ECLI:NL:RBHAA:2011:BV0178

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-801337-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne en de strafmaat

Dit vonnis is gewezen door de Rechtbank Haarlem naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 december 2011 in de zaak tegen de verdachte, die op 17 oktober 2011 te Schiphol opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank heeft op basis van verschillende bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van de Douane, de bekennende verklaring van de verdachte en deskundigenrapporten, het feit wettig en overtuigend bewezen verklaard.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, strafbaar is. De rechtbank heeft de ernst van het feit in overweging genomen, waarbij de verdachte 2.489,7 gram cocaïne heeft ingevoerd, wat schadelijk is voor de gezondheid en bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 28 maanden had geëist, in overweging genomen, maar heeft besloten om af te wijken van deze eis. Gezien de omstandigheden van de verdachte, die voor het eerst in aanraking is gekomen met politie en justitie, heeft de rechtbank een gevangenisstraf van 25 maanden opgelegd.

De rechtbank heeft bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op 23 december 2011.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801337-11
Uitspraakdatum: 23 december 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 december 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Braunschweig (Duitsland),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 oktober 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achtentwintig (28) maanden met aftrek van voorarrest.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank - nu verdachte een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
* de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting;
* het proces-verbaal van bevindingen Douane speurhondengeleider d.d. 17 oktober 2011 (dossierparagraaf 2.2);
* het proces-verbaal van aanleiding en bevindingen d.d. 17 oktober 2011 (dossierparagraaf 2.3);
* het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 19 oktober 2011 (los opgenomen);
* het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 25 oktober 2011, kenmerk 9419 X 11 (los opgenomen).
De door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde personen en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 17 oktober 2011 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de strafbaarheid van het feit wordt uitgesloten. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 2.489,7 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een gevangenisstraf als straf in aanmerking.
De rechtbank merkt op dat de door de officier van justitie gevorderde (duur van deze) straf in overeenstemming is met de straf die ten aanzien van de opzettelijke invoer van vergelijkbare hoeveelheden cocaïne pleegt te worden opgelegd. De rechtbank ziet echter in de persoon van verdachte - die van meet af aan een bekennende verklaring heeft afgelegd en die onlangs 51 jaar is geworden, terwijl dit zijn eerste contact met politie en justitie betreft - aanleiding om enigszins ten voordele van verdachte van voornoemde eis van de officier van justitie af te wijken.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
2 en 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJFENTWINTIG (25) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Jongeling, voorzitter,
mr. J.M. Sassenburg en mr. G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van vrijdag 23 december 2011.
Mr. Demmink en mr. Ramdharie zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.