RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer: 189073 / HA RK 12-9
datum beslissing: 26 januari 2012
[verzoekster],
verzoekster.
1.1 Bij verzoek van 25 januari 2012, per fax ter griffie van de rechtbank om 20:39 uur ontvangen, heeft verzoekster de wraking verzocht van mr. [A], hierna te noemen: de rechter, als lid van de wrakingskamer in het bij deze rechtbank, sector civiel recht, met zaaknummer 189033 / HA RK 12-7 aanhangige verzoek tot wraking van mr. [B], hierna te noemen: het eerste verzoek tot wraking. Dit eerste verzoek betreft de wraking van mr. [B], als voorzitter van de meervoudige kamer van de rechtbank Haarlem, die een zaak behandelt strekkende tot een voordracht tot ontslag en vervanging ex artikel 319 Fw van verzoekster in de in de voordracht genoemde schuldsaneringsregelingen , hierna te noemen: de voordracht.
1.2 Verzoekster en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 26 januari 2012 om 09:45 uur. Verzoekster is niet verschenen. De rechter is verschenen en heeft mondeling op het verzoek gereageerd.
2. Het standpunt van verzoekster
2.1 Verzoekster heeft ter onderbouwing van het onderhavige verzoek tot wraking - samengevat - het volgende aangevoerd. De rechter kan niet onafhankelijk zijn, aangezien zij tot eind 2008 / begin 2009 als rechter-commissaris in faillissementen en schuldsaneringen werkzaam was bij de unit Insolventies van de rechtbank Haarlem, dat mr. [B] daar in dezelfde periode werkzaam was en dat er van een onafhankelijke uitspraak in het eerste wrakingsverzoek gelet op de intensieve werk-privécontacten geen sprake kan zijn. De rechter is niet onbevooroordeeld, omdat zij in het kader van de overdracht van alle zaken waarin zij als rechter-commissaris werkzaam was intensief contact heeft gehad met haar vervanger mr. [C], en dat deze tevens een van de rechters is die de voordracht heeft gedaan. Er is geen rekening gehouden met de belangen van verzoekster, omdat zij juist uitstel van behandeling van de voordracht heeft verzocht op de grond dat het haar aan voldoende voorbereidingstijd ontbreekt, en het gelet daarop duidelijk moet zijn dat haar dan tevens de tijd ontbreekt om de behandeling van het eerste wrakingsverzoek op dezelfde dag voor te bereiden. Door de behandeling van het eerste wrakingsverzoek direct voorafgaand aan de behandeling van de voordracht te plannen wordt de indruk gewekt dat de uitkomst van tevoren vast staat, aangezien daarmee de schijn wordt gewekt dat het belang van de rechtbank om de behandeling van de voordracht doorgang te laten vinden meer gewicht in de schaal legt dan het belang dat verzoekster heeft bij een goede voorbereiding.
3.1 De behandeling van het onderhavige wrakingsverzoek is bepaald op hetzelfde tijdstip als de behandeling van het eerste wrakingsverzoek. Op 26 januari 2012 heeft de griffier om 9:03 uur een e-mailbericht verzonden aan het e-mailadres [emailadres] met daarin de volgende tekst: “Naar aanleiding van uw fax van gisteren inzake de wraking van mr. [A] (wrakingsrechter), deel ik u mede dat de behandeling van de wraking om 09.45 uur blijft staan.” Gelet op het tijdstip van ontvangst van het onderhavige wrakingsverzoek heeft de griffier kunnen volstaan met een oproep per e-mail. Het is de rechtbank uit eerdere correspondentie bekend dat verzoekster via het gebruikte e-mailadres bereikbaar is. De griffier heeft in reactie op de oproep op dezelfde dag om 9:24 uur per e-mailbericht afkomstig van dat e-mailadres een automatische leesbevestiging ontvangen. De rechtbank is van oordeel dat verzoekster regelmatig is opgeroepen.
3.2 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.3 Ter zitting heeft de rechter opgemerkt dat zij geen intensieve privécontacten met mr. [B] onderhoudt, dat zij met mr. [C] geen contact heeft gehad over de overdracht van de zaken die zij voordien als rechter-commissaris heeft behandeld en dat, voor zover de gronden zien op de korte termijn waarop de behandeling van het onderhavige wrakingsverzoek is gepland, haar niet duidelijk is welk verwijt haar in dat verband wordt gemaakt.
3.4 De feiten en omstandigheden die verzoekster ter onderbouwing van het onderhavige wrakingsverzoek naar voren heeft gebracht, leveren geen grond op voor het oordeel dat het fungeren van de rechter in de behandeling van het eerste wrakingsverzoek tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen lijden. Gesteld noch gebleken is dat de rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert. De enkele omstandigheid dat de rechter eerder werkzaam is geweest bij Team Insolventies en dat zij daarbij als directe collega heeft samengewerkt met mr. [B] en met mr. [C] leidt niet tot het oordeel dat de vrees voor partijdigheid van verzoekster objectief gerechtvaardigd is. Tegenover de betwisting door de rechter heeft verzoekster haar stelling dat de rechter intensieve privécontacten met mr. [B] onderhoudt niet onderbouwd. Voor zover verzoekster betoogt dat zij door de planning van de behandeling van het eerste wrakingsverzoek in haar belangen is geschaad, verzuimt zij te onderbouwen waarom dit een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de rechter oplevert. Dat de behandeling ter zitting op zeer korte termijn heeft plaatsgevonden is inherent aan de wrakingsprocedure nu artikel 1:39 lid 1 BW bepaalt dat een wrakingsverzoek zo spoedig mogelijk ter zitting dient te worden behandeld.
3.5 De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek afwijzen.
3.6 De rechtbank ziet voorts aanleiding om toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat gebleken is van misbruik van het rechtsmiddel wraking, nu verzoekster te lichtvaardig een wraking van een lid van de wrakingskamer, een situatie die alleen in uitzonderlijke omstandigheden voor behandeling in aanmerking komt, heeft ingediend en voorkomen dient te worden dat de inhoudelijke behandeling van het eerste wrakingsverzoek te lang op zich laat wachten Een volgende wraking van een lid van de wrakingskamer wordt derhalve niet in behandeling genomen.
4.1 wijst het verzoek om wraking af;
4.2 bepaalt dat een volgende wraking van een lid van de wrakingskamer door verzoekster niet in behandeling wordt genomen;
4.3 beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster en de rechter een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.4 beveelt dat de behandeling van het eerste wrakingsverzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J. van Andel, voorzitter, en mrs. Th.S. Röell en mr. C.A.M. van de Rest-van der Heijden, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2012 in tegenwoordigheid van mr. M.W. Koenis als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.