 het volgende aan Joan's Scheepsstofferingen medegedeeld:
“(…)
Ik heb u op 4 november 2jl., een brief gestuurd per aangetekende post, waarin ik één en ander verwoord heb. Ik ga hier dan ook niet akkoord met de aanzegging dat ik op staande voet ontslag heb genomen en ga niet akkoord met uw beëindiging van mijn vaste dienstverband.
U bent op donderdagmiddag 3 november jl., telefonisch op de hoogte gebracht van mijn ziekmelding door mijn vader, dit heeft hij gedaan bij [YYY]. Tevens heeft hij nogmaals gebeld op vrijdagochten 4 november jl., rond +/- 09:00 uur en heeft hij gesproken met [XXX]. Er is uitvoerig gesproken over mijn crisissituatie/zware depressie en mijn verwarde toestand. Hiervoor heb ik inmiddels medicijnen gekregen.
Op donderdagmiddag 3 november jl., heb ik een bezoek aan mijn huisarts gebracht om 15:00 uur. Hij heeft mij met spoed medicijnen gegeven en doorverwezen naar het SPYQ te Haarlem. In afwachting van de gespreksuitkomst hou ik u hiervan op de hoogte. (…)”
i. Bij brief van 16 november 2011 heeft Joan's Scheepsstofferingen de eindafrekening aan [eiser] gezonden, waaruit volgens Joan's Scheepsstofferingen blijkt dat [eiser] nog € 300,38 aan Joan's Scheepsstofferingen verschuldigd is.
j. Bij brief van 18 november 2011 heeft [eiser] tegen deze eindafrekening geprotesteerd.
k. Bij brief van 25 november 2011 heeft de gemachtigde van [eiser] Joan's Scheepsstofferingen gesommeerd om tot betaling van het verschuldigde salaris over te gaan.
l. Joan's Scheepsstofferingen heeft in haar standpunt volhard en niet aan de onder k. genoemde sommatie voldaan.
De vordering
[eiser], na ter zitting zijn eis te hebben aangepast, vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van Joan's Scheepsstofferingen tot betaling van:
I. € 1.648,99 bruto per maand (=70% van het loon) over de maanden november en december 2011 en daarna zo lang als de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd en wel binnen drie dagen na het vonnis;
II. de wettelijke verhoging van 50% over de niet-tijdig voldane salarisbetalingen en wel binnen drie dagen na het vonnis;
III. de wettelijke rente over het gevorderde onder I en II vanaf de datum van verzuim tot de dag der algehele voldoening en wel binnen drie dagen na het vonnis;
IV. de buitengerechtelijke kosten conform de Aanbevelingen van de Werkgroep van de Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak van november 2002;
V. de kosten van deze procedure.
[eiser] stelt daartoe het volgende.
Op 3 november 2011 heeft [eiser] na een emotionele woordenwisseling met Joan's Scheepsstofferingen over een door hem gewenste pensioenregeling het werk verlaten. [eiser] is naar huis gegaan en heeft zich direct bij de huisarts gemeld. De huisarts stelde als diagnose een zware depressie, schreef medicijnen voor en heeft [eiser] verwezen voor geestelijke hulp. De vader van [eiser] heeft hem diezelfde dag ziek gemeld bij Joan's Scheepsstofferingen.
[eiser] betwist zelf ontslag te hebben genomen. Zelfs indien dat wel het geval zou zijn, dan had Joan's Scheepsstofferingen moeten controleren of [eiser] serieus bedoelde ontslag te nemen, zeker gezien de emotionele gemoedstoestand waarin [eiser] de betrokken middag verkeerde. Joan's Scheepsstofferingen heeft dit nagelaten en heeft, zelfs na de herhaalde berichten van [eiser] dat hij ziek was en zeker niet had bedoeld ontslag te nemen, haar onjuiste standpunt gehandhaafd.
Tijdens ziekte wordt 70% van het loon betaald. Het loon bedraagt € 2.212,83.
70% daarvan bedraagt derhalve € 1.548,99. Er is volgens Joan's Scheepsstofferingen voorlopig € 100,00 per maand extra als pensioenvoorziening toegezegd, zodat de bruto loonvordering per maand € 1.648,00 bedraagt.
Het verweer
Joan's Scheepsstofferingen betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan:
Joan's Scheepsstofferingen is geen salaris meer verschuldigd, omdat [eiser] op 3 november 2011 de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.
Diverse getuigen hebben hem duidelijk horen zeggen dat hij ontslag nam.
[eiser] had voldoende tijd om zich te bedenken, maar dat heeft hij niet gedaan. Bovendien heeft [eiser] zijn geluidsboxen meegenomen.
Voor zo ver de kantonrechter zou oordelen dat geen sprake is geweest van opzegging, dan geldt dat [eiser] slechts recht heeft op 70% van het salaris.
Bovendien is bij de eindafrekening al een klein gedeelte van november meegenomen, waardoor [eiser] niet een volledig salaris over november kan vorderen.
Tot op heden heeft [eiser] de auto die hij van [YYY] heeft overgenomen niet afbetaald. Het gaat om een bedrag van € 1.250,00 dat Joan's Scheepsstofferingen wenst te verrekenen.
De beoordeling van het geschil
1. Vooropgesteld wordt dat een voorlopige voorziening zoals gevraagd alleen kan worden toegewezen als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat in een eventueel tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering van [eiser] tot een toewijzing daarvan zal leiden. De kantonrechter is voorshands, op grond van de thans voorliggende gegevens, van oordeel dat dit wel het geval is.
2. Om te kunnen aannemen dat een werknemer zelf ontslag neemt, is vereist dat sprake is van een ondubbelzinnige op beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerichte wilsuiting van de werknemer.
3. Naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter is van dergelijke verklaring hier geen sprake. Het enkele feit dat [eiser] op 3 november 2011 heeft gezegd “ik ga weg” en vervolgens zijn geluidsboxen heeft meegenomen, kon door Joan's Scheepsstofferingen niet als een ondubbelzinnige op beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerichte wilsuiting worden opgevat. Daarbij geldt dat de uitlating door [eiser] is gedaan na afloop van een woordenwisseling en dat de vader van [eiser] diezelfde dag [eiser] bij Joan's Scheepsstofferingen heeft ziek gemeld. Nu voorts [eiser] zelf bij brief van 4 november 2011 aan Joan's Scheepsstofferingen heeft medegedeeld dat hij zijn uitlating in verwarde dan wel boze toestand heeft gedaan, was het onder die omstandigheden de plicht van Joan's Scheepsstofferingen om nader te onderzoeken of bij [eiser] inderdaad de wil aanwezig was om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Ook indien de situatie op
3 november 2011 voor Joan's Scheepsstofferingen geen aanleiding gaf tot twijfel aan de wil van [eiser], dan heeft te gelden dat dit in ieder geval anders was na de ziekmelding door de vader van [eiser] op 3 november 2011 en na de ontvangst van de brief van 4 november 2011 van [eiser]. Na de ontvangst van die brief had het zeker op de weg van Joan's Scheepsstofferingen gelegen om nader onderzoek te doen.
4. De verklaringen van andere werknemers waar Joan's Scheepsstofferingen zich op beroept, brengen geen verandering in dat voorlopige oordeel. Daargelaten dat uit geen der verklaringen een ondubbelzinnige op beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerichte wilsuiting van [eiser] valt af te leiden, blijft op Joan's Scheepsstofferingen de eigen verplichting rusten om het bovengenoemde nadere onderzoek te verrichten.
5. Op grond van het vorenstaande is de kantonrechter voorlopig van oordeel dat niet gezegd kan worden dat [eiser] zelf ontslag heeft genomen.
6. De kantonrechter gaat er dus van uit dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat, zodat de betaling om het loon te betalen eveneens bestaat.
7. Partijen zijn het erover eens dat [eiser] slechts recht heeft op 70% van het loon. Nu Joan's Scheepsstofferingen zich ook op dat standpunt heeft gesteld, erkent zij kennelijk dat [eiser] ziek is.
8. Partijen verschillen van inzicht over de vraag of het genoemde bedrag van € 100,00 per maand is inbegrepen in het brutoloon van € 2.212,83.
Volgens Joan's Scheepsstofferingen is dat wel, maar volgens [eiser] is dat niet het geval. In het kader van dit geding kan niet worden vastgesteld of het bedrag van € 2.212,83 met € 100,00 moet worden verhoogd. Daarom gaat de kantonrechter uit van het brutoloon van € 2.212,83 per maand, waarvan 70% € 1.548,99 beloopt, zoals door Joan's Scheepsstofferingen is gesteld.
9. Bij de eindafrekening is door Joan's Scheepsstofferingen ten onrechte € 1.250,00 verrekend voor de auto die [eiser] van [YYY] heeft overgenomen. Uit niets is immers gebleken dat [YYY] haar auto aan [eiser] heeft verkocht als vennote van de Joan's Scheepsstofferingen. De kantonrechter moet er dus van uit gaan dat dit een privé aangelegenheid van [YYY] was. Verrekening met het door Joan's Scheepsstofferingen verschuldigde salaris kan daarom niet plaatsvinden. Die verrekening had tot gevolg dat volgens Joan's Scheepsstofferingen [eiser] nog € 300,38 moest betalen. Er is dus in het geheel niets aan [eiser] betaald, dus ook niet al een klein deel van het loon over november 2011. Daarom wordt ook voor november 2011 70% van het volledige maandloon toegewezen.
10. De gevorderde wettelijke verhoging wordt afgewezen, nu een spoedeisend belang daarbij niet is gesteld of gebleken en niet kan worden uitgesloten dat deze verhoging in de bodemprocedure zal worden gematigd.
11. De buitengerechtelijke incassokosten, die door Joan's Scheepsstofferingen zijn betwist, worden als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
12. De wettelijke rente is als steunend op de wet toewijsbaar.
13. Joan's Scheepsstofferingen zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt Joan's Scheepsstofferingen om binnen drie dagen na heden bij wijze van voorlopige voorziening aan [eiser] te betalen € 1.548,99 bruto per maand over de maanden november 2011 en december 2011 en daarna telkens per maand zo lang de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd, alles vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van verschuldigdheid van de onderscheiden loonbetalingen tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt Joan's Scheepsstofferingen in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 76,17
griffierecht € 207,00
salaris gemachtigde € 500,00.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Weigert de meer of anders gevorderde voorlopige voorzieningen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde uitspraakdatum.
Coll.