ECLI:NL:RBHAA:2011:BX0120
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.W.S. de Groot
- Rechtspraak.nl
Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming winkelruimte
In deze zaak vorderde de eiser, als verhuurder, de ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de gehuurde winkelruimte en betaling van contractuele boeten door de gedaagde, de huurder. De kantonrechter oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat de gedaagde de winkelruimte aan een derde in onderhuur had gegeven, dat de winkelruimte in strijd met de bestemming werd gebruikt, of dat de openingstijden niet werden nageleefd. De kantonrechter concludeerde dat de wens van de eiser om het verhuurde pand te verkopen geen geldige grond voor ontruiming vormde. De vordering van de eiser werd afgewezen.
De procedure begon met een dagvaarding door de eiser op 17 september 2010, waarna de gedaagde schriftelijk antwoordde. Een comparitie van partijen vond plaats op 9 februari 2011, en op 10 februari 2011 heeft de kantonrechter de winkelruimte bezichtigd. De eiser had de huurovereenkomst beëindigd op basis van vermeende onderhuur en andere contractbreuken, maar de gedaagde betwistte deze claims. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de winkelruimte niet onderverhuurde en dat de gebruiksdoeleinden in overeenstemming waren met de huurovereenkomst.
De kantonrechter benadrukte dat de lange relatie tussen huurder en verhuurder in overweging moest worden genomen en dat de aanzegging tot ontbinding en ontruiming als een te rigoureuze stap werd beschouwd. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten, omdat hij in het ongelijk werd gesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. G.W.S. de Groot op 10 maart 2011.