De feiten
1. Klüh is een onderneming die zich bezighoudt met het schoonmaken en onderhouden van terreinen, gebouwen en vliegtuigen.
2. [A.], 49 jaar oud, werkt sinds 7 oktober 1997 als vliegtuigschoonmaakster op Schiphol. [A.] is op 2 december 2002 bij Klüh in dienst getreden. Zij was werkzaam als medewerker vliegtuigschoonmaak voor een salaris van € 1.360,15 bruto per maand exclusief vakantiegeld.
3. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Schoonmaak van toepassing.
4. Op 5 februari 2009 is [A.] uitgevallen wegens rugklachten.
5. Op 5 mei 2009 heeft [A.] het spreekuur van de bedrijfsarts bezocht. Naar aanleiding van dit bezoek en na overleg met de huisarts van [A.], heeft de bedrijfsarts op 25 mei 2009 geadviseerd dat [A.] moet starten met een rugtrainingsprogramma, dat door de huisarts zal worden geïnitieerd. Verder is [A.] twee tot drie dagen per week geschikt voor licht (rug) belastend werk voor maximaal 4 uur per dag.
6. In de Probleemanalyse van 25 mei 2009 is vermeld dat met gerichte rugtraining over een paar maanden positief effect valt te verwachten en dat het ’streven’ is ‘werkhervatting in de eigen functie’.
7. Op 31 juli 2009 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat [A.] in staat is tot ‘rugsparend werk cq eigen werk met aanpassing qua rugbelasting’.
8. Bij beschikking van 31 augustus 2009 heeft de kantonrechter te Haarlem een door Klüh ingediend verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen.
9. Op 21 oktober 2009 heeft de bedrijfsarts aan Klüh geschreven:
‘(…) dat zij (ktr: [A.]) nog volop herstellende is met behulp van verschillende professionele hulpverlening. Het herstel van met name haar rugfunctie lijkt de laatste tijd echter te stagneren (…) Haar structurele werkinzet is zodoende nog niet te verwachten met de kanttekening dat ik ook nog twijfel aan de duurzaamheid van haar (nog beperkte) herstel. (…)’
10. In de periode van 20 november 2009 tot half februari 2010 heeft [A.] twee dagen per week voor twee uur per dag op arbeidstherapeutische basis ander passend werk verricht bij Klüh.
11. Op 5 februari 2010 heeft de bedrijfsarts geschreven dat er geen sprake lijkt te zijn van ‘structurele beperkingen’ maar dat de klachten van [A.] ‘zeker zeer reëel zijn’. Daarnaast heeft de bedrijfsarts geadviseerd de aangepaste werkzaamheden stapsgewijs uit te breiden tot uiteindelijk (rond maart of april 2010) vijf dagen van acht uur per dag.
12. Op 22 maart 2010 heeft de bedrijfsarts aan Klüh geschreven dat de klachten van [A.] acuut zijn toegenomen waardoor de re-integratie stagneert, maar dat hij verwacht dat het re-integratieplan op korte termijn weer kan worden opgepakt. Voorts meldt de bedrijfsarts dat [A.] voor haar klachten een specialist bezoekt.
13. In de eerstejaarsevaluatie van het Plan van Aanpak WIA van 26 maart 2010 is vermeld dat [A.] op dat moment niet werkt en dat in- en extern wordt gezocht naar arbeidsmogelijkheden.
14. In het arbeidsdeskundig onderzoek van 2 april 2010 wordt geconcludeerd dat [A.] -vanwege reële beperkingen- niet meer geschikt is te achten voor haar eigen werk en dat er voor haar, gezien haar opleiding en werkervaring, geen mogelijkheden zijn voor structureel ander passend werk binnen Klüh. Het advies van de arbeidsdeskundige is om ’[A.] te begeleiden naar een passende functie bij een andere werkgever, dit middels het inkopen van een begeleidingstraject bij een re-integratiebedrijf’.
15. [A.] heeft op 14 juni 2010 een intakegesprek gevoerd met een re-integratieconsulent van het re-integratiebureau Mens & Reintegratie. Mens & Reintegratie heeft een plaatsingsplan opgesteld, waarin de inhoud van het re-integratietraject is beschreven. Klüh heeft het plaatsingsplan geaccordeerd en de bijbehorende kosten voldaan. In de periode van juni 2010 tot februari 2011 heeft Mens & Reintegratie [A.] begeleid.
16. In het bijgestelde Plan van Aanpak van 24 juni 2010 is vermeld dat [A.] naast rugklachten ook angstklachten, waaronder angst voor kleine ruimtes, heeft. [A.] heeft zich hiervoor onder behandeling van een psycholoog gesteld.
17. Op 11 augustus 2010 hebben partijen een nieuw Plan van Aanpak opgesteld. Daarin is opgenomen dat de aandacht voorlopig gericht is op re-integratie in het tweede spoor, tenzij de klachten zodanig verminderen dat re-integratie in het eigen werk weer mogelijk zou zijn. Verder is afgesproken dat [A.] een rugtraining zal gaan volgen bij het Orthopedisch Centrum Amstelveen (hierna: OCA).
18. [A.] heeft op 5 november 2010 een intakegesprek gevoerd bij Winnock, een bedrijf dat zich richt op duurzame re-integratie van mensen die langdurig arbeidsongeschikt zijn geweest, voor een rugtraining. [A.] zou deze rugtraining volgen nadat het re-integratietraject bij Mens & Reintegratie was afgerond. [A.] heeft de training uiteindelijk niet gevolgd.
19. Op 19 januari 2011 is de Eindevaluatie Plan van Aanpak WIA opgesteld.
20. Het UWV heeft op 9 februari 2011 aan Klüh laten weten dat het re-integratieverslag akkoord was.
21. In maart 2011 heeft Mens & Reintegratie gerapporteerd dat [A.] zowel lichamelijke als geestelijke klachten heeft. [A.] heeft geen fysiotherapie meer, wel heeft zij sinds september 2010 gesprekken met het maatschappelijk werk. In het rapport is opgenomen dat aan [A.] is verteld dat de werkgever niet de reiskosten van en naar Winnock zal gaan vergoeden en dat [A.] een reiskostenvergoeding kan aanvragen bij haar zorgverzekeraar en het UWV.
22. Op 17 maart 2011 heeft het UWV aan [A.] geschreven dat zij niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is bevonden.
23. De bedrijfsarts heeft op 18 mei 2011 geoordeeld dat volledig herstel van [A.] binnen zes maanden niet is te verwachten omdat er geen interventie gaande is voor haar rugklachten en omdat [A.] nog een knieoperatie moet ondergaan.
24. [A.] is op 1 juli 2011 aan haar knie geopereerd.
25. Op 16 augustus 2011 heeft de bezwaarverzekeringsarts van het UWV geoordeeld:
“(…) Uit het advies van Winnock blijkt dat positief geadviseerd is ten aanzien van rugtraining. Verwacht mag dan ook worden dat haar klachten door deze training zullen afnemen. (…)”
26. In vervolg op de heroverweging van de bezwaarverzekeringsarts heeft de bezwaararbeidsdeskundige van het UWV geoordeeld dat de re-integratie-inspanningen van Klüh ten onrechte als voldoende zijn aangemerkt, omdat van Klüh verwacht had mogen worden dat zij het advies van de bedrijfsarts had opgevolgd om een rugtraining (bij Winnock) in te kopen voor [A.].
27. Op 6 september 2011 heeft het UWV op het bezwaar van [A.] geoordeeld dat het percentage arbeidsongeschiktheid ongewijzigd blijft. Tevens heeft het UWV geschreven dat, ondanks dat de re-integratie-inspanningen van Klüh alsnog als onvoldoende moeten worden beoordeeld, het niet mogelijk is om na afloop van de wachttijd van 104 weken (te weten 3 februari 2011) een loonsanctie op te leggen of de periode van loondoorbetaling te verlengen.