ECLI:NL:RBHAA:2012:BV2967

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
4 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
538234 / VV EXPL 11-312
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens bedreiging door huurder

In deze zaak vordert eiser, een huiseigenaar, in kort geding de ontruiming van een kamer die hij verhuurt aan gedaagde, na een bedreiging met een keukenmes door gedaagde. Eiser stelt dat gedaagde zich niet als een goed huurder heeft gedragen en dat de bedreiging hem zo heeft geschokt dat hij zich niet meer veilig voelt in zijn eigen woning. De kantonrechter oordeelt dat het tijdsverloop tussen de bedreiging en de vordering niet voldoende is om de vordering af te wijzen, vooral omdat gedaagde geen excuses heeft aangeboden en zijn gedrag niet heeft veranderd. De rechter wijst de vordering tot ontruiming toe, omdat eiser een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, gezien de voortdurende spanningen en de bedreigingen die hij heeft ervaren. De rechter benadrukt dat gedaagde zich niet heeft gedragen zoals een goed huurder betaamt en dat de kans groot is dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden. De proceskosten worden aan gedaagde opgelegd, omdat hij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 538234 / VV EXPL 11-312
datum uitspraak: 9 januari 2012
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. R. Vos
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. S. Faber
De procedure
[eiser] heeft [gedaagde] gedagvaard op 13 december 2011. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 januari 2012. De gemachtigden van partijen hebben pleitnotities overgelegd. Partijen hebben, voorafgaande aan de zitting, nog stukken in het geding gebracht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter zitting naar voren hebben gebracht.
De feiten
1. [eiser], woonachtig in Friesland en werkzaam voor de Provincie Noord-Holland, heeft in januari 2009 de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) in eigendom verworven. [eiser] verblijft twee à drie dagen per week in de woning.
2. [eiser] verhuurt in de woning een aantal kamers. Vanaf 14 oktober 2009 huurt [gedaagde] van [eiser] een kamer op de tweede verdieping van de woning tegen een huurprijs van (thans) € 87,94 per maand. De huurovereenkomst is aangegaan voor een jaar.
3. Bij brief van 6 september 2010 heeft [eiser] de huurovereenkomst opgezegd tegen 15 oktober 2010, omdat [gedaagde] zich niet als goed huurder gedraagt wegens (onder andere) het “langdurig open laten staan van ramen en deuren”.
4. Bij brief van 1 september 2010 heeft [eiser] wederom aan [gedaagde] medegedeeld de huurovereenkomst niet te zullen verlengen na 15 oktober 2010, waarbij [eiser] onder meer het volgende heeft opgemerkt:
“Je gedraagt je niet als een goed huurder o.a.
- omdat je mij zowel mondeling als per sms hebt bedreigd […]
- Je hebt aanwijzingen van mijn kant voor wat betreft het gesloten houden van je kamerdeur en het niet tegen elkaar open zetten van ramen […] genegeerd en belachelijk gemaakt.[…]
-zonder toestemming houd je een kat […]
- je rookt regelmatig wiet die zelfs op straat te ruiken schijnt te zijn. […]
- [XXX] heeft aangegeven dat de wietlucht, de plaslucht van de kat en het feit dat […] jij je kamerdeur voortdurend open hebt staan voor hem de belangrijkste reden is geweest de huur op te zeggen.”
5. Op 2 november 2010 heeft [eiser] [gedaagde] in rechte betrokken en ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd.
6. Bij vaststellingsovereenkomst van 9 februari 2011 hebben partijen het geschil tussen hen beëindigd.
7. Bij e-mailbericht van 27 februari 2011 heeft [eiser] onder meer het volgende aan [gedaagde] medegedeeld:
“Ik wil je bij dezen verzoeken om de deur van jouw kamer dicht te houden. Hij staat vrijwel altijd open en wij ervaren dit als een belemmering van onze privacy.”
8. Op 3 maart 2011 heeft [gedaagde] per e-mail onder meer het volgende aan [eiser] geantwoord:
“Heb ik jou niet gezegd dat ik geen emails wil ontvangen. […] Heb al een dik jaar last van jou op verschillende manieren en alles is exstreem ziek en smerig. Ik zou toch echt maar eens GOED NADENKEN- want straks heb je veel grotere problemen door jou eigen toedoen.”
9. Bij e-mailbericht van 29 maart 2011 heeft [eiser] [gedaagde] aangezegd een door deze op zijn kamerdeur gehangen bordje met de tekst “drunken persons crossing” te verwijderen.
10. Op 11 april 2011 heeft [gedaagde] onder andere het volgende antwoord aan [eiser] gestuurd:
“hee mongooltje […] laatste keer, geen emails meer want ik help je echt naar de kloten.”
11. Op 23 september 2011 heeft [gedaagde] [eiser] bedreigd met een keukenmes. In het proces-verbaal van aangifte is onder meer de volgende verklaring van [eiser] opgenomen:
“Op vrijdag 23 september 2011 […] was ik in mijn woning […] Ik zei tegen [gedaagde] dat er een nieuw meisje in de kamer naast [gedaagde] kwam wonen. […] Tevens vroeg ik [gedaagde] of hij wat ruimte wilde maken in de keuken […] Er ontstond een discussie en dit liep uit de hand. […] Opeens zag ik [gedaagde] zijn kamer in lopen. […] Ik zag dat [gedaagde] weer de gang in kwam lopen naar mij toe. Ik zag dat hij een mes in zijn handen had. Hij hield deze met zijn rechter hand vast, boven zijn hoofd. Het lemmet wees in mijn richting.”
12. Op 29 oktober 2011 heeft [eiser] wederom aangifte gedaan van bedreiging door [gedaagde]. In het proces-verbaal van die datum is onder meer de volgende verklaring van [eiser] opgenomen:
“Op vrijdag 14 oktober 2011 […] kwam ik op de tweede etage de heer [gedaagde] tegen. […] Ik hoorde de heer [gedaagde] gelijk zeggen: “Je bent weer bezig he”. Ik zei hem dat ik niet wist waar hij het over had. […] Toen zei hij: “je bent er fucking bij jonge, alles is geregeld”.”
13. Op 18 november 2011 heeft [gedaagde] de huurpenningen overgemaakt onder vermelding van het woord “Napoli”.
De vordering
[eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de woonruimte en tot betaling van de proceskosten. [eiser] stelt daartoe het volgende.
[gedaagde] heeft zich van meet af aan niet als goed huurder gedragen. Hij verspilt energie door steeds ramen en deuren open te laten staan. Van de opmerkingen van [eiser] om dit na te laten, trekt [gedaagde] zich niets aan en reageert slechts met schelden en dreigementen. Ook bezorgt [gedaagde] overlast aan de andere huurders door (onder andere) zijn wietgebruik. Twee van hen hebben daarom besloten de huur op te zeggen.
Maar het zijn met name de niet aflatende bedreigingen jegens [eiser], die de ontbinding van de huurovereenkomst en, daarop vooruitlopend, de ontruiming van de woning door [gedaagde] rechtvaardigen. Niet alleen heeft [gedaagde] zich beledigend en bedreigend jegens [eiser] uitgelaten in diverse e-mails, waaronder die van 3 maart en 11 april 2011, maar hij heeft [eiser] op 23 september 2011 zelfs met de dood, althans zwaar lichamelijk letsel bedreigd. [eiser] was daar zo door geschokt dat hij niet meer in zijn eigen huis durft te slapen. In plaats van het boetekleed aan te trekken - [gedaagde] is immers door de politie aangehouden en zal strafrechtelijk worden vervolgd - heeft [gedaagde] volhard in zijn intimiderende en bedreigende houding jegens [eiser]. Op 14 oktober 2011 heeft [gedaagde] [eiser] zodanig bedreigd, dat deze zich genoodzaakt zag wederom aangifte te doen. Daarbij heeft [gedaagde] het echter niet gelaten. Ook op 31 oktober 2011 heeft [gedaagde] tegen [eiser] gezegd dat hij “alles geregeld heeft” en dat [eiser] de naam Napoli goed moet onthouden. [gedaagde] heeft die laatste bedreiging kracht bijgezet door het bijschrift bij de huurbetaling van 18 november 2011.
Door de structurele bedreiging van [eiser] en de overlast die [gedaagde] bezorgt aan de andere bewoners, onder wie [eiser] zelf, schiet [gedaagde] zodanig tekort in zijn verplichting zich als goed huurder te gedragen, dat aannemelijk is dat de huurovereenkomst in een (inmiddels door [eiser] aanhangig gemaakte) bodemprocedure zal worden ontbonden. Van [eiser] kan, gelet op de ontstane situatie, niet worden verlangd dat hij de uitkomst van die procedure afwacht. [eiser] dient niet alleen in te staan voor het huurgenot van zijn andere huurders, maar lijdt ook zelf als medebewoner zodanig onder de door [gedaagde] gecreëerde spanningen, dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde ontruiming.
Het verweer
[gedaagde] betwist de vordering. Zijn verweer komt, kort samengevat, op het volgende neer.
Evenals bij de vorige procedure komt [eiser] met allerlei onterechte verdachtmakingen. [gedaagde] betwist dat hij [eiser] heeft uitgescholden en bedreigd, nadat deze hem had aangesproken over het open laten staan van ramen. Wel heeft [gedaagde] regelmatig bij [eiser] aangedrongen op het aanbrengen van een afzuigkap in de keuken. Zolang die er niet is, moet er regelmatig worden gelucht. [gedaagde] betwist dat hij zich moedwillig schuldig maakt aan energieverspilling.
Ook is het niet waar dat [gedaagde] de andere huurders heeft geïntimideerd of heeft weggepest. Er verblijven 6 huurders in de woning van [eiser]. Het is volstrekt normaal dat die het niet allemaal even goed met elkaar kunnen vinden.
Ten slotte beschuldigt [eiser] [gedaagde] valselijk van structurele bedreiging. De bewoordingen die [gedaagde] in de e-mails van 3 maart en 11 april 2011 heeft gebruikt zijn weliswaar fel van toon, maar dat is te begrijpen omdat [gedaagde] nog vol frustratie zat over de eerdere poging van [eiser] om hem uit zijn woning te krijgen. De bedreiging met het mes op 23 september 2011 heeft [eiser] zelf uitgelokt. Door zijn bazige en autoritaire manier van doen heeft hij ervoor gezorgd dat de zaak escaleerde en dat [gedaagde] door het lint ging. [gedaagde] heeft [eiser] op 14 oktober 2011 niet met de dood bedreigd. Hij heeft niets anders gezegd dan “Je bent weer bezig, hè?”. [gedaagde] had namelijk vernomen dat [eiser] had getracht om van de andere bewoners verklaringen tegen [gedaagde] los te krijgen. Ook betwist [gedaagde] dat hij op 31 oktober 2011 dreigende woorden tegen [eiser] heeft gesproken.
[gedaagde] is voorts van mening dat [eiser] geen spoedeisend belang bij zijn vordering heeft. De door [eiser] aan de vordering ten grondslag gelegde incidenten – de e-mails van 3 maart en 11 april 2011, de bedreiging met het mes op 23 september 2011 en de vermeende doodsbedreiging op 14 oktober 2011 – dateren alle van diverse maanden geleden.
[eiser] heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat hij niet veilig is in zijn eigen huis - hij heeft immers op 26 september 2011 aan de wijkagent gezegd dat hij de aangifte wilde intrekken - of dat [gedaagde] zodanige overlast veroorzaakt aan de andere bewoners, waardoor hij de uitkomst van de bodemprocedure niet zou kunnen afwachten.
De beoordeling
1. Anders dan [gedaagde] aanvoert, is de kantonrechter van oordeel dat het enkele tijdsverloop in dezen niet meebrengt dat aan de vordering tot ontruiming de spoedeisendheid ontbreekt. Naar genoegzaam is gebleken, heeft [gedaagde] nimmer een poging heeft gedaan om tegenover [eiser] zijn spijt te betuigen over het gebeurde. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verklaard dat ook niet van plan te zijn. Volgens hem valt het gebeurde weliswaar te betreuren, maar kan hem niet worden aangerekend dat hij [eiser] heeft bedreigd met het keukenmes omdat [eiser] hem daartoe had uitgelokt nu hij “er niet tegen kan als mensen hem intimideren”. Volgens [gedaagde] zijn daarom excuses van [eiser] beter op zijn plaats.
2. Het voorgaande, alsmede de gestelde en niet, althans onvoldoende weersproken incidenten van 29 oktober 2011 en 18 november 2011 in aanmerking nemende, is sprake van een nog steeds voortdurende situatie van ernstige spanningen tussen partijen. Gelet hierop en op de aard van de incidenten, acht de kantonrechter het niet onaannemelijk dat [eiser] zich in zijn woning niet meer veilig voelt zolang [gedaagde] daar verblijft. Daarom kan niet van hem worden gevergd de uitslag van de bodemprocedure af te wachten. De beslissing van [eiser] om de aangifte tegen [gedaagde] in te trekken, maakt dat niet anders. Niet alleen was dit blijkens de door [gedaagde] (als productie 2) overgelegde mailwisseling ingegeven uit angst voor verdere escalatie, ook is [eiser] op 27 september 2011 op die beslissing teruggekomen. Daarmee is het spoedeisend belang van de vordering gegeven.
3. De gevorderde voorlopige voorziening is slechts toewijsbaar als aan de hand van de feiten en omstandigheden in dit geding de verwachting gewettigd is dat in de tussen partijen nog te voeren bodemprocedure de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen. Ter zake wordt het volgende overwogen.
4. Vast staat dat [gedaagde] [eiser] op 23 september 2011 met een mes heeft bedreigd. Tevens staat vast dat het Openbaar Ministerie heeft besloten over te gaan tot strafvervolging van [gedaagde] in verband met dit feit. Wat er ook zij van de overige door [eiser] gestelde en door [gedaagde] betwiste bedreigingen en van de gestelde en eveneens door [gedaagde] betwiste overlast aan medebewoners, door [eiser] met het mes te bedreigen heeft [gedaagde] de grens van het betamelijke ruimschoots overschreden. Hierdoor heeft [gedaagde] zich niet heeft gedragen zoals een goed huurder betaamt, terwijl de door hem aangevoerde omstandigheden zijn gedrag naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter geenszins rechtvaardigen. Zijn gedrag is voorshands dan ook aan te merken als een zodanige tekortkoming in de nakoming van zijn verplichting zich als een goed huurder te gedragen, dat de ontbinding van de huurovereenkomst in de bodemprocedure een gerede kans van slagen heeft.
5. Dit brengt mee dat de vordering tot ontruiming van de woning bij wijze van voorlopige voorziening voor toewijzing vatbaar is.
6. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. De door [eiser] gevorderde vergoeding voor nakosten zal worden afgewezen, omdat thans onvoldoende vast staat dat die kosten daadwerkelijk zullen worden gemaakt en tot welk niveau. De over de proceskosten gevorderde rente zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] bij wijze van voorlopige voorziening om de door hem van [eiser] gehuurde kamer in de woning aan de [adres] te [woonplaats] drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen, leeg op te leveren en de sleutels aan [eiser] over te dragen;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 97,81
griffierecht € 71,00
salaris gemachtigde € 400,00;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten zoals hiervoor begroot, vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige voldoening.
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.