ECLI:NL:RBHAA:2012:BV6125
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aanhouding van vorderingen tegen luchtvaartmaatschappijen in afwachting van prejudiciële vragen door het Hof van Justitie
In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., de luchtvaartmaatschappij Martinair Holland N.V. gedagvaard op basis van EU Verordening 261/2004 en het Sturgeonarrest, met als doel compensatie te vorderen wegens vertraging. De luchtvaartmaatschappij heeft schriftelijk geantwoord en op 23 januari 2012 vond een comparitie van partijen plaats, waarin de standpunten van beide partijen verder werden toegelicht. Tijdens deze comparitie werden ook andere gelijksoortige zaken behandeld.
De luchtvaartmaatschappij heeft aangevoerd dat er geen duidelijkheid en uniforme rechtspraak in Nederland is, waardoor het oordeel van de hoogste Nederlandse rechter moet worden afgewacht. Dit is van belang omdat een veroordeling tot betaling van compensatie door de kantonrechter in veel zaken met een belang onder de appèlgrens leidt tot een onherroepelijke betalingsverplichting. Indien later blijkt dat er geen recht op compensatie bestaat, kan de luchtvaartmaatschappij het betaalde niet zonder meer terugvorderen van de passagiers. De luchtvaartmaatschappij heeft ook inhoudelijk betoogd dat vertraging een wezenlijk ander karakter heeft dan annulering of instapweigering, en dat zij niet of nauwelijks invloed heeft op vertragingen.
De kantonrechter heeft de belangen van de passagiers bij een snelle beslissing en de belangen van de luchtvaartmaatschappij bij aanhouding afgewogen. De kantonrechter oordeelt dat het evidente belang van de luchtvaartmaatschappij bij aanhouding, in afwachting van duidelijkheid over de rechtsgeldigheid van het Sturgeonarrest, prevaleert boven het belang van de passagiers bij een snelle beslissing. De procedure wordt aangehouden totdat het Hof van Justitie de prejudiciële vragen over de rechtsgeldigheid van het Sturgeonarrest heeft beantwoord. De zaak wordt verwezen naar de rol van 22 november 2012, waarbij iedere verdere uitspraak wordt aangehouden.