RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Uitspraakdatum: 20 december 2011
Uitspraak in de gedingen tussen
[X] B.V., statutair gevestigd te [Z], eiseres,
gemachtigde: N.M.E.A. Egberts (Trade Facilitation B.V. te Teteringen),
de inspecteur van de Belastingdienst Douane, [P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan eiseres is met dagtekening 1 april 2010 een uitnodiging tot betaling (utb) van douanerechten uitgereikt. Deze uitnodiging vermeldt een te betalen bedrag aan rechten van € 5.989,77.
1.2. Verweerder heeft de uitnodiging tot betaling, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van 29 november 2010 gehandhaafd.
1.3. Met betrekking tot de uitspraak op bezwaar heeft eiseres beroep ingesteld bij deze rechtbank.
1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2011 te Haarlem. Nnamens eiseres zijn verschenen de directeur [A]n en de gemachtigde, vergezeld van zijn kantoorgenoot [B]. Namens verweerder zijn verschenen mr. B.C. Brouwer en P.R.J. van Duijnen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1. In de periode 1 maart 2006 tot en met 30 november 2008 heeft eiseres aangiften gedaan voor in het vrije verkeer brengen van fietstassen, de zogenoemde '[BEDRIJF A]'.
2.2. De [BEDRIJF A] is een fietstas die is gemaakt van textiel, waarop aan de buitenzijde kunststof is aangebracht. De fietstas kan met behulp van een ophangsysteem aan de bagagedrager van een fiets bevestigd worden.
2.3. Bij zeven aangiften, waarvan er twee (aangiftenummer [NUMMER A] en [NUMMER B]) deel uitmaken van de grondslag van de utb, heeft de douane de goederen daadwerkelijk (fysiek) opgenomen. Deze verificatie heeft niet tot een correctie van de aangegeven goederencode geleid.
2.4. In 2006 heeft de belastingdienst een controle na invoer ingesteld bij eiseres. Dit onderzoek heeft niet geleid tot een correctie met betrekking tot de [BEDRIJF A].
2.5. In 2009 heeft de belastingdienst bij eiseres een controle na invoer ingesteld naar onder meer de juistheid van de aangegeven goederencode voor de [BEDRIJF A]. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft verweerder de utb uitgereikt. Het bedrag van deze utb heeft voor
€ 4.101,76 betrekking op de indeling van de [BEDRIJF A]. Er is uitsluitend nagevorderd met betrekking tot aangiften die in 2008 zijn gedaan.
2.6. Op 30 juni 2009, 7:50 uur, schrijft een controleambtenaar in een e-mail aan eiseres onder meer:
“(…) Gezien de ingewikkelde materie over de indeling van deze fietstas heeft het wat langer geduurd dan gepland. (…)”
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of de [BEDRIJF A] valt onder post 4202 92 98 van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GDT), zoals eiseres voorstaat, dan wel of de [BEDRIJF A] wordt ingedeeld onder post 4202 92 19 van het GDT, hetgeen verweerder verdedigt.
3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de utb.
3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.1. Post 4202 92 van het GDT luidt, voor zover van belang, als volgt:
4202 Reiskoffers en valiezen, koffers voor toiletbenodigdheden, documentenkoffertjes,
aktetassen, school- en boekentassen, etuis, foedralen en kokers voor kijkers, voor
camera’s, voor wapens, voor muziekinstrumenten of voor brillen, alsmede dergelijke
bergingsmiddelen; reiszakken, isothermische zakken voor voedsel of voor
dranken, toiletzakken, rugzakken, handtassen, boodschappentassen, portefeuilles,
portemonnees, kaartentassen, sigarettenkokers, tabakszakken, gereedschapstassen
en -zakken, tassen, etuis, foedralen en kokers voor sportartikelen, etuis, foedralen
en kokers voor flacons, juwelendoosjes, poederdozen, etuis, foedralen en kokers
voor messenmakerswerk, alsmede dergelijke bergingsmiddelen, van leder, van
kunstleder, van kunststof in vellen, van textiel, van vulkanfiber of van karton, of
geheel of voor het grootste deel bekleed met deze stoffen of met papier:
- andere:
4202 92 - - met een buitenkant van kunststof in vellen of van textiel:
- - - van kunststof in vellen:
4202 92 19 - - - - andere
- - - van textiel:
4202 92 98 - - - - andere
4.2. Voor post 4202 92 98 gold in 2006 tot en met 2008 een tarief van 2,7%, en voor post 4202 92 19 een tarief van 9,7%.
4.3. Aanvullende aantekening 1 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN) op hoofdstuk 42 luidt:
“Voor de toepassing van de onderverdelingen van post 4202 wordt onder „buitenkant” verstaan het materiaal dat aan de buitenzijde van het bergingsmiddel zichtbaar is met het blote oog, ook indien dit materiaal de buitenste laag vormt van een samengestelde stof die het buitenmateriaal van het bergingsmiddel vormt.”
4.4. GN-toelichting op postonderverdelingen 4202 92 11 tot en met 4202 92 19 luidt:
“van kunststof in vellen
Bestaat het buitenmateriaal van een product uit een samengestelde stof, waarvan de met het blote oog zichtbare buitenzijde uit een vel kunststof bestaat (bijvoorbeeld van een vel kunststof verbonden met weefsel), dan is het voor de indeling onder deze onderverdelingen niet van belang of het vel kunststof reeds voor de productie van de samengestelde stof werd vervaardigd of dat de kunststoflaag is verkregen door de stof (bijvoorbeeld van vezels vervaardigd weefsel) met kunststof te bestrijken of te overtrekken. Dit op voorwaarde dat de met het blote oog zichtbare buitenzijde er uit ziet als een vooraf vervaardigd vel van kunststof.”
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de post zijn omschreven. De door de Commissie vastgestelde toelichtingen op de GN en de in het kader van de Werelddouaneorganisatie uitgewerkte toelichtingen op het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: GS) zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.
5.2. Partijen zijn het er tot op het 6-cijferig niveau van de goederencode over eens dat de [BEDRIJF A] moet worden ingedeeld in postonderverdeling 4202 92. De rechtbank ziet geen aanleiding partijen daarin niet te volgen.
5.3. Wat betreft de laatste twee cijfers van de goederencode - het zevende en achtste cijfer - staat eiseres een indeling voor die eindigt op 98 en verweerder een die eindigt op 19. Het geschil is derhalve beperkt tot de vraag of de buitenkant van de [BEDRIJF A] kan worden aangemerkt als vervaardigd 'van kunststof in vellen' danwel 'van textiel'.
5.4. Eiseres betoogt dat de [BEDRIJF A] dient te worden ingedeeld als fietstas met een buitenkant van textiel omdat dit materiaal vanaf de buitenkant met het blote oog waarneembaar is.
5.5. Ter zitting heeft eiseres de rechtbank een exemplaar van de [BEDRIJF A] getoond. De rechtbank heeft het product bekeken en onderzocht, en op grond van dit onderzoek is de rechtbank van oordeel dat de buitenkant van de [BEDRIJF A], zoals dit waarneembaar is met het blote oog, van kunststof is. Gelet op aanvullende aantekening 1 op Hoofdstuk 42 van de GN en de toelichting op postonderverdelingen 4202 92 11 tot en met 4202 92 19 moet de de [BEDRIJF A] worden ingedeeld onde de goederencode 4202 92 19. Dit betekent dat het gelijk met betrekking tot de indeling aan de zijde van verweerder is.
5.6. Eiseres beroept zich voorts op artikel 220, lid 2, onder b, van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW). Er is sprake van een vergissing van de douane omdat in het verleden monsters zijn genomen en daarbij geen opmerkingen zijn gemaakt met betrekking tot de indeling.
5.7. Verweerder geeft toe dat sprake is van een vergissing, maar stelt dat eiseres deze redelijkerwijs heeft kunnen ontdekken. Eiseres is volgens hem een ervaren marktdeelnemer en is bij een eerdere controle gewezen op het onderscheid tussen fietstassen met een buitenkant van textiel en die met een buitenkant van kunststof in vellen. Bovendien, aldus nog steeds verweerder, heeft eiseres niet de vereiste zorgvuldigheid betracht.
5.8. Voor een geslaagd beroep op artikel 220, lid 2, onder b, van het CDW, geldt naast het vereiste dat sprake is van een vergissing van de douaneautoriteiten, de voorwaarde dat de belastingschuldige de vergissing redelijkerwijs niet heeft kunnen ontdekken. Naar het oordeel van de rechtbank is eveneens voldaan aan deze voorwaarde. Daarbij acht de rechtbank van belang dat een controleambtenaar, zoals eiseres onvoldoende weersproken heeft gesteld, bij een controle na invoer in 2006 eiseres desgevraagd heeft meegedeeld dat de [BEDRIJF A] onder het lage tarief viel. Daarnaast schreef de ambtenaar van de controle in 2009 in een e-mail aan eiseres dat “de indeling van deze fietstas” ingewikkelde materie is (zie 2.6). Mede gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank aannemelijk dat eiseres de vergissing van de douane redelijkerwijs niet heeft kunnen ontdekken.
5.9. Gelet op het vorenoverwogene slaagt het beroep op artikel 220, lid 2, onder b, van het CDW. De uitspraak op bezwaar kan niet in stand blijven en de utb moet worden verminderd met € 4.101,76.
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak op bezwaar,
- vermindert de utb tot € 1.888,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 874, en
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 298 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Roke, voorzitter, mr. A. van Dongen en
mr. O. Nijhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.Y. Ip, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.