ECLI:NL:RBHAA:2011:BV7684

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
185385 - HA ZA 11-993
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incidentele vordering tot verwijzing naar de sector kanton in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Haarlem, is op 21 december 2011 een vonnis gewezen in het incident. De zaak betreft een incidentele vordering van de Vereniging van Eigenaren (VvE) tot verwijzing naar de sector kanton, op grond van artikel 93 sub b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De VvE stelde dat er duidelijke aanwijzingen waren dat de vordering van de eiseres, die betrekking had op servicekosten, geen hogere waarde vertegenwoordigde dan EUR 25.000,00. De eiseres betwistte deze stelling en voerde aan dat haar vordering betrekking had op toekomstige kosten voor onderhoud en schoonmaak, waardoor het uiteindelijke financiële belang aanzienlijk zou zijn.

De rechtbank overwoog dat vorderingen van onbepaalde waarde in beginsel door de sector civiel worden behandeld, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan EUR 25.000,00. De rechtbank concludeerde dat in deze zaak niet duidelijk was hoe de kosten zich in de toekomst zouden ontwikkelen en dat de waarde van de vordering niet kon worden vastgesteld. Daarom werd de incidentele vordering van de VvE afgewezen.

De rechtbank veroordeelde de VvE als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident, begroot op EUR 452,00. Tevens werd bepaald dat de eiseres persoonlijk aanwezig moest zijn bij de volgende zitting, en dat de VvE vertegenwoordigd moest zijn door iemand die van de zaak op de hoogte was. De zaak werd vervolgens op de rol gezet voor 4 januari 2012, waar de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten moesten worden opgegeven.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 185385 / HA ZA 11-993
Vonnis in incident van 21 december 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats], [gemeente],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.J. Perrels,
tegen
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAREN [X],
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. D. Dijkmans van Gunst.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de VvE genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering tot verwijzing naar de kantonrechter
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. De VvE vordert dat de rechtbank de zaak verwijst naar de sector kanton op grond van artikel 93 aanhef en onder sub b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Dit artikel bepaalt dat zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde door de kantonrechter worden behandeld, indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan EUR 25.000,00. De VvE stelt dat in de dagvaarding en de bijbehorende producties duidelijke aanwijzingen als bedoeld in artikel 93 sub b Rv bestaan dat de vordering van [eiseres] in de hoofdzaak geen hogere waarde vertegenwoordigt dan EUR 25.000,00. De VvE onderbouwt haar stelling door te verwijzen naar gedingstukken waarin bedragen staan vermeld betreffende door [eiseres] bijgedragen servicekosten over de jaren 2008 tot en met 2010.
2.2. [Eiseres] betwist dat haar vordering geen hogere waarde dan EUR 25.000,00 vertegenwoordigt. Zij voert aan dat het belang van haar vordering ziet op alle door de VvE in de toekomst te maken kosten voor periodiek onderhoud en periodieke schoonmaakkosten alsmede toekomstige kosten voor groot onderhoud en vervanging, zodat het uiteindelijke financiële belang aanzienlijk zal zijn.
2.3. De rechtbank overweegt dat vorderingen van onbepaalde waarde in beginsel worden behandeld en beslist door de sector civiel. Dit is slechts anders indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan EUR 25.000,00. De rechtbank is van oordeel dat dit laatste zich in de onderhavige zaak niet voordoet. Niet duidelijk is immers hoe de hoogte van de kosten waar de door [eiseres] gevorderde verklaring voor recht betrekking op heeft zich in de toekomst zal ontwikkelen en daarnaast is niet aan te geven over welke periode de gevorderde verklaring zal doorwerken. Dit houdt in dat de waarde die de vordering van [eiseres] vertegenwoordigt niet - ook niet bij benadering - is vast te stellen, zodat ook niet kan worden gezegd dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan EUR 25.000,00.
2.4. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen.
2.5. De VvE zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af,
3.2. veroordeelt de VvE in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 452,00,
in de hoofdzaak
3.3. beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank in het gerechtsgebouw te Haarlem aan de Jansstraat 81 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
3.4. bepaalt dat [eiseres] dan in persoon aanwezig moet zijn en dat de VvE dan vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
3.5. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 4 januari 2012 voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden februari tot en met april 2012, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
3.6. bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
3.7. bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
3.8. wijst partijen er op, dat voor de zitting anderhalf uur zal worden uitgetrokken.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J.M. Burg en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2011.?