Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (Bbtv) wordt een tolk of vertaler in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen:
a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:
1°. een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel baccalaureus te voeren;
2°. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of
3°. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend;
b. hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties.
2.13 Zoals eerder in de tussenuitspraak van 20 januari 2011 is overwogen is niet in geschil dat eiseres niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 8, eerste lid, onder a, van het Bbtv en dat zij anderszins dient aan te tonen te voldoen aan de wettelijke competenties als bedoeld onder b van het eerste lid van datzelfde artikel. Dit is uitgewerkt in de beleidsregel opgenomen in artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv.
Niet in geschil is dat eiseres dient aan te tonen te voldoen aan de in dat artikel opgesomde eisen.
2.14 Ter beoordeling staat derhalve of eiseres anderszins heeft aangetoond te voldoen aan de wettelijke competenties. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiseres dit niet heeft kunnen aantonen en dat geen sprake is van een uitzonderlijk geval welke aanleiding is om het verzoek van eiseres om inschrijving in het Rbtv voor de te leggen aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers.
Uit de door eiseres overgelegde certificaten kan niet worden afgeleid dat eiseres beschikt over een werk- en denkniveau op Hbo-niveau, dan wel taalvaardigheid of tolkvaardigheid op Hbo-niveau. Ook mogelijk door eiseres gevolgde cursussen – al dan niet met een positief resultaat afgerond – bieden hiervoor geen aanknopingspunt. Niet relevant is of, zoals eiseres stelt, sommige vaardigheden die verlangd worden (vertalen a vue) in de praktijk niet of nauwelijks nodig zijn – wat daar ook van zij – nu uitgangspunt zijn de wettelijke competenties zoals opgenomen in de Wbtv en uitgewerkt in het Bbtv en het Besluit inschrijving Rbtv.
Ook het betoog van eiseres dat uit de omstandigheden van het geval, namelijk haar verblijf in het buitenland, kan worden afgeleid dat zij beschikt over werk- en denkniveau op Hbo-niveau, treft geen doel. Uit zowel artikel 8, eerste lid, onder b, van de Bbtv als het beleid zoals opgenomen in het Besluit inschrijving Rbtv blijkt dat eiseres dient aan te tonen dat zij beschikt over de vereiste competenties. De bewijslast hiervoor ligt bij eiseres. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiseres hierin niet is geslaagd.
2.15 Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak zijn de bestreden besluiten onvoldoende gemotiveerd, hetgeen in strijd is met artikel 7:12 van de Awb. De beroepen zijn gegrond. De besluiten van 17 april 2009 en 10 september 2009 dienen wegens strijd met 7:12 van de Awb te worden vernietigd.
2.16 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verweerder in diens nadere motivering de geconstateerde motiveringsgebreken heeft hersteld. De rechtbank zal daarom bepalen dat de rechtsgevolgen van de besluiten geheel in stand blijven.
2.17 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht is het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld). Voor het indienen van het beroepschrift in zaaknummer 10-2201 wordt 1 punt toegekend x € 322,-- (1 x € 322,-- = € 322,--), nu het beroep vóór 1 oktober 2009 is ingesteld. Voor het indienen van het beroepschrift in zaaknummer 10-2919 wordt 1 punt toegekend, voor het verschijnen ter zitting wordt 1 punt toegekend en voor het geven van repliek op de nadere motivering van verweerder wordt 0,5 punt toegekend x € 437,-- per punt (2,5 x € 437,-- = € 1092,50).