zaaknummer / rolnummer: 177423 / HA ZA 11-85
Vonnis van 16 november 2011
1. [eiseres sub 1],
wonende te [plaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [plaats],
3. [eiser sub 3],
wonende te [plaats],
4. [eiseres sub 4],
wonende te [plaats],
eisers,
advocaat mr. M.J. van der Veen te Haarlem,
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.P. van Vulpen te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 mei 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 4 oktober 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Op 13 mei 2008 is in Haarlem overleden [A], weduwe van [B], hierna ook erflaatster. Erflaatster heeft niet bij testament over haar nalatenschap beschikt.
2.2. Partijen zijn de wettige erfgenamen van erflaatster. Eisers sub 1,2 en 3 en gedaagde zijn de in leven zijnde kinderen, eiseres sub 4 is het enige kind van een vooroverleden dochter.
2.3. Erflaatster woonde tot 31 december 2002 in een eigen woning aan de [adres] in [plaats]. Met ingang van die datum is zij verhuisd naar de zorginstelling Vitae Vesper, later naar het zorgcentrum Sint Jacob in de Hout, beide in Haarlem. Daar heeft zij verbleven tot haar overlijden.
2.4. De woning aan de [adres] in [plaats] is verkocht en op 1 augustus 2003 geleverd voor een koopsom van EUR 220.000,-. In de leveringsakte is [gedaagde] opgetreden als schriftelijk gevolmachtigde van erflaatster.
2.5. De netto opbrengst van de woning ten bedrage van EUR 218.364,33 is door de notaris gestort op [rekeningnummer] bij de Fortis Bank ten name van erflaatster.
2.6. Op 14 december 2006 en nogmaals op 13 maart 2007 heeft erflaatster [eiseres sub 1] schriftelijk gevolmachtigd om haar financiële en andere zaken te behartigen.
2.7. Bij brief van 2 april 2008 heeft het zorgcentrum Sint Jacob in de Hout aan [eiseres sub 1] bevestigd dat haar is gevraagd het mentorschap/bewindvoering aan te vragen voor erflaatster. In de brief staat voor zover hier van belang:
In de afgelopen periode hebben wij in de zorg voor Mw [A] bemerkt dat een aantal zaken niet meer goed verliepen. Mw [A] is achteruit gegaan en is feitelijk niet meer in staat om op een appartement (...) goed te functioneren. (...)
In overleg met de huisarts (..) en de verpleeghuisarts (..) is er besloten om een screening uit te voeren. Uit deze screening is naar voren gekomen dat Mw [A] dementerend is.
2.8. Op 26 februari 2008 heeft [eiseres sub 1] een verzoek tot het instellen van beschermingsbewind/mentorschap ingediend bij de rechtbank in Haarlem. Tijdens deze procedure is erflaatster overleden.
3.1. [eisers] vorderen samengevat – dat de rechtbank:
1. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling aan [eisers] van EUR 173.262,19, vermeerderd met rente en kosten;
2. [gedaagde] zal veroordelen tot het afleggen van rekening en verantwoording van het door hem gevoerde financiele beheer over het vermogen van erflaatster over de periode januari 2002 tot aan haar overlijden onder overlegging van alle gegevens, op straffe van een dwangsom;
3. [gedaagde] zal veroordelen tot afgifte van de geldkist met bijbehorende inhoud, de schilderijen uit de woning en de (tegen)waarde van de verdwenen rentecertificaten alsmede alle overige inboedelgoederen uit de nalatenschap van erflaatster;
4. voor recht zal verklaren dat [gedaagde] zijn aandeel in de nalatenschap heeft verbeurd,
met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en beslagkosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. [Eisers] leggen aan hun vorderingen primair ten grondslag dat [gedaagde] tot en met 2006, dan wel maart 2007 als gemachtigde het beheer heeft gevoerd over de financiën van erflaatster en geweigerd heeft daarover verantwoording af te leggen. [Eisers] stellen dat het vermogen van erflaatster in de periode dat [gedaagde] het beheer voerde met EUR 220.000,- is afgenomen. Van deze afname is slechts een gedeelte van EUR 41.118,95 verklaarbaar door giften van erflaatster aan kinderen en kleinkinderen. Aangenomen moet worden dat [gedaagde] zich de niet verklaarde gelden heeft toegeëigend. [Eisers] vorderen daarom EUR 173.262,19 terug. Subsidiair wordt [gedaagde] aangesproken omdat hij onzorgvuldig beheer heeft gevoerd, waardoor hij jegens erflaatster toerekenbaar tekortgekomen is en verplicht is de daardoor ontstane schade te vergoeden.
4.2. [Gedaagde] heeft weersproken dat hij beheer heeft gevoerd over zijn moeders financiën, hij heeft alleen hand- en spandiensten verricht en heeft dan ook geen verantwoordingsplicht jegens [eisers]. Bij de verkoop van de woning is hij als schriftelijk gevolmachtigde opgetreden. Erflaatster heeft met hem afgesproken dat de opbrengst van de woning voor zover deze meer bedroeg dan EUR 200.000,- aan hem zou toekomen. In dat kader heeft erflaatster hem EUR 18.000,- laten opnemen van haar bankrekening. Erflaatster heeft voorts zowel aan hem als aan de overige kinderen schenkingen gedaan.
4.3. [Eisers] hebben hun stelling dat [gedaagde] als gemachtigde van zijn moeder over een eigen bankpas voor een of meer van haar bank/girorekeningen beschikte tegenover de betwisting door [gedaagde] onvoldoende kunnen onderbouwen, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat geen sprake is geweest van een dergelijke machtiging.
Wel is uit de stukken en de verklaringen tijdens de comparitie gebleken dat erflaatster in de periode vanaf 2002 tot maart 2007 niet meer zelf naar de pinautomaat ging, maar onder meer aan [gedaagde] regelmatig haar eigen bankpas met pincode afgaf om voor haar geld te pinnen. Volgens [gedaagde] bezocht ook [eiser sub 2] zijn moeder frequent en gaf zij ook aan hem haar bankpas met de pincode, waarmee ook hij opnames deed. Deze gang van zaken is door [eisers] niet gemotiveerd bestreden, zodat de rechtbank aanneemt dat beide zoons – met haar medeweten – geldopnames met de bankpas van erflaatster hebben gedaan. [Gedaagde] heeft voorts verklaard dat hij de belastingaangiftes voor zijn moeder verzorgde, maar dat zij zelf haar financiën beheerde en zelf overschrijvingen en betalingen deed met behulp van betalingsopdrachten. Dat erflaatster zelf financiële handelingen verrichtte, is niet gemotiveerd weersproken en wordt ondersteund door enkele overboekingen met de handtekening van erflaatster, die als productie E21 zijn overgelegd. Uit productie E22 blijkt dat de afschriften van de giro(betaal)rekening tot 18-07-2006 naar haar adres werden verzonden. Daarna gingen de afschriften tot 18-08-2007 naar [eiser sub 2] en eerst vanaf die datum naar [gedaagde].
4.4. Gelet op bovenstaande omstandigheden is in de periode vanaf 2002 tot maart 2007 geen sprake geweest van een situatie van beheer. Erflaatster was in de gestelde periode beschikkingsbevoegd en voerde zelf het beheer over haar vermogen uit, waarbij [gedaagde] haar op haar verzoek behulpzaam was. Voorts moet worden aangenomen dat erflaatster niet alleen [gedaagde] in het bezit heeft gesteld van haar pinpas. Voor opnames die door anderen zijn gedaan kan [gedaagde] niet ter verantwoording worden geroepen.
Ook aan het feit, dat [gedaagde] door erflaatster gevolmachtigd was om haar te vertegenwoordigen bij het tekenen van de transportakte van de woning, kan niet worden ontleend dat [gedaagde] daarna beheer heeft gevoerd over de opbrengst. Vast staat immers dat de volledige netto opbrengst van EUR 218.364,33 door de notaris is gestort op de rekening van erflaatster met [rekeningnummer] bij de Fortisbank en dat dit bedrag door erflaatster zelf vervolgens in gedeelten diverse malen is overgeboekt naar andere rekeningen ten name van haarzelf.
Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat erflaatster op het eind van haar leven dementerend was. Nu echter niet is gesteld, noch gebleken dat erflaatster van 2002 tot en met 2007 reeds niet meer in staat was haar wil te bepalen, moet er in beginsel van worden uitgegaan dat de betalingen en opnames in genoemde periode in haar opdracht, althans met haar instemming zijn gedaan.
4.5. Op [gedaagde] rust gelet op het voorgaande geen verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording over het verloop van het vermogen van erflaatster in de periode vanaf 2002 tot maart 2007 en evenmin vanaf die datum tot aan haar overlijden, aangezien [eiseres sub 1] toen de gemachtigde was. Voor zover de vordering sub 2 gebaseerd is op het gestelde beheer door [gedaagde] is deze niet voor toewijzing vatbaar. Evenmin kan [gedaagde] op genoemde grondslag aansprakelijk worden gehouden voor het onverklaarde verschil tussen het vermogen ten tijde van de verkoop van de woning en het vermogen ten tijde van het overlijden van erflaatster, zoals sub 1 gevorderd.
4.6. Voor zover in de vordering sub 1 moet worden gelezen dat [gedaagde] op onrechtmatige wijze gebruik heeft gemaakt van de omstandigheid dat hij over de pinpas van zijn moeder kon beschikken en zich op deze wijze gelden heeft toegeëigend, waardoor – zo begrijpt de rechtbank – erflaatster schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 173.262,-, overweegt de rechtbank het volgende.
4.7. [Eisers] stellen dat de schade als volgt is opgebouwd: EUR 13.041,79 wegens overboekte gelden aan [gedaagde] en zijn dochter, EUR 77.930,40 aan mutaties op de Fortisrekening en EUR 82.290,- wegens kasopnames van de Postbankrekening.
4.8. Zoals de rechtbank hiervoor onder 4.4. heeft overwogen, moet met betrekking tot de mutaties op de Fortisrekening worden aangenomen dat deze door erflaatster zelf zijn uitgevoerd. Dat [gedaagde] met betrekking tot deze mutaties onrechtmatig zou hebben gehandeld is dan ook onvoldoende onderbouwd. Ditzelfde geldt voor het door erflaatster (per saldo) aan [gedaagde] overgemaakte bedrag van EUR 13.041,79. Volgens [gedaagde] betreft dit schenkingen, zoals erflaatster ook aan de andere kinderen schenkingen deed en in vergelijking met de overgemaakte bedragen aan de overige kinderen is het overgemaakte bedrag aan [gedaagde] niet zodanig afwijkend dat hieruit zou kunnen worden afgeleid dat deze dit bedrag op onrechtmatige wijze heeft verkregen.
4.9. [Eisers] stellen voorts dat in totaal vanaf 3 december 2003 tot 1 januari 2008 EUR 82.290,- aan contanten is opgenomen, waarvan EUR 13.500,- in december 2003 en EUR 44.830,- in 2004. In 2005 is EUR 6.260,- opgenomen, in 2006 EUR 17.700,- en in 2007 EUR 2.160,-. Zij hebben deze stelling onderbouwd met een aantal producties, die het verloop van de girorekening van erflaatster aangeven en het patroon van de geldopnames over de genoemde periode. Deze opnames zijn volgens [eisers] onverklaarbaar hoog, gezien het feit dat erflaatster spaarzaam leefde en behoudens persoonlijke uitgaven geen uitgaven van betekenis meer deed sinds haar verhuizing naar een zorginstelling.
4.10. Vast staat dat [gedaagde] met behulp van de pinpas van zijn moeder geldopnames voor haar deed. [Gedaagde] heeft voorts erkend dat hij eind 2003/begin 2004 ruim EUR 18.000,- in contanten heeft opgenomen van haar bankrekeningen, maar volgens zijn zeggen is dit gebeurd ter uitvoering van de afspraak met erflaatster dat zij de opbrengst van de woning boven de EUR 200.000- aan hem schonk. Hij wijst er verder op dat erflaatster ook aan [eiser sub 2] regelmatig geld ter beschikking stelde.
4.11. De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat in een situatie waarin een of meer kinderen hun bejaarde ouder(s) bijstaan in het doen van de administratie en/of geld voor hen pinnen, na het overlijden door de mede-erfgenamen niet zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan worden gevergd dat rekening en verantwoording wordt afgelegd in die zin dat zij alle uitgaven tegenover hen dienen te verantwoorden. Wel dienen zij uitleg te kunnen geven aan de mede-erfgenamen over door hen verrichte financiële handelingen die niet binnen het normale uitgavenpatroon vallen.
4.12. [Gedaagde] is hiermee in gebreke gebleven. Uit productie E 22 tot en met 24 blijkt dat vanaf 3 december 2003 tot 17 februari 2004 vrijwel dagelijks geld is opgenomen, meestal EUR 1.250,- per dag (EUR 1.000,- bij ING [locatie] en EUR 250,- bij een automaat van Fortis of ABN Amro) In totaal is op deze wijze binnen korte tijd EUR 41.400,- opgenomen. Indien al mag worden aangenomen dat [gedaagde] met instemming van zijn moeder EUR 18.364,- heeft opgenomen, dan is in de ter comparitie besproken periode meer dan twee keer dit bedrag aan haar rekening onttrokken. Het patroon van deze opnames, dagelijks, bij dezelfde pinautomaten, op tijdstippen kort na elkaar, doet sterk vermoeden dat deze opnames door één persoon zijn gedaan. Ook in latere maanden in 2004 zijn volgens hetzelfde patroon nog grote geldopnames gedaan. In totaal is binnen dertien maanden
EUR 58.330,- van de ING Postbankrekening opgenomen. Het is evident dat deze opnames niet binnen het normale uitgavenpatroon van erflaatster vallen en [gedaagde] heeft geen afdoende verklaring kunnen geven voor deze hoge opnames. Zijn verweer dat [eiser sub 2] in die periode ook pinopnames deed, is vaag en onvoldoende om het vermoeden te ontzenuwen dat [gedaagde] in de genoemde jaren gelden heeft opgenomen, die hij niet aan erflaatster ten goede heeft laten komen. Nu [gedaagde] geen bewijs heeft aangeboden ziet de rechtbank geen aanleiding hem te belasten met tegenbewijs tegen genoemd vermoeden.
4.13. De schade die erflaatster door de onrechtmatige opnames heeft geleden, bepaalt de rechtbank op EUR 46.766,- De rechtbank begroot de geldopnamen die normaal kunnen worden geacht in erflaatsters omstandigheden op EUR 5.000,- per jaar. Dit bedrag kan over 2004 tot en met 2006 dan ook niet als schade gelden, terwijl in 2007 geen schade is geleden. Voorts acht de rechtbank niet onaannemelijk dat [gedaagde] 18.364,- geschonken heeft gekregen voor zijn inspanningen rond de overdracht en ontruiming van erflaatsters woning, zodat niet vast is komen te staan dat [gedaagde] dit bedrag onrechtmatig aan het vermogen van erflaatster heeft onttrokken. Het bedrag aan kasopnames van EUR 82.290,- moet dus worden verminderd met EUR 15.000,- + 2.160,- + 18.364 = EUR 46.766,-.
4.14. De aldus vastgestelde schade dient in principe, aangezien deze in de nalatenschap valt, aan de boedel en niet aan eisers te worden vergoed.
Eisers hebben echter een beroep gedaan op artikel 3:194, tweede lid BW. Ingevolge genoemd artikel verbeurt de deelgenoot die opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwijgt, zoekmaakt of verborgen houdt, zijn aandeel in die goederen (en dus niet zijn aandeel in de nalatenschap, zoals eisers vorderen). De rechtbank acht gelet op het voorgaande en gelet op de omstandigheid dat de boedelnotaris [gedaagde] tevergeefs om opheldering heeft verzocht voldoende aannemelijk dat [gedaagde] de onttrokken gelden welbewust verborgen heeft gehouden voor de mede-erfgenamen. De gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden gegeven en [gedaagde] zal worden veroordeeld het bedrag van EUR 46.766,- aan [eisers] te vergoeden.
4.15. [Eisers] vorderen tenslotte sub 3 dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot afgifte van inboedelgoederen, waaronder een geldkist met onbekende inhoud en schilderijen van de vader van partijen.
Tijdens de comparitie heeft [gedaagde] verklaard dat de geldkist ongeveer EUR 3.000,- bevatte en dat hij deze in opdracht van erflaatster heeft verdeeld onder de kinderen, met uitzondering van [eiseres sub 1]. Eisers hebben deze gang van zaken niet, danwel onvoldoende weersproken, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de gelden uit de geldkist reeds zijn verdeeld zoals erflaatster dat wenste.
Met betrekking tot de overige inboedelgoederen en de schilderijen is gebleken dat na het vertrek van erflaatster uit de woning aan de Zonnebloemstraat een zoon van eiser sub 2, [C], maandenlang in deze woning heeft verbleven. Deze [C] heeft de woning willen kopen voor de helft van de waarde, hetgeen niet is doorgegaan door bemoeienis van notaris Helmig. Pas na het afketsen van de verkoop aan [C] heeft erflaatster aan [gedaagde] een volmacht verstrekt om de verkoop van de woning te regelen en de woning te ontruimen.
[Gedaagde] heeft tijdens de comparitie verklaard dat veel inboedelgoederen al waren verdwenen voordat hij de woning ontruimde. Eiser sub 2 had volgens hem al een deel van de inboedel verkocht. Het restant heeft [gedaagde] naar zijn eigen woning overgebracht, die later door de GGD is ontruimd omdat het te vol was. Tevens heeft hij verklaard bij de ontruiming geen kunstwerken van zijn vader in de woning te hebben aangetroffen. Volgens hem waren deze al verdeeld onder de (klein)kinderen. Hetzelfde geldt volgens hem voor de ‘verdwenen’ rentecertificaten. Eisers hebben hun vordering tegenover dit verweer niet nader gespecificeerd en de gang van zaken niet weersproken. [Eiseres sub 1] heeft weliswaar verklaard dat haar niet bekend is dat moeder haar vermogen had verdeeld, maar zij heeft wel van eiser sub 3 vernomen dat hij enige rentebrieven van moeder heeft gekregen en ook ongeveer EUR 500,- die [gedaagde] hem heeft gegeven. Dit ondersteunt de lezing van [gedaagde] in zoverre. De vordering sub 3 is gelet op genoemde omstandigheden als te onbepaald en onvoldoende feitelijk onderbouwd niet voor toewijzing vatbaar.
4.16. De rechtbank zal gelet op de familierelatie tussen partijen de kosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.1. verklaart voor recht dat [gedaagde] zijn aandeel in het tot de nalatenschap behorende bedrag van EUR 46.766,- heeft verbeurd;
5.2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van een bedrag van EUR 46.766,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2008 tot aan de dag van betaling;
5.3. compenseert de proceskosten, waaronder de beslagkosten, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.4 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
5.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.C. Hofman en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2011.?