ECLI:NL:RBHAA:2011:BX0483

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
178370/FA-RK 11-421
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van Turkse adoptie en juridische vaderlijke erkenning in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 15 november 2011 uitspraak gedaan over de erkenning van een Turkse adoptie. Verzoeker, die sinds 2005 in Nederland woont en werkzaam is bij een Turkse bank, heeft samen met de moeder van de minderjarige, die ook de Turkse nationaliteit heeft, een verzoek ingediend om de Turkse adoptiebeslissing te erkennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptiebeslissing in Turkije is genomen, terwijl zowel de adoptiefouder als het kind in Nederland woonachtig waren. Dit leidde tot juridische complicaties, aangezien de ambtenaar van de burgerlijke stand (ABS) van de gemeente [plaats] de adoptiebeslissing niet had ingeschreven, omdat deze niet onder de Nederlandse wetgeving viel. De rechtbank heeft de ABS verzocht om nadere informatie over de inschrijving van de Turkse adoptiebeslissing in het 5e register van de burgerlijke stand in Den Haag. De rechtbank oordeelde dat de Turkse adoptie niet als interlandelijke adoptie kan worden beschouwd, omdat beide partijen de Turkse nationaliteit hebben en de adoptie naar Turks recht is uitgesproken. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek aangehouden tot 29 december 2011, in afwachting van de benodigde informatie van de gemeente Den Haag. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke wetgeving omtrent de erkenning van buitenlandse adopties in Nederland, vooral in gevallen van interne buitenlandse adopties.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
verklaring voor recht
zaak-/rekestnr.: 178370/FA-RK 11-421
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 15 november 2011
in de zaak van:
[naam verzoeker],
wonende te [plaats],
hierna: verzoeker,
advocaat mr. G. Öntas, kantoorhoudende te Amsterdam,
strekkende tot het verkrijgen van een verklaring voor recht.
Belanghebbende in deze procedure zijn:
-mevrouw [naam moeder] (hierna ook: de moeder)
-de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats].
1 Procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoeker, ingekomen op 4 februari 2011;
- de brief, met bijlagen, van verzoeker van 20 april 2011;
- de brief, met bijlagen, van verzoeker van 28 september 2011;
1.2 De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van verzoeker en zijn echtgenote, mevrouw [naam moeder], bijgestaan door mr. G. Öntas, de gemeente [plaats], vertegenwoordigd door mevrouw K. Groeneveld en mevrouw A.P.N. Verduijn, beiden ambtenaar van de Burgerlijke Stand (hierna: de ABS), en van na te noemen minderjarige.
1.3 Op de zitting is bijstand verleend door een tolk in de Turkse taal,
1.4 De minderjarige is in raadkamer gehoord.
2 Feiten en omstandigheden
2.1 Uit het huwelijk van de moeder en [naam] is op [datum] 1995 te [plaats], Turkije, geboren [naam minderjarige] (hierna: de minderjarige).
2.2 De moeder en [naam] zijn in 2001 in Turkije gescheiden.
2.3 De moeder is op [datum] 2002 in Turkije gehuwd met verzoeker.
2.4 Uit uittreksels GBA van de gemeente [plaats] blijkt dat verzoeker, de moeder en de minderjarige op 18 november 2005 zijn ingeschreven in de gemeente [plaats].
2.5 Verzoeker, de moeder en de minderjarige bezitten uitsluitend de Turkse nationaliteit.
2.6 Bij beschikking van de rechtbank te [plaats], Turkije, 1st Family Court, van 14 april 2010, is de stiefouderadoptie uitgesproken van de minderjarige door verzoeker.
3 Verzoek
3.1 Verzoeker heeft de rechtbank verzocht voor recht te verklaren dat de beslissing van 10 augustus 2010 (de rechtbank leest: 14 april 2010) van de rechtbank te [plaats], Turkije, waarbij de adoptie van [naam minderjarige] door verzoeker is uitgesproken, in Nederland wordt erkend. Tevens is verzocht de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag te gelasten een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen.
3.2 Verzoeker heeft aanvankelijk gesteld dat de Turkse adoptiebeslissing op grond van artikel 6 Wet Conflictenrecht adoptie (hierna WCA) voor erkenning in aanmerking komt, ondanks het feit dat verzoeker, de moeder en de minderjarige ten tijde van de indiening van het adoptieverzoek en de adoptie-uitspraak niet in Turkije, maar in Nederland hun gewone verblijfplaats hadden. Verzoeker is voorts van mening dat er voldoende aanknopingspunten zijn met de rechtssfeer van de staat waar de adoptie is uitgesproken, en dat erkenning van de Turkse adoptiebeslissing niet in strijd is met de openbare orde.
3.3 Verzoeker stelt dat hij sinds 30 november 2001 samen met de moeder voor de minderjarige zorgt, en met hen een gezin vormt. Het verzoek tot stiefouderadoptie is mede op verzoek van de minderjarige ingediend en gedurende de Turkse procedure is de biologische vader van de minderjarige gehoord en heeft hij ingestemd met de adoptie van zijn dochter door hem. Verzoeker is van mening dat bij de adoptieprocedure in Turkije aan alle voorwaarden is voldaan, zodat deze voor erkenning in aanmerking dient te komen. Verzoeker, de moeder en de minderjarige hebben er destijds bewust voor gekozen de procedure in Turkije te voeren omdat de biologische vader en alle andere familieleden van de minderjarige aldaar wonen.
3.4 Verzoeker heeft de grondslag van zijn verzoek ter zitting gewijzigd en verzocht de adoptie op grond van artikel 7 WCA te erkennen.
4 Beoordeling
4.1 Ingevolge artikel 1:26 BW kan een ieder die daarbij een gerechtvaardigd belang heeft, de rechtbank verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakt of gedaan, en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand.
4.2 Verzoeker is werkzaam voor een Turkse bank en verricht vanwege carrièremogelijkheden zijn werkzaamheden bij deze bank sinds 2005 in Nederland Voor hij zich in Nederland vestigde, heeft hij met de moeder en de minderjarige in Roemenië gewoond. Het is mogelijk dat hij in de toekomst door zijn werkgever naar een ander land wordt overgeplaatst. Het is de wens van de minderjarige dat zij de naam van verzoeker zal dragen.
De rechtbank heeft van verzoeker ter zitting begrepen dat het hem er in de kern om te doen is dat door de erkenning van de Turkse adoptie, hij als de juridische vader van de minderjarige wordt erkend en dat het GBA van de gemeente [plaats] op dit punt wordt aangepast.
4.3 Uit de overgelegde stukken is gebleken dat de ABS van de gemeente [plaats] de Turkse adoptiebeslissing niet heeft ingeschreven, omdat de adoptiebeslissing in het buitenland is genomen op het moment dat zowel de adoptiefouder als het kind in Nederland woonachtig waren. Omdat een dergelijk verzoek niet door het gemeentebestuur beoordeeld mag worden, heeft de ABS verzoeker bij brief van 8 september 2010 verwezen naar de rechtbank.
De ABS heeft ter zitting verklaard dat geen sprake is van een interlandelijke adoptie en dat de in 2.6 genoemde beslissing valt buiten het toepassingsbereik van het Haags Adoptieverdrag van 1993 en van de Wet Conflictenrecht Adoptie. De ABS is van mening dat sprake is van onduidelijkheid van de wet op het punt van erkenning van een interne buitenlandse adoptie.
De ABS heeft voorafgaand aan de zitting overleg gehad met de gemeente ’s-Gravenhage, omdat na toewijzing van het verzoek de verklaring voor recht moet worden ingeschreven in het 5e register van de burgerlijke stand. Dit register is uitsluitend bestemd voor inschrijving van buitenlandse aktes en wordt beheerd door de ABS van de gemeente ‘s-Gravenhage.
4.4 De rechtbank is van oordeel dat artikel 5, artikel 6 noch artikel 7 WCA van toepassing is op het verzoek, nu in artikel 5 WCA is bepaald dat de bepalingen in de artikelen 5 tot en met 9 WCA betrekking hebben op adopties die tot stand zijn gekomen in staten die geen partij zijn bij het Haags Adoptieverdrag. Zowel Turkije en Nederland hebben echter het Haags Adoptieverdrag ondertekend.
De rechtbank is voorts van oordeel dat dit verdrag, gelet op artikel 2, evenmin van toepassing kan zijn op de onderhavige ­ naar Turks recht uitgesproken ­ adoptie. Er is immers geen sprake van een interlandelijke adoptie, waarbij de minderjarige vanuit het ene verdragsland (Turkije) ter adoptie worden overgebracht naar een ander verdragsland (Nederland), om daar met een beginseltoestemming van het Ministerie van Justitie door Nederlandse ingezetenen te worden geadopteerd.
Gelet op de Turkse nationaliteit van zowel verzoeker als de minderjarige en de naar Turks recht uitgesproken stiefouderadoptie, gaat de rechtbank ervan uit dat in die procedure sprake is van een interne Turkse adoptie.
4.5 Nu ter zitting is gebleken dat de Turkse adoptie op grond van de verzochte verklaring voor recht zou kunnen worden ingeschreven in het zogenaamde 5e Register van de Burgerlijke Stand van de gemeente ’s Gravenhage, heeft de rechtbank behoefte aan nadere voorlichting van de ABS van deze gemeente, zodat de registratie van de Turkse stiefouderadoptie op de juiste wijze tot stand kan worden gebracht. Er is immers geen duidelijke wetgeving voor de erkenning van zogenoemde éénlandadoptie, waarbij in deze casus bovendien nog sprake is van een zogenoemde partneradoptie: de adoptie door verzoeker van het kind van zijn echtgenote.
Daarom zal de rechtbank de beslissing op het verzoek aanhouden en de ABS van de gemeente ‘s-Gravenhage nadere informatie vragen over de wijze waarop een door de
rechtbank te geven beschikking betreffende een verklaring voor recht ten behoeve van de adoptiebeschikking van de rechtbank te [plaats], Turkije, van 14 april 2010 dient te worden ingeschreven in het 5e register van de Burgerlijke Stand te ’s Gravenhage, alvorens de ABS te [plaats] uitvoering kan geven aan een verklaring voor recht-beslissing op grond van artikel 1:26 BW.
4.6 Indien ten behoeve van de inschrijving van eerdergenoemde Turkse adoptiebeslissing in het 5e register overlegging van de oorspronkelijke Turkse geboorteakte van de minderjarige noodzakelijk is, wordt de ABS tevens verzocht zich uit te laten over de vraag of de in deze procedure overgelegde akte van geboorte voldoet, nu deze akte is opgemaakt ná de Turkse adoptie en verzoeker daarop reeds als vader staat vermeld.
4.7 De rechtbank zal na ontvangst van de informatie van de gemeente ’s-Gravenhage, de ABS van de gemeente [plaats] in de gelegenheid stellen een schriftelijke reactie te geven. Vervolgens zal de advocaat van verzoeker in de gelegenheid worden gesteld te reageren op zowel de informatie als die reactie.
4.8 Dit leidt tot de volgende beslissing.
5 Beslissing
De rechtbank:
5.1 Houdt de behandeling van het verzoek aan tot 29 december 2011 pro forma.
5.2 Stelt de ambtenaar van de gemeente ‘s- Gravenhage in de gelegenheid de rechtbank schriftelijk te informeren conform hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 4.5 en 4.6.
5.3 Bepaalt dat het schriftelijk bericht van de gemeente ‘s-Gravenhage uiterlijk op
28 december 2011 ontvangen dient te zijn.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Otter, voorzitter, mrs. A.L. Diender en E.J. van Keken, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van M.P. Joukes, griffier, op 15 november 2011.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.