ECLI:NL:RBHAA:2011:BW4469
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vertraging van vluchten en compensatie op basis van Verordening (EG) 261/2004
In deze zaak vorderden [A.] c.s. een schadevergoeding van Swiss Airlines wegens vertraging van hun vlucht op 15 februari 2009. De eisers, vertegenwoordigd door mr. R. Bos, hadden vluchten geboekt van Cairo naar Zürich en van Zürich naar Amsterdam. Door een technisch mankement vertrok de eerste vlucht met een vertraging van 1 uur en 28 minuten, waardoor zij de aansluitende vlucht naar Amsterdam misten. De eisers claimden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) 261/2004, die compensatie biedt bij vertragingen en annuleringen van vluchten. Swiss Airlines, vertegenwoordigd door mr. E.C. Douma, betwistte de vordering en voerde aan dat de eisers niet tijdig hadden geclaimd en dat de vertraging van de eerste vlucht geen recht op compensatie gaf voor de tweede vlucht, omdat deze als twee onafhankelijke vluchten werden beschouwd. De kantonrechter verwierp het verweer van Swiss Airlines dat de Verordening niet van toepassing was, maar oordeelde dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd om recht op compensatie voor beide vluchten te onderbouwen. De rechter concludeerde dat de vordering ongegrond was en wees deze af, waarbij de proceskosten voor rekening van de eisers kwamen. Het vonnis werd uitgesproken op 22 december 2011.