ECLI:NL:RBHAA:2012:BV3039

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 543139 / VV EXPL 12-13
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van werknemer na gewelddadig incident met leidinggevende

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 9 februari 2012 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen [eiser] en FireSense Benelux B.V. [eiser] was sinds 10 maart 2008 in dienst bij FireSense als logistiek medewerker. Op 14 december 2011 vond er een gewelddadig incident plaats tussen [eiser] en zijn chef, waarbij [eiser] zijn chef fysiek aanviel. Dit leidde tot een ontslag op staande voet, dat door [eiser] als nietig werd betwist. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet voorshands terecht was, omdat het gedrag van [eiser] als ernstig werd beschouwd. De kantonrechter verwierp het verweer van [eiser] dat er geen wederhoor was toegepast, aangezien er geen wettelijke verplichting tot wederhoor bestond in deze situatie. De vordering van [eiser] tot loondoorbetaling en wedertewerkstelling werd afgewezen. FireSense's verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd toegewezen op basis van de verstoring van de arbeidsrelatie, zonder toekenning van enige vergoeding. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werknemers om zich te houden aan de gedragsnormen op de werkvloer, vooral in de omgang met leidinggevenden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 543139 / VV EXPL 12-13
datum uitspraak: 9 februari 2012
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [adres]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. P. Wieringa
tegen
FireSense Benelux B.V.
te Diemen
gedaagde partij
hierna te noemen FireSense
gemachtigde mr. L. Bijl
De procedure
Op gronden zoals in de dagvaarding vermeld heeft [eiser] een vordering ingesteld tegen FireSense strekkende tot het verkrijgen van een onmiddellijke voorziening bij voorraad.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 januari 2012, tegelijk met de mondelinge behandeling van een door FireSense (voorwaardelijk) verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen, zaaknummer 541307 / AO VERZ 12-2.
Op deze terechtzitting heeft FireSense geconcludeerd voor antwoord. Bij die gelegenheid heeft FireSense tevens een, vooraf aangekondigde, tegenvordering ingesteld tegen [eiser], waarop laatstgenoemde ter terechtzitting heeft geantwoord.
Daarna hebben partijen hun respectieve standpunten nader toegelicht.
De gemachtigden van partijen hebben zich daarbij bediend van pleitnotities.
De griffier heeft aantekening gehouden van wat ter terechtzitting is voorgevallen. Deze aantekeningen worden zo nodig in de vorm van een proces-verbaal uitgewerkt.
Tenslotte is de uitspraak van dit vonnis op vandaag bepaald, te 14.00 uur.
De vorderingen.
[eiser] vordert (in conventie) als onmiddellijke voorziening bij voorraad dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. FireSense zal veroordelen tot nakoming van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die tussen partijen bestaat;
II. FireSense zal veroordelen tot wedertewerkstelling van [eiser], op straffe van een dwangsom;
III. FireSense zal veroordelen tot (door)betaling van het aan [eiser] toekomende salaris vanaf 14 december 2011 tot en met de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig beëindigd zal zijn, met rente en wettelijke verhoging;
IV. FireSense zal veroordelen in de proceskosten.
Grondslag van de vordering in conventie is dat het op 14 december 2012 aan [eiser] gegeven ontslag op staande voet als nietig moet worden aangemerkt, zodat [eiser] recht heeft op wedertewerkstelling en loondoorbetaling
FireSense vordert (in reconventie) als onmiddellijke voorziening bij voorraad dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [eiser] zal veroordelen om aan FireSense te betalen de gefixeerde schadevergoeding van € 4.257,29 met rente en proceskosten.
Grondslag van de vordering in reconventie is dat het op 14 december 2012 aan [eiser] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, zodat [eiser] ter zake schadeplichtig is geworden.
De verweren.
De verweren strekken tot afwijzing van de respectieve vorderingen.
De feiten
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan omdat deze niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist zijn gebleven.
1. [eiser], [leeftijd] is sinds 10 maart 2008 bij FireSense in dienst, op het laatst in de functie van logistiek medewerker tegen een salaris van € 2.600,-- bruto per maand exclusief vakantiebijslag.
2. Tot medio 2011 waren er geen serieuze aanmerkingen op het gedrag van [eiser]. Daarna verslechterde de situatie. [eiser] was vaak humeurig, hield zich bij ziekmeldingen niet altijd strikt aan de formele regels en kwam steeds vaker in conflict met zijn directe chef, de heer [naam] over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden verrichtte.
3. Op 12 december 2011 verzocht [eiser] om het opnemen van vakantiedagen, die [naam] alleen wilde toekennen als [eiser] zijn werk af had. [eiser], die zich ten onrechte bekritiseerd voelde, was het niet eens met deze reactie.
4. Op 14 december 2011 is de zaak geëscaleerd. Na een woordenwisseling over die vakantiedagen is [eiser] richting magazijn gelopen, gevolgd door [naam] die het niet vond kunnen dat [eiser] zo bij hem wegliep. In het magazijn is de ruzie voortgezet, waarna het tot een ontlading is gekomen, waarbij [naam] door [eiser] in elk geval lijfelijk is aangevallen. Daarbij is [naam] op de grond terecht gekomen en is diens bril vernield. [eiser] heeft bij die gelegenheid een bloedende hand opgelopen.
5. Na het hiervoor onder 4. beschreven incident is directeur [naam], die vanaf het toilet getuige was geweest van de woordenwisseling in het magazijn, naar het magazijn gegaan. Op de weg daarheen kwam hij [eiser] tegen, die zonder tekst en uitleg langs hem heen is gelopen en naar huis is gegaan. In het magazijn trof [naam] meergenoemde [naam] aan, die hem vertelde dat hij zojuist was aangevallen door [eiser]. [naam] die op [naam] een zwaar aangeslagen indruk maakte, had geen bril op. Samen hebben ze daar nog naar gezocht, maar hebben die toen niet kunnen vinden.
6. Op 15 december 2011 in de vroege morgen is [eiser] teruggekeerd op het werk. Hij is toen naar directeur [naam] gelopen. Toen beide heren tegenover elkaar stonden heeft [naam] een vragend gebaar gemaakt en gezegd ‘wat nu?’of woorden van die strekking, waarop [eiser] heeft geantwoord ‘dat is aan jou,’ of woorden van die strekking. Hij heeft geen enkele poging ondernomen om een verklaring of excuus te geven voor het incident van de vorige dag. Daarop heeft [naam] hem gezegd dat hij toch wel begreep, dat hij hem onder deze omstandigheden niet kon handhaven en dat hij niet anders kon, dan hem op staande voet ontslaan. Vervolgens heeft [eiser] zijn pasje ingeleverd en is hij zonder verder commentaar vertrokken. Het ontslag op staande voet is de volgende dag schriftelijk bevestigd.
7. [eiser] heeft zich niet neergelegd bij het gegeven ontslag en heeft de nietigheid daarvan tijdig ingeroepen.
De beoordeling van het geschil
In reconventie.
Om redenen van proceseconomie wordt eerst de vordering in reconventie behandeld.
Van de kant van [eiser] is aangevoerd, dat deze vordering in elk geval wegens onvoldoende spoedeisend belang moet worden afgewezen. Van de kant van FireSense is voldoende spoedeisendheid niet, dan wel onvoldoende gesteld, terwijl daarvan ook overigens niet is gebleken.
Dat betekent dat de vordering in reconventie op die formele grond niet kan slagen.
In conventie.
De vordering in conventie is naar zijn aard wel voldoende spoedeisend.
Partijen blijken eerst en vooral verdeeld over de vraag, of het op 14 december 2011 aan [eiser] gegeven ontslag op staande voet al dan niet als rechtsgeldig moet worden aangemerkt. In het kader van de onderhavige procedure kan daarover slechts een voorlopig oordeel worden gegeven, waaraan partijen in een (mogelijke) bodemprocedure geen rechten kunnen ontlenen.
Daarover wordt als volgt geoordeeld.
Aan [eiser] moet worden toegegeven dat het aan hem mondeling gegeven ontslag op staande voet geheel en al gegrond was op het hiervoor onder 4. bedoelde gewelddadige incident. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] op dat moment moest begrijpen, dat dit ontslag mede gegrond werd op de jegens hem al daarvoor geuite klachten over zijn functioneren. Dat daaraan in de schriftelijke bevestiging van het ontslag wel wordt gerefereerd, kan daarom niet (alsnog) mee worden gewogen bij de beoordeling van dat ontslag.
Door [eiser] is erkend, dat hij zich inderdaad heeft schuldig gemaakt aan het fysiek aanvallen van zijn chef, de heer [naam]. Dat het hier slechts zou zijn gegaan om een min of meer onschuldige duw, waarna genoemde [naam] zich theatraal zelf op de grond zou hebben laten vallen, acht de kantonrechter volstrekt ongeloofwaardig. In het midden kan blijven of [eiser] nu heeft geduwd of geslagen, voldoende is gebleken dat hij [naam] zo hardhandig heeft aangevallen, dat deze tengevolge daarvan op de grond is gevallen en zijn bril is verloren. Dergelijk gedrag jegens een leidinggevende is naar zijn aard dusdanig ernstig op te vatten, dat dit een ontslag op staande voet in de regel zal rechtvaardigen.
Er zijn omstandigheden denkbaar waarin het voorgaande niet opgaat, maar die heeft de kantonrechter vooralsnog niet kunnen vinden. Het mag misschien waar zijn, dat [eiser] ten tijde van dit incident zo boos was dat hij zich, minder althans dan de gemiddelde mens, niet voldoende meer kon beheersen, maar dat doet aan de ernst van zijn misdraging niet af. Op de werkvloer moeten leidinggevenden erop kunnen vertrouwen, dat zij van dergelijke fysieke confrontaties verschoond blijven. Dat zou wellicht anders kunnen uitpakken als degene, die het slachtoffer wordt van een dergelijke aanval, deze als het ware heeft uitgelokt, door betrokkene dusdanig ernstig en/of langdurig te (blijven) uitdagen en/of pesten, dat op zijn minst sprake is van een behoorlijke mate van medeschuld. Daarvan is in het onderhavige geval echter niet gebleken. Misschien was het achteraf verstandiger geweest als [naam] op 14 december niet achter [eiser] was aangelopen, maar dat is wat anders dan uitlokken, uitdagen en/of pesten. Het was de taak van [naam] om [eiser] te controleren en zo nodig ‘op zijn huid te zitten’, als het werk dat eiste. Het is niet aan de kantonrechter om te beoordelen of dat op 14 december 2012 ook nodig was. Waar het om gaat is, dat [naam] binnen de gestelde arbeidsrechtelijke kaders [eiser] indringend op diens verantwoordelijkheden heeft willen wijzen, waarop hij door [eiser] zo is aangevallen, dat hij op de vloer terecht kwam en zijn bril verloor. Dat [naam] daarbij een persoonlijke rekening met [eiser] wilde vereffenen, zoals door [eiser] is aangevoerd, is zelfs niet aannemelijk geworden.
Samengevat oordeelt de kantonrechter, dat de aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde dringende reden voldoende is komen vast te staan en dat deze dat ontslag ook kan dragen.
Van de kant van [eiser] is daarnaast nog een formeel bezwaar aangevoerd tegen dat ontslag. Volgens [eiser] is hij niet in de gelegenheid geweest, althans gesteld, om zijn kant van het verhaal te vertellen, voordat hij op staande voet werd ontslagen.
Daarover wordt als volgt geoordeeld.
Voorop gesteld moet worden, dat het uitgangspunt, dat geen ontslag op staande voet kan plaatsvinden zonder het toepassen van wederhoor, geen steun vindt in het recht, met name niet in de artikelen 7:677 en 678 van het Burgerlijk Wetboek (Gerechtshof den Haag, 29 november 2011, LJN: BU7157). De door [eiser] bedoelde hoorplicht kan onder de gegeven omstandigheden alleen worden ontleend aan het beginsel van goed werkgeverschap, zoals bedoeld in artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan in de gegeven omstandigheden niet worden volgehouden, dat [eiser] niet in de gelegenheid is geweest om zijn kant van het verhaal te vertellen, voordat hij werd ontslagen. Het mag waar zijn dat FireSense reeds op 14 december in beginsel had besloten dat een ontslag op staande voet in dit geval de enige juiste reactie was op het wangedrag van [eiser], maar daarbij moet wel worden aangetekend, dat [eiser] op 14 december 2011 zelf zonder commentaar het pand had verlaten, terwijl niets eraan in de weg stond om toen onmiddellijk zijn verhaal te vertellen aan de daar aanwezige directeur. Ook op 15 december 2011 had hij die kans, maar koos hij ervoor om er het zwijgen toe te doen. Als [eiser] toen onmiddellijk zijn excuses had aangeboden en had laten blijken het goed te willen maken, dan had de directeur wellicht nog eens bij zichzelf te rade kunnen gaan, of het voorgenomen ontslag nu echt doorgang moest vinden, al dan niet onder oplegging van een minder vergaande maatregel. Onder de gegeven omstandigheden kan echter niet worden volgehouden, dat het beginsel van goed werkgeverschap met zich meebracht, dat [eiser] niettegenstaande zijn zwijgen alsnog een formele mogelijkheid moest worden geboden om zijn verhaal te doen, voordat het ontslag op staande voet mocht worden gegeven.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat de vordering in conventie in al zijn onderdelen als ongegrond moet worden afgewezen.
In conventie en in reconventie.
Over de proceskosten moet worden beslist zoals hierna bepaald.
Beslissing
De gevorderde voorzieningen worden over en weer geweigerd.
FireSense wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure in reconventie, deze voor zover gerezen aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op nihil.
[eiser] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure in conventie, deze voor zover gerezen aan de zijde van FireSense tot op heden begroot op € 400,-- wegens salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 februari 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.