ECLI:NL:RBHAA:2011:BV3875

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/4105
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen van eigen bijdrage voor reeds verstrekte scootmobiel in het kader van de Wmo

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 22 december 2011 uitspraak gedaan over de oplegging van een eigen bijdrage voor een scootmobiel die eerder aan eiseres was verstrekt. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Purmerend, dat haar per 1 juli 2011 een eigen bijdrage voor de scootmobiel oplegde. De rechtbank oordeelde dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zich niet verzetten tegen het opleggen van een eigen bijdrage voor een reeds verstrekte voorziening, mits de vereiste zorgvuldigheid in acht wordt genomen.

De rechtbank stelde vast dat het CAK binnen twee jaar na aanvang van de maatschappelijke ondersteuning een (voorlopige) beschikking moet hebben afgegeven over de hoogte en duur van de eigen bijdrage. In dit geval was de termijn verstreken, waardoor het opleggen van de eigen bijdrage niet meer mogelijk was. De rechtbank volgde het advies van de adviescommissie voor bezwaarschriften, die had geadviseerd het bestreden besluit te herroepen, en oordeelde dat het besluit van 11 januari 2011 niet in stand kon blijven.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, herhiep het eerdere besluit van 11 januari 2011, en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres. De uitspraak werd openbaar gedaan en er staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11 - 4105 WMO
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 december 2011
in de zaak van:
[naam eiseres]
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. M.F. Vermaat, advocaat te Amsterdam,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Purmerend,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 januari 2011 heeft verweerder aan eiseres vanaf 1 juli 2011 een eigen bijdrage opgelegd voor een scootmobiel.
Bij besluit van 15 juli 2011, verzonden 21 juli 2011, heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2011, alwaar eiseres in persoon is verschenen, vergezeld van haar echtgenoot en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. C.E. Engel en E. Snippe.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting is het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank. Desgevraagd hebben partijen toestemming gegeven de zaak af te doen zonder nadere zitting. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de uitspraakdatum bepaald op heden.
2. Overwegingen
2.1 Bij besluit van 25 maart 2009, verzonden 1 april 2009, heeft verweerder aan eiseres een vervoersvoorziening in de vorm van een scootmobiel toegekend. Daarbij is tevens bepaald dat voor de verstrekking van de scootmobiel een besparingsbijdrage van € 350,- wordt opgelegd. Eiseres heeft dit bedrag voldaan. Het bruikleencontract is ingegaan op 17 april 2009 en de voorziening is op 21 april 2009 aan eiseres afgeleverd.
2.2 Per 27 december 2010 is de nieuwe Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2011 (hierna: de Verordening) in werking getreden. In het primaire besluit van 11 januari 2011 is aan eiseres meegedeeld dat haar op basis van deze nieuwe Verordening per 1 juli 2011 een eigen bijdrage voor de scootmobiel wordt opgelegd. De besparingsbijdrage die eiseres heeft betaald, wordt afgetrokken van het bedrag waarover eiseres een eigen bijdrage moet gaan betalen.
2.3 Naar aanleiding van het ingediende bezwaar is eiseres gehoord door verweerders adviescommissie voor bezwaarschriften. Deze commissie heeft op 8 juni 2011 advies uitgebracht en heeft verweerder geadviseerd het bestreden besluit te herroepen. De commissie komt tot de conclusie dat het besluit niet in stand kan blijven, omdat artikel 4.4. van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (hierna: het Besluit) in de weg staat aan het opleggen van een eigen bijdrage. Ook is volgens de commissie het besluit onvoldoende gericht op een beoordeling van de individuele omstandigheden en geeft geen blijk van een zorgvuldige voorbereiding en belangenafweging. Verweerder heeft, in afwijking van het advies, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling
2.4 Eiseres voert primair aan dat de eigen bijdrage niet kan worden opgelegd ten aanzien van een reeds verstrekte scootmobiel. Dat is strijdig met de tekst van artikel 4.1 van het Besluit. Dat artikel verbindt het opleggen van een eigen bijdrage met het moment van toekennen. Verweerder meent dat hij wel bevoegd is een eigen bijdrage op te leggen. Hij stelt zich daarbij op het standpunt dat artikel 41 in combinatie met artikel 10 van de Verordening de basis vormt voor het opleggen van een eigen bijdrage.
2.5 De rechtbank is in zijn algemeenheid van oordeel dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zich niet verzetten tegen het alsnog opleggen van een eigen bijdrage voor een voorziening die reeds eerder is toegekend, mits natuurlijk de vereiste zorgvuldigheid en overige algemene beginselen van behoorlijk bestuur bij de besluitvorming in acht worden genomen.
2.6 Daarnaast is de rechtbank van oordeel, in navolging van de rechtbank Arnhem in de uitspraak van 8 september 2011 (LJN: BT6586) in rechtsoverweging 3.6, dat uit de tekst noch de toelichting van artikel 15 van de Wmo volgt dat het opleggen van een eigen bijdrage is beperkt in die zin dat die bijdrage slechts bij de toekenning van de voorziening kan worden opgelegd. Blijkens de toelichting op artikel 15 van de Wmo is het de bedoeling van de wetgever dat de vormgeving van het Wmo-beleid dient plaats te vinden op lokaal niveau, in de plaatselijke democratie. Daarvoor moet de gemeente voldoende vrijheid en een adequaat instrumentarium hebben. Het kunnen voeren van een eigenbijdragebeleid maakt daarvan deel uit. De gemeente dient voldoende vrijheid te krijgen om een eigen bijdrage vast te stellen. Naar het oordeel van de rechtbank Arnhem en ook van deze rechtbank past het in dit systeem dat verweerder flexibel gebruik moet kunnen maken van zijn bevoegdheid een eigen bijdrage op te leggen. Aangenomen moet dan ook worden dat ook aan belanghebbenden zoals eiseres aan wie eerder een voorziening is toegekend, alsnog een eigen bijdrage kan worden opgelegd. Artikel 10 van de Verordening 2011 van de gemeente Purmerend – welk artikel is gebaseerd op artikel 15 van de Wmo – dient voor zover wordt gesproken over de oplegging bij de verstrekking van de voorziening, gelet op het voorgaande ook niet zo te worden geïnterpreteerd dat een eigen bijdrage alleen maar aan het begin van de voorziening kan worden opgelegd. Voor deze interpretatie van artikel 10 van de Verordening 2011 pleit ook het feit dat verweerder in artikel 41 van de Verordening 2011 overgangsrecht heeft opgenomen, waarin wordt geregeld hoe om te gaan met “oude gevallen”. Immers, dit overgangsrecht zou overbodig zijn op het moment dat artikel 10 van de Verordening 2011 zo zou moeten worden gelezen dat alleen aan het begin van de voorziening een eigen bijdrage zou kunnen worden opgelegd.
2.7 Eiseres voert vervolgens aan dat de eigen bijdrage niet kan worden opgelegd gezien het bepaalde in artikel 4.4 van het Besluit. In dit artikel is bepaald dat de eigen bijdrage niet wordt opgelegd voorzover binnen twee jaar na aanvang van de maatschappelijke ondersteuning geen beschikking tot vaststelling is verzonden. Nu het CAK op 21 april 2011 nog geen (voorlopige) beslissing tot vaststelling heeft verzonden kan daarom een eigen bijdrage niet meer worden opgelegd. Verweerder heeft hiertegen aangevoerd dat artikel 4.4 (a) van het Besluit ziet op de situatie dat het CAK met terugwerkende kracht een eigen bijdrage oplegt. Dit artikel is derhalve niet direct van toepassing op de gemeente.
2.8 De rechtbank leest artikel 4.4 (a) van het Besluit aldus, dat de eigen bijdrage niet wordt opgelegd voor zover binnen twee jaar na aanvang van de maatschappelijke ondersteuning voor de te betalen eigen bijdrage geen beschikking dan wel voorlopige beschikking tot vaststelling van deze bijdrage is verzonden. Naar haar oordeel betekent dit dat het CAK binnen twee jaar na aanvang van de maatschappelijke ondersteuning een (voorlopige) beschikking moet hebben afgegeven omtrent vaststelling van de hoogte en de duur van de eigen bijdrage. De rechtbank gaat er voorts vanuit dat de aanvang van de maatschappelijke ondersteuning voor vervoersvoorzieningen als de onderhavige het moment is waarop de voorziening feitelijk aan de belanghebbende is verstrekt. De scootmobiel is aan eiseres verstrekt op
21 april 2009. Het CAK had ingevolge voormeld artikel dan ook tot 21 april 2011 de mogelijkheid om een (voorlopige) beschikking af te geven omtrent de hoogte en de duur van de eigen bijdrage. Het CAK heeft voor deze datum geen beschikking afgegeven, zodat artikel 4.4 van het Besluit in dit geval in de weg staat aan het opleggen van een eigen bijdrage.
2.9 Reeds hierom is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.
2.10 De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat het besluit van 11 januari 2011 wordt herroepen. De rechtbank ziet voorts aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 15 juli 2011;
3.3 herroept het besluit van 11 januari 2011;
3.4 veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 874,- te betalen aan eiseres;
3.5 draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 41,- aan haar te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Heyning-Huydecoper, voorzitter van de meervoudige kamer, en mrs. L.M. Kos en M. Mateman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2011.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.