ECLI:NL:RBHAA:2011:BV1571

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
28 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/801134-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer van cocaïne en mishandeling van minderjarig kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 28 december 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte betrokken was bij de opzettelijke invoer van cocaïne en de mishandeling van hun minderjarige kind. De verdachte heeft samen met de medeverdachte ongeveer 600 gram cocaïne ingevoerd, wat een schadelijke stof is voor de gezondheid van personen. De rechtbank oordeelde dat de ingevoerde hoeveelheid bestemd was voor verdere verspreiding en handel, wat gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan meermalen mishandeling van haar bijna tweejarige zoon, wat leidde tot pijn en letsel voor het kind. De rechtbank rekent het de verdachte bijzonder zwaar aan dat zij, terwijl zij hoogzwanger was, bollen met vloeibare cocaïne heeft geslikt en deze ook in de luier van haar jonge kind heeft gestopt. Dit gedrag toont een ernstige schending van de zorgplicht die ouders hebben voor hun kinderen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarbij de tijd die zij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van een in beslag genomen telefoontoestel bevolen, dat gebruikt is bij de voorbereiding van de strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801134-11
Uitspraakdatum: 28 december 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 december 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Spanje),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwersluis.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
zij op of omstreeks 03 september 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
feit 2
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode tussen 23 augustus 2011 tot en met 03 september 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of aan boord van een (Nederlands) luchtvaartuig, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk mishandelend haar kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer], geboren op [geboortedatum],
- (meermalen) met de (tot vuist gebalde) hand (krachtig) tegen het (achter)hoofd heeft gestompt en/of geslagen (ten gevolge waarvan voornoemd kind met het hoofd tegen het raam is gekomen) en/of
- (meermalen) met de (vlakke en/of tot vuist gebalde) hand (krachtig) tegen het (voor)hoofd, althans in het gezicht heeft gestompt en/of geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten (inclusief het medeplegen) en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd van het onder verdachte in beslag genomen telefoontoestel.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
feit 1
Verdachte is in Spanje benaderd om bollen met cocaïne te slikken. Nadat verdachte daarmee heeft ingestemd, is zij met haar zoon [slachtoffer] (hierna ook te noemen: de zoon), op 20 augustus 2011 vanuit Madrid naar Amsterdam gevlogen.2 3 Na aankomst in Nederland heeft zij gebeld met medeverdachte [medeverdachte] vanuit een publieke telefooncel omdat er niemand was om haar op te halen. Daarop heeft medeverdachte [medeverdachte] haar gezegd dat zij op hem moest wachten, dat hij er binnen een paar uur aankwam. Ook heeft hij haar een sms gestuurd met een telefoonnummer dat zij moest bellen om opgehaald te worden. Verdachte is opgehaald en naar een appartement in Amsterdam gebracht.4 Medeverdachte [medeverdachte] is korte tijd later, vanuit Spanje, naar hetzelfde appartement in Amsterdam gekomen. Uiteindelijk is verdachte in Nederland enkele dagen in een appartement verbleven met medeverdachte [medeverdachte] en hun zoon. Vervolgens is verdachte op 23 augustus 2011 samen met medeverdachte [medeverdachte] en hun zoon naar Aruba gevlogen.5 Op Aruba hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] verbleven in hetzelfde appartement.6 Voor vertrek heeft verdachte bollen met cocaïne geslikt.7
Op 3 september 2011 is verdachte met medeverdachte [medeverdachte] en hun zoon per vliegtuig vanuit Aruba aangekomen op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer.8 9 Bij medeverdachte [medeverdachte] zijn 10 slikkersbollen aangetroffen met een nettogewicht van 200 gram cocaïne.10 Bij verdachte zijn 18 slikkersbollen aangetroffen met een nettogewicht van 207 gram cocaïne. In de luier van de zoon van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn 11 slikkerbollen aangetroffen met een nettogewicht van 202 gram cocaïne.11 12 De bollen die bij verdachte, bij [medeverdachte] en hun zoon zijn aangetroffen zijn allen nagenoeg identiek verpakt, bevatten allen een vloeibare inhoud en ook de zuiverheidsgraad van het gehalte cocaïne is nagenoeg identiek.13 Verdachte wist bij aankomst op Schiphol dat zich in de luier van haar zoon bollen met cocaïne bevonden.14
Dat zij dit bij vertrek van Aruba naar Nederland nog niet zou hebben geweten, als ook dat zij er niet bekend mee zou zijn geweest dat haar medeverdachte [medeverdachte] ook bollen met cocaïne had geslikt, acht de rechtbank - gelet op het vage reisverhaal van beide verdachten - volstrekt ongeloofwaardig. Het kan, gelet op het bovenstaande, redelijkerwijs niet anders zijn dan dat verdachte en haar medeverdachte, in nauwe en bewuste samenwerking met elkaar, de onderhavige drugsreis samen hebben gemaakt.
feit 2
[slachtoffer] is de zoon van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] 15 en is geboren op [geboortedatum].16
Op 23 augustus 2011 is verdachte met medeverdachte [medeverdachte] en hun zoon [slachtoffer] (hierna ook te noemen: de zoon) vanaf de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, naar Aruba gevlogen.17 De vlucht is uitgevoerd door Martinair. De zoon zat op de stoel tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in. Tijdens deze vlucht heeft verdachte haar zoon met platte hand en met volle kracht op de wang geslagen. 18
Op 2 september 2011 zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met hun zoon vanuit Aruba teruggevlogen. Zij zijn op 3 september 2011 aangekomen op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. 19 20 Deze vlucht is uitgevoerd door Martinair.21 Aan boord van het vliegtuig zaten verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en hun zoon op één rij.22 Medeverdachte [medeverdachte] heeft na het instappen in het vliegtuig zijn zoon hard met de handpalm van zijn vuist geslagen. Na vijf minuten heeft hij zijn zoon nogmaals geslagen. Door de harde klap kwam zijn zoon tegen het raam aan.23 Vervolgens heeft verdachte met harde kracht en met gebalde vuist vijf tot zes keer op het voorhoofd van haar zoon geslagen. 24
Uit deze redengevende feiten en omstandigheden volgt dat de rechtbank geen geloof hecht aan de ontkennende verklaringen van verdachte en haar medeverdachte [medeverdachte]. De rechtbank acht de verklaringen van de verschillende getuigen consistent, geloofwaardig, en meer betrouwbaar dan de verklaringen van verdachte en haar medeverdachte, die in de luier van hun zoontje vloeibare bollen met cocaïne hebben gestopt. Nu noch verdachte noch haar medeverdachte zich van elkaars mishandelingen van hun kind hebben gedistantieerd - terwijl op hen beiden een wettelijke zorgplicht voor hun kind rust - doch integendeel zich daarbij telkenmale hebben aangesloten, acht de rechtbank ook het medeplegen bewezen.
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
feit 1
zij op 3 september 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
feit 2
zij op tijdstippen in de periode tussen 23 augustus 2011 tot en met 3 september 2011 aan boord van een Nederlands luchtvaartuig, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk mishandelend haar kind, te weten [slachtoffer], geboren op [geboortedatum],
- meermalen met de (tot vuist gebalde) hand (krachtig) tegen het (achter)hoofd heeft gestompt en/of geslagen (ten gevolge waarvan voornoemd kind met het hoofd tegen het raam is gekomen) en
- meermalen met de (vlakke en/of tot vuist gebalde) hand (krachtig) tegen het (voor)hoofd, heeft gestompt en/of geslagen,
waardoor deze telkens pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 2
Medeplegen van mishandeling, begaan tegen haar kind, meermalen gepleegd.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
7.1. Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ongeveer 600 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Voorts heeft verdachte zich, samen met een ander, meermalen schuldig gemaakt aan mishandeling van haar minderjarige kind van bijna twee jaar. Hierdoor heeft het kindje pijn geleden. Verdachte heeft door aldus te handelen de lichamelijke integriteit van haar zoontje geschonden. Verdachte heeft zich evenmin gedistantieerd van het geweld tegen het kind door de medeverdachte [medeverdachte], de vader van het kind, terwijl zij beiden als ouders een bijzondere zorgplicht vervullen ten aanzien van hun zoon.
De rechtbank rekent verdachte haar handelen bijzonder ernstig aan, waarbij niet onvermeld mag blijven dat ook bij de invoer van de cocaïne verdachte volstrekt niet aan (de belangen van) haar (ongeboren) kind(eren) heeft gedacht. Verdachte heeft immers bollen met daarin vloeibare cocaïne geslikt, wetende dat zij hoogzwanger was, en dergelijke bollen ook in de luier van haar jonge zoontje gestopt, wetende wat de risico's kunnen zijn als een dergelijke bol knapt en de vloeibare cocaïne in het lichaam van haar zoontje komt.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, komt naar het oordeel van de rechtbank geen andere straf in aanmerking dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank ziet daarbij geen enkele reden om van de eis van de officier van justitie af te wijken, welke eis de rechtbank alleszins passend voorkomt.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7.2. Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoontoestel, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van dat telefoontoestel, dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 47, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHT (8) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd:
(11) 1 telefoontoestel, kleur zwart, Nokia.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Jongeling, voorzitter,
mr. A.E. Patijn en mr. S.C.A. van Kuijeren, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 december 2011.
Mr. S.C.A. van Kuijeren is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Proces-verbaal van verhoor ([verdachte]) d.d. 12 september 2011 (blz. 132 e.v.).
3 Proces-verbaal van verhoor ([verdachte]) d.d. 7 september 2011 (blz. 115 e.v.).
4 Proces-verbaal van verhoor ([verdachte]) d.d. 7 september 2011 (blz. 115 e.v.).
5 Proces-verbaal van verhoor ([verdachte]) d.d. 12 september 2011 (blz. 132 e.v.).
6 Proces-verbaal van verhoor ([verdachte] d.d. 26 oktober 2011 (blz. 187).
7 Proces-verbaal van verhoor ([verdachte]) d.d. 12 september 2011 (blz. 132 e.v.).
8 Proces-verbaal van verhoor ([verdachte]) d.d. 12 september 2011 (blz. 135).
9 Proces-verbaal d.d. 3 september 2011 (blz. 13 en 14) en proces-verbaal d.d. 3 september 2011 (blz. 17 en 18).
10 Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen (blz. 95 e.v.) en rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 29 september 2011, zaaknummer 2011.09.16.001 (aanvraag 001) (losse bijlage).
11 Proces-verbaal (van bevindingen) d.d. 3 september 2011 (blz. 35 e.v.).
12 Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 8 september 2011 (blz. 99.e.v.) en rapport van het NFI van 3 oktober 2011, zaaknummer 2011.09.12.006 (losse bijlage).
13 Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen (blz. 95 e.v.) en rapport van het NFI van 29 september 2011, zaaknummer 2011.09.16.001 (aanvraag 001) (losse bijlage) en proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen 8 september 2011 (blz. 99 e.v.) en rapport van het NFI van 3 oktober 2011, zaaknummer 2011.09.12.006 (losse bijlage).
14 Proces-verbaal van verhoor ([verdachte]) d.d. 26 oktober 2011 (blz. 190).
15 Proces-verbaal van verhoor ([verdachte]) d.d. 7 september 2011 (blz. 118).
16 Een schriftelijk stuk, zijnde een kopie van het paspoort van [medeverdachte] (blz. 73).
17 Proces-verbaal van verhoor ([verdachte]) d.d. 12 september 2011 (blz. 132 e.v.).
18 Proces-verbaal van verhoor van [getuige] d.d. 8 september 2011 (blz. 125 e.v.).
19 Proces-verbaal van verhoor ([verdachte]) d.d. 12 september 2011 (blz. 135).
20 Proces-verbaal d.d. 3 september 2011 (blz. 13 en 14) en proces-verbaal d.d. 3 september 2011 (blz. 17 en 18).
21 Proces-verbaal d.d. 6 september 2011 (blz. 26).
22 Proces-verbaal van verhoor ([getuige 2]) d.d. 22 september 2011 (blz. 147 e.v.).
23 Proces-verbaal van verhoor ([getuige 2]) d.d. 3 september 2011 (blz. 37 e.v.).
24 Proces-verbaal van verhoor van [getuige 3] d.d. 22 september 2011 (blz. 155 e.v.) en proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] d.d. 3 september 2011 (blz. 37 e.v.).