ECLI:NL:RBHAA:2011:BV6114
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.A. van Dijk
- Rechtspraak.nl
Verjaring van een vordering tot schadevergoeding uit toerekenbare tekortkoming
In deze zaak heeft eiser [X.] gedaagde [Z.] gedagvaard met een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,00, voortvloeiend uit een vermeende tekortkoming in de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen. De samenwerking vond plaats in de jaren 2001 en 2002, waarbij [X.] een bedrag van € 5.456,71 heeft geïnvesteerd in het door [Z.] geëxploiteerde reisbureau. Na het verbreken van de samenwerking in februari 2002 heeft [X.] in 2006 en 2010 verschillende brieven gestuurd om [Z.] te herinneren aan zijn verplichtingen en om opheldering te vragen over de financiële situatie van het reisbureau. [Z.] heeft de vordering betwist en aangevoerd dat deze is verjaard, omdat er sinds 2002 geen communicatie meer is geweest over de vordering tot schadevergoeding.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van [X.] is verjaard. De rechter heeft vastgesteld dat de brieven van [X.] in 2006 en 2010 niet kunnen worden beschouwd als stuitingshandelingen, omdat deze niet ondubbelzinnig het recht op schadevergoeding voorbehouden. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de verjaringstermijn van vijf jaar is ingegaan in februari 2002, en dat de vordering van [X.] op het moment van de laatste brief in 2010 al was verjaard. Daarom heeft de kantonrechter de vordering van [X.] afgewezen en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige stuitingshandelingen in het kader van verjaring van vorderingen en de noodzaak voor eisers om hun rechten tijdig te claimen. De rechter heeft de proceskosten voor rekening van [X.] gesteld, omdat hij in het ongelijk is gesteld.