ECLI:NL:RBHAA:2012:BV2658

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/4641
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
  • A.C. Terwiel - Kuneman
  • L. Beijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Wet dwangsom bij handhavingsverzoeken ingediend vóór 1 oktober 2009

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 25 januari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [naam eiseres], en het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin het verzoek om een dwangsom vast te stellen wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar handhavingsverzoek werd afgewezen. Dit verzoek om handhaving was ingediend in de periode van 2006 tot en met 2010, waarbij eiseres herhaaldelijk had verzocht om handhavend op te treden tegen bouwactiviteiten die in strijd waren met de geldende bouwvergunningen op het perceel [locatie].

De rechtbank heeft overwogen dat de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen niet van toepassing is op het verzoek om handhaving, omdat dit verzoek vóór 1 oktober 2009 was ingediend. Eiseres betwistte dit standpunt en verwees naar latere verzoeken om handhaving, maar de rechtbank oordeelde dat deze verzoeken niet relevant waren voor de toepassing van de wet. De rechtbank concludeerde dat de wet niet van toepassing was, omdat de verzoeken om handhaving vóór de inwerkingtreding van de wet waren ingediend.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. J.M. Janse van Mantgem, en de beslissing werd openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij het beroepschrift binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10 - 4641
uitspraak van de meervoudige kamer van 25 januari 2012
in de zaak van:
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 mei 2010 heeft verweerder het verzoek om het vaststellen van een dwangsom wegens niet tijdig beslissen afgewezen.
Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft verweerder ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder verwezen naar het advies van de commissie bezwaarschriften.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 3 september 2010 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft op 2 december 2011 een nader stuk toegezonden.
Het beroep is - gelijktijdig met de zaken AWB 10-5761, AWB 11-141, AWB 11-1945, AWB 11-2306 en AWB 11-400 - behandeld ter zitting van 15 december 2011. Eiseres is in persoon verschenen vergezeld van haar gezinsleden. Verweerder is vertegenwoordigd door J. Pach en M. de Vries, beiden werkzaam bij de gemeente Zandvoort.
2. Overwegingen
2.1 In de periode 2006 tot en met 2010 heeft [naam familie ] verweerder herhaaldelijk verzocht om handhavend op te treden tegen het bouwen in afwijking van bouwvergunningen op het perceel [locatie].
2.2 Bij brief van 15 februari 2010 heeft [naam echtgenoot] bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn handhavingsverzoek van medio 2006. Verweerder heeft het bezwaar doorgezonden aan deze rechtbank als zijnde een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Bij uitspraak van 16 april 2010 (AWB 10-899) heeft deze rechtbank het beroep gegrond verklaard en verweerder verplicht om binnen twee weken alsnog een besluit op het handhavingsverzoek te nemen. Bij besluit van 28 april 2010 heeft verweerder een besluit genomen op het verzoek om handhaving.
2.3 Op 21 april 2010 heeft eiseres verweerder verzocht een dwangsom vast te stellen en uit te betalen wegens het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek om handhaving. Dit verzoek is bij besluit van 11 mei 2010 door verweerder afgewezen. Het hiertegen gerichte bezwaar heeft verweerder bij besluit van 23 juli 2010 ongegrond verklaard. Thans is het tegen dit besluit gerichte beroep aan de orde.
2.4 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de dwangsomregeling van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (hierna: Wet dwangsom) niet van toepassing is nu het verzoek om handhaving vóór 1 oktober 2009 is ingediend. Eiseres betwist dit standpunt en stelt dat de Wet dwangsom wel van toepassing is. Eiseres refereert aan de verzoeken om handhaving van 26 november 2009 en 29 november 2009, derhalve verzoeken van na 1 oktober 2009.
2.5 Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom (Staatsblad 2009, nr. 383) in werking getreden.
In artikel III, eerste lid, van de Wet dwangsom is bepaald dat op het niet tijdig beslissen op een aanvraag die, of een bezwaar- of beroepschrift dat is ingediend voor het tijdstip waarop paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is geworden, het recht zoals dit gold voor dat tijdstip van toepassing blijft.
In het tweede lid is bepaald dat op een bezwaar- of beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit dat is ingediend voor het tijdstip waarop afdeling 8.2.4a van toepassing is geworden, het recht zoals dit gold voor dat tijdstip van toepassing blijft.
2.6 Nu uit de processtukken blijkt dat de verzoeken om handhavend op te treden zijn ingediend vóór oktober 2009 is naar het oordeel van de rechtbank de Wet dwangsom niet van toepassing. De brief van 26 november 2009 maakt dit oordeel niet anders omdat wordt gerefereerd aan een eerder schrijven en gevraagd wordt naar de stand van zaken. De brief van 29 december 2009 is door deze rechtbank in de uitspraak van 16 april 2010 aangemerkt als ingebrekestelling.
2.7 Verweerder heeft zich derhalve terecht, onder verwijzing naar het overgangsrecht van artikel III, eerste lid, van de Wet dwangsom, op het standpunt gesteld dat de Wet dwangsom niet van toepassing is op de onderhavige verzoeken om handhaving nu deze zijn ingediend voor 1 oktober 2009.
Dat was anders ten aanzien van het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen dat heeft geleid tot de uitspraak van 16 april 2010, omdat ingevolge artikel III, tweede lid, van de Wet dwangsom op een beroep dat is ingediend na 1 oktober 2009 deze wet wel van toepassing is.
2.8 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. M. Janse van Mantgem, voorzitter van de meervoudige kamer, mr. A.C. Terwiel - Kuneman en mr. drs. L. Beijen, leden, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2012.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.