ECLI:NL:RBHAA:2011:BU9520

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
4 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/741452-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortgezette handeling van mensenhandel met oplegging van deels voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 4 november 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, zich schuldig heeft gemaakt aan het werven, vervoeren en uitbuiten van vrouwen voor seksuele diensten. De feiten zijn gepleegd in de periode van 20 september 2010 tot en met 4 januari 2011, waarbij de slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], onder druk en bedreiging in de prostitutie werden gedwongen. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de slachtoffers zich in een kwetsbare positie bevonden en dat er sprake was van geweld en bedreiging. De verdachte heeft de vrouwen gedwongen hun inkomsten af te staan en hen ondergebracht in door haar gehuurde woningen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en medeverdachten als geloofwaardig en consistent beoordeeld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft de kans op herhaling als aanwezig beoordeeld en heeft een langere proeftijd opgelegd om recidive te voorkomen. De uitspraak is gedaan in het kader van de toepassing van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, dat mensenhandel strafbaar stelt.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/741452-10
Uitspraakdatum: 4 november 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats/-land]),
wonende te [adres]
thans gedetineerd in de [detentieplaats]
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd:
Feit 1:
zij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 20 september 2010 tot en met 4 januari 2011 te Amsterdam en/of (andere plaatsen) in Nederland en/of in Bulgarije (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 1], (ook wel bekend als "[C]")
(telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van deze [slachtoffer 1] (273f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen (waaronder begrepen: beschikbaar te houden) tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel onder één of meer van de voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen (waaronder begrepen: beschikbaar zou houden) tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (273f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen haar en/of haar mededader te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde (tegen betaling) (273f lid 1 sub 9), en/of
4) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van deze [slachtoffer 1] (273f lid 1 sub 6)
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (onder meer, in ieder geval),
(terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat deze [slachtoffer 1] geen inkomsten had en/of op zoek was naar werk)
- deze [slachtoffer 1] (in Bulgarije) benaderd en/of verteld dat er werk voor haar was (als serveerster) in een bar (in Nederland) en/of verteld dat voor deze [slachtoffer 1] papieren zouden worden geregeld,
- voor deze [slachtoffer 1] de reis (per bus) naar Nederland georganiseerd en/of de kosten voor deze reis betaald,
- deze [slachtoffer 1] (vervolgens) voorgehouden dat zij een schuld had, die zij moest terug betalen,
- deze [slachtoffer 1] (vervolgens) gehuisvest en onder controle gehouden in één of meer door verdachte en/of haar mededader(s) gehuurde woningen (in Amsterdam),
- deze [slachtoffer 1] een of meerma(a)l(en) geslagen (onder meer met een riem),
- deze [slachtoffer 1] een of meerma(a)l(en) gedreigd, in ieder geval verteld, dat haar familie in Bulgarije iets zou worden aangedaan (als zij terug zou gaan), en/of dat zij zou worden verkocht (als ze niet zou doen wat zij, verdachte en/of haar mededader(s) wilde(n)), en/of dat deze [slachtoffer 1] zou worden gezocht en gevonden (als ze weg zou lopen), althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- de SIM-kaart(en) van deze [slachtoffer 1] afgepakt en/of onbruikbaar gemaakt,
- het identiteitsbewijs van deze [slachtoffer 1] afgepakt en/of onder zich gehouden,
- deze [slachtoffer 1] aangeboden voor seksuele diensten en/of escortwerkzaamheden, waarbij (een groot deel van) de opbrengsten van die diensten/werkzaamheden aan verdachte en/of haar mededader(s) moesten worden afgedragen, danwel rechtstreeks door verdachte en/of haar mededader(s) in ontvangst werden genomen, en/of
- voor deze [slachtoffer 1] afspraken gemaakt met één of meer klant(en) ten aanzien van de duur van de escort/prostitutiewerkzaamheden, het soort handelingen dat verricht moest worden en/of de prijs die de klant(en) daarvoor moest(en) betalen,
- deze [slachtoffer 1] (gecontroleerd) naar en van afspraken met klanten vervoerd en/of doen vervoeren,
- (telefonisch) controle gehouden op/over deze [slachtoffer 1] wanneer zij zich als prostituee/escort beschikbaar stelde, en/of
- (voortdurende) druk uitgeoefend op deze [slachtoffer 1] om zich beschikbaar te (blijven) stellen voor seksuele arbeid of diensten, terwijl die [slachtoffer 1] haar bedenkingen had uitgesproken tegen die arbeid of diensten.
Feit 2:
zij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 4 januari 2008 tot en met 4 januari 2011 te Amsterdam en/of (andere plaatsen) in Nederland en/of in Bulgarije (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 2], (ook wel bekend als "[G]")
(telkens) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden of door dreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van deze [slachtoffer 2] (273f lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen (waaronder begrepen: beschikbaar te houden) tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel onder één of meer van de voornoemde omstandigheden enige handeling heeft ondernomen waarvan zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen (waaronder begrepen: beschikbaar zou houden) tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (273f lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen haar en/of haar mededader te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde (tegen betaling) (273f lid 1 sub 9), en/of
4) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van deze [slachtoffer 2] (273f lid 1 sub 6)
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (onder meer, in ieder geval),
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat deze [slachtoffer 2] zeer zwak ontwikkeld is, één jaar onderwijs heeft genoten, niet kan lezen en niet kan schrijven,
terwijl zij wist dat deze [slachtoffer 2] twee (jonge) kinderen heeft,
terwijl zij, verdachte, als tante van deze [slachtoffer 2], wist dat deze [slachtoffer 2] voor haar verblijf en levensonderhoud (volkomen) van haar afhankelijk was, en/of
terwijl zij, verdachte, wist dat de familie van deze [slachtoffer 2] onder erbarmelijke omstandigheden leeft,
en zij, verdachte (aldus) een sterk overwicht over deze [slachtoffer 2] had,
- deze [slachtoffer 2] gehuisvest en onder controle gehouden in één of meer door verdachte en/of haar mededader(s) gehuurde woningen (in Amsterdam),
- deze [slachtoffer 2] een of meerma(a)l(en) geslagen,
- deze [slachtoffer 2] een of meerma(a)l(en) gedreigd, in ieder geval verteld, dat zij zou worden geslagen en/of dat haar haar zou worden afgeknipt (als ze niet zou doen wat zij, verdachte en/of haar mededader(s) wilde(n) en/of als ze weg zou gaan), en/of dat deze [slachtoffer 2] zou worden gezocht en gevonden (als ze weg zou lopen), althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- deze [slachtoffer 2] aangeboden voor seksuele diensten en/of escortwerkzaamheden, waarbij (een groot deel van) de opbrengsten van die diensten/werkzaamheden aan verdachte en/of haar mededader(s) moesten worden afgedragen, danwel rechtstreeks door verdachte en/of haar mededader(s) in ontvangst werden genomen, en/of
- voor deze [slachtoffer 2] afspraken gemaakt met één of meer klant(en) ten aanzien van de duur van de escort/prostitutiewerkzaamheden, het soort handelingen dat verricht moest worden en/of de prijs die de klant(en) daarvoor moest(en) betalen,
- deze [slachtoffer 2] (gecontroleerd) naar en van afspraken met klanten vervoerd en/of doen vervoeren,
- (telefonisch) controle gehouden op/over deze [slachtoffer 2], onder meer op de momenten dat zij zich als prostituee/escort beschikbaar stelde,
- (voortdurende) druk uitgeoefend op deze [slachtoffer 2] om zich beschikbaar te (blijven) stellen voor seksuele arbeid of diensten en/of
- deze [slachtoffer 2] er toe gebracht om seks te hebben met de verhuurder van een door verdachte gehuurde woning.
Feit 3:
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 04 januari 2011 te Amsterdam en/of (andere plaatsen) in Nederland en/of Bulgarije,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- [slachtoffer 1], ook wel bekend als "[C]"
- [slachtoffer 3], ook wel bekend als "[H]"
- een vrouw bekend als "[S]"
heeft aangeworven of medegenomen, met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [S] in een ander land (Nederland) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en) met of voor een derde tegen betaling,
(immers hebben/heeft zij en/of haar mededader(s)
- deze [slachtoffer 1] (in september 2010) verteld dat zij werkzaamheden in Nederland kon verrichten en/of de reis voor deze [slachtoffer 1] georganiseerd en betaald en/of deze [slachtoffer 1] verblijfsmogelijkheden aangeboden, en/of
- (door tussenkomst van één of meer anderen) navraag gedaan over de bereidheid van deze [slachtoffer 3] om in Nederland te werken en/of de reis voor deze [slachtoffer 3] geregeld en betaald en/of deze [slachtoffer 3] verblijfsmogelijkheden aangeboden, en/of
- (in december 2010) telefonisch contact gehad met deze [S] (over werk in Nederland), deze [S] medegedeeld dat zij de reis met het busje zou betalen, de reis voor deze [S] georganiseerd en/of de reiskosten van deze [S] betaald).
2. Voorvragen
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat de dagvaarding betreffende feit 3, ten aanzien van het slachtoffer aangeduid als 'een vrouw bekend als "[S]"', nietig moet worden verklaard. Het zou de verdediging volstrekt niet duidelijk zijn om welke [S] het hier gaat, te meer nu in het dossier meerdere [S]'s voorkomen.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar betoog. Gelet op de inhoud van het dossier, waarbij de rechtbank in het bijzonder wijst op het zaaksdossier 5 en de (daarin opgenomen) verklaringen van [naam slachtoffer 3 (= tevens medeverdachte F.)], kan redelijkerwijs geen twijfel er over bestaan dat met de in feit 3 aangeduide [S], het nichtje van [slachtoffer 3] voornoemd, is bedoeld. Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat verdachte - die in haar verhoren bij de politie hierover is bevraagd (dossierpagina 1872) - ook van deze uitleg van de tenlastelegging is uitgegaan. Daarbij wijst de rechtbank er op dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 april 2011 blijkt dat de officier van justitie op vragen van de raadsvrouw heeft medegedeeld, dat de [S] in de tenlastelegging niet [S] [M.] is, maar dat de (getuige) [S] het nichtje van [slachtoffer 3] is.
De rechtbank acht de dagvaarding, ook overigens, geldig.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig (40) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie kenbaar gemaakt voornemens te zijn een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (ontnemingsvordering) aanhangig te maken.
4. Bewijs1
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen.
In september 2010 is [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1992), ook genoemd [C], door [naam slachtoffer 3 (= tevens medeverdachte F.)], medeverdachte van verdachte, benaderd in hun beider woonplaats Gabrovo in Bulgarije. [C] had geen geld2 en heeft toen aan [medeverdachte F.] verteld dat zij op zoek was naar werk, waarop [medeverdachte F.] antwoordde dat zij werk voor haar kon regelen in Nederland.3 4 Voorts zei [medeverdachte F.] dat zij bij haar in Amsterdam wonende vriendin [F.] (naar de rechtbank begrijpt: verdachte) woonruimte voor [C] kon regelen, omdat zij, [medeverdachte F.], daar zelf ook woonde. Verdachte wordt [F.] genoemd.5 [C] ging akkoord en op 20 september 20106 vertrokken beide vrouwen per minibus naar Nederland.7 8 Bij aankomst in Amsterdam werden beide vrouwen opgehaald door verdachte, die daarvoor € 600 aan de buschauffeur heeft betaald.9 10 Verdachte liet toen aan [C] weten dat zij haar € 300 verschuldigd was. In een later stadium werd dit bedrag verhoogd naar € 1000 en later zelfs naar € 2000.11
Nadat [C] in Nederland was aangekomen, werd zij gehuisvest in een door verdachte gehuurde woning in de [adres 1] in Amsterdam, waar ook verdachte en medeverdachte [medeverdachte F.] woonden. Later woonde zij met onder andere verdachte en medeverdachte [medeverdachte F.] aan de [adres 2] in Amsterdam, welke woning ook door verdachte werd gehuurd.12 13 Medeverdachte [medeverdachte F.] heeft na aankomst in Nederland tegen [C] gezegd: "Je gaat werken en je doet wat ik tegen je zeg, je bent niet gekomen om plezier te hebben, je bent gekomen om te werken en als je niet werkt wordt het iets van verkopen met [F.]."14 [C] werd verteld dat zij zou moeten werken als prostituee.15 Haar identiteitskaart werd door medeverdachte [medeverdachte F.] afgepakt en vervolgens aan verdachte gegeven.16 17 Daardoor kon [C] niet vluchten of terugkeren naar Bulgarije.18 Ook werd haar telefoonkaart afgepakt en kapotgemaakt door medeverdachte [medeverdachte F.].19 20 Daardoor kon [C] geen contact zoeken met familie in Bulgarije.21
[C] werd door medeverdachte [medeverdachte F.] en verdachte bedreigd dat haar familie in Bulgarije iets zou worden aangedaan indien zij zou weglopen.22 Tevens hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte F.] gedreigd [C] door te verkopen aan een Bulgaar in Duitsland als zij niet zou doen wat verdachte en medeverdachte [medeverdachte F.] wilden.23 Ook werd haar verteld dat indien zij iets over haar situatie en werkzaamheden zou doorgeven aan de politie, verdachte en medeverdachte [medeverdachte F.] haar iets zouden aandoen.24 Dit ging gepaard met geweld. [C] kreeg van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte F.]25 26 klappen, waaronder een keer met een riem.27
Wanneer zij niet aan het werk was, waren verdachte en medeverdachte [medeverdachte F.] vaak bij [C], en schreeuwden zij tegen haar en scholden zij haar uit voor hoer en stuk vuilnis. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte F.] spraken in haar aanwezigheid vaak Turks en geen Bulgaars, zodat [C] hun onderlinge communicatie niet kon begrijpen.28 Alle afspraken werden voor haar gemaakt door verdachte en medeverdachte [medeverdachte F.], waarbij geregeld werd dat [C] naar klanten werd gebracht en opgehaald.29 Medeverdachte [medeverdachte F.] voerde vaak de gesprekken met klanten omdat zij Turks en Engels sprak.30 Zij hield dan ook bij waar de vrouwen zich bevonden.31
Ook wanneer zij geen zin in seks had, moest [C] van verdachte werken. Verdachte dwong [C] onder meer om seks te hebben met een klant in/bij een auto, terwijl [C] dit niet wilde, met de boodschap, dat zij er maar zin in moest hebben, dat zij zich niet aan moest stellen, dat het haar werk is en dat zij twee uur met de klant moest doorbrengen. Tevens werd door verdachte aan [C] verteld dat de klant de volgende avond aan verdachte zou betalen.32 Verdachte was de baas, maar wanneer zij er niet was, nam medeverdachte [medeverdachte F.] het van haar over.33
Klanten moesten voor seks met [C] € 50 per uur of € 100 per nacht betalen. Zij ontving daarvoor zelf geen geld. Het door haar verdiende geld werd door haar klanten direct aan verdachte betaald.34 Ook kon [C] zelf niet beslissen hoeveel zij zou verdienen; verdachte en medeverdachte [medeverdachte F.] onderhandelden over de prijs die klanten voor seks met [C] moesten betalen.35
Verdachte vertelde aan [C] dat zij haar geld aan medeverdachte [medeverdachte F.] moest geven en dat zij het zelf niet mocht uitgeven, aangezien medeverdachte [medeverdachte F.] "alles betaalt". Ook een ander meisje moest haar geld afgeven.36 [C] mocht slechts een bedrag van € 20 hebben om boodschappen voor te kopen.37 38
Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat [C] bij haar in de door haar gehuurde woningen in Amsterdam heeft gewoond. Zij heeft [C] onderdak geboden. Zij wist dat [C] als prostituee werkte. Zij heeft met klanten van [C] gesproken en ook afspraken met deze klanten gemaakt. [C] huilde altijd, zij wilde niet. Het klopt dat medeverdachte [medeverdachte F.] de ID-kaart van [C] heeft afgepakt en de simkaarten van haar telefoon heeft stuk gemaakt. Het klopt ook dat [medeverdachte F.] [C] heeft geslagen.
[C] is ook wel eens meegegaan met medeverdachte [medeverdachte D.]. [medeverdachte D.] had een escort-bedrijf. [C] ging dan naar klanten van [medeverdachte D.].39 [C] verklaart hierover dat [medeverdachte D.] haar naar klanten bracht. [medeverdachte D.] kreeg het geld van deze klanten, zij niet. [medeverdachte D.] gaf het geld later aan verdachte, en verdachte en [medeverdachte F.] verdeelden het dan. [C] heeft drie nachten voor [medeverdachte D.] gewerkt.40
4.2. Beslissingen ten aanzien van feit 2
4.2.1. Partiële vrijspraak ten aanzien van feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank moet verdachte worden vrijgesproken van hetgeen haar ten laste is gelegd onder feit 2 betrekking hebbende op de periode van 4 januari 2008 tot 1 september 2010, voor zover dit ziet op andere handelingen dan (kort gezegd) het dwingen/ bewegen van [G] om seks te hebben met de huurbaas van de woning van verdachte. Voor die andere handelingen bevindt zich met betrekking tot voormelde periode naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het verhandelde ter terechtzitting, onvoldoende bewijs in het dossier.
4.2.2. Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van hetgeen overigens onder 2 is ten laste gelegd op grond van de navolgende bewijsmiddelen.
[slachtoffer 2] (geboren op 21 januari 1987) wordt [G] genoemd. Ze heeft één jaar lagere school gehad en is verder niet naar school geweest. Ze kan niet lezen en niet schrijven en ze spreekt alleen Turks. Ze heeft nooit gewerkt en werd onderhouden door haar ouders. Op een gegeven moment is ze vanuit Bulgarije naar haar tante in Nederland gegaan. Haar tante heet [F.] (naar de rechtbank begrijpt: verdachte). [G] woont tijdens haar verhoor op 5 januari 2011 al ongeveer drie jaar in Nederland. Op dat moment woont zij samen met verdachte en nog twee andere meisjes, [H] (naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte F.]) en [C].41
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij [F.] wordt genoemd en dat haar nichtje [G] ongeveer drie jaar geleden naar Nederland is gekomen. [G] heeft vanaf dat moment zowel in de [adres 1] als op de [adres 2] in Amsterdam bij haar in de woning gewoond. Eind 2010 zijn zij op de [adres 2] gaan wonen.42 Verdachte weet dat [G] twee kinderen heeft, die in Bulgarije wonen. Verdachte verklaart dat [G] een beetje dom is en niet kan lezen en schrijven. Voorts weet [G] volgens verdachte nooit welke dag het is en is ze goedgelovig.43 In Bulgarije leidde [G] een arm bestaan en werd zij mishandeld door haar man.44 Verdachte heeft [G] geholpen met woonruimte, net als verdachte andere meisjes met woonruimte heeft geholpen.45 "Hun families leven onder erbarmelijke omstandigheden", aldus verdachte. Verdachte heeft de meisjes veel geld geleend, maar ze weet dat de meisjes niet genoeg geld hebben om haar terug te betalen.46
Hoewel [G] de huisbaas van het huis in de [adres 1] haatte, moest zij van verdachte bij hem blijven en met hem slapen. In ruil daarvoor hoefden verdachte en de anderen geen huur te betalen en kregen ze van hem eten en sigaretten.47 [C] verklaart dat [G] voor [F.] en [A.] (naar de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte F.]) in de prostitutie moest werken. [G] kreeg geen geld voor haar werk en kon niets betalen. [G] ging ook wel eens mee werken voor [H.] (naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte D.]). [medeverdachte D.] had klanten en bracht de meisjes daarheen. [medeverdachte D.] kreeg het geld van de klanten, de meisjes niet. [medeverdachte D.] gaf het geld daarna aan verdachte, die het met [medeverdachte F.] verdeelde.48 Toen [C] in september 2010 in Nederland aankwam, werkte [G] al in de prostitutie. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte F.] deelden bevelen uit aan [G].49 [medeverdachte F.] bevestigt dat het nichtje van [F.], [G] genaamd, in de prostitutie werkte.50 [G] heeft ongeveer 2 à 3 vaste klanten.51
[G] en [C] kregen zelf geen deel van het door hen met hun sekswerk verdiende geld. Verdachte is de baas, een pooier. Zij krijgt het geld, zoekt de klanten, stuurt de meisjes naar een klant en vraagt hoe lang zij daar blijven. Daarna moeten de meisjes terugkomen. Verdachte betaalt al haar rekeningen met het geld van onder andere [C] en [G]. Verdachte beschouwt hen ook als haar eigendom. Klanten betaalden € 150 voor een hele nacht. De meisjes moesten van verdachte elke dag werken.52 Verdachte betaalt iemand zo'n € 50 per avond om de meiden 's nachts rond te rijden.53
Niet alleen moest [G] voor verdachte werken, ook blijkt uit verschillende taps dat verdachte [G] in elkaar heeft geslagen en dat zij dit weer zal doen als [G] voornemens is naar Bulgarije te gaan. Verdachte verklaart in een telefoongesprek dat zij [G] in elkaar heeft geslagen en dat zij onder de blauwe plekken zit. Zij heeft dit gedaan omdat [G] tegen [medeverdachte D.] had gezegd dat ze weg wilde bij die vrouw en naar Bulgarije wilde gaan.54 Verdachte heeft aan anderen te kennen gegeven dat zij maar aan [G] moesten vragen hoe hard zij kon slaan. Ook [G] zelf heeft dit, volgens [medeverdachte F.], bevestigd.55 Voorts heeft verdachte gedreigd het haar van [G] af te knippen als zij door zou gaan zoals zij deed56 en dreigde zij [G] met klappen als ze niet meteen zou komen.57
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij [G] wel eens heeft uitgescholden en ook wel eens geld van haar heeft afgepakt. Zij was ook soms boos op [G] omdat [G] niet bij [M.], de huisbaas van de woning aan de [adres 1] in Amsterdam, wilde blijven.58
4.3. Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen.
Verdachte heeft haar vriend opdracht gegeven de vriend van [medeverdachte F.], ook wel genaamd [H]59 60, te bellen om te vragen of er meisjes in Bulgarije zijn die in Nederland willen werken. [C] ([slachtoffer 1])61, een vriendin van [medeverdachte F.], wilde wel in Nederland werken62 daar ze geen geld had. Hierop heeft verdachte een busje geregeld en zijn [medeverdachte F.] en [C]63 in september 201064 naar Nederland gekomen.65 Zowel [medeverdachte F.] als [C] wisten dat zij in Nederland in de prostitutie zouden gaan werken66 - zij hadden daar met verdachte, genoemde vriend(en) en/of [medeverdachte F.] over gesproken - en samen bij verdachte zouden verblijven.67 68 69 Verdachte heeft de chauffeur van het busje betaald. Dat was de afspraak omdat [medeverdachte F.] en [C] geen geld hadden.70 Ze werden opgehaald door verdachte.71
Verdachte heeft haar medeverdachte [medeverdachte F.], na diens komst naar Nederland, gevraagd op zoek te gaan naar meisjes voor in de prostitutie. [medeverdachte F.] moest haar nichtje, [S] genaamd, bellen. Verdachte zei tegen [medeverdachte F.] dat als haar nichtje wilde komen, zij geld moest sturen. Verdachte heeft ook zelf met [S] gesproken.72 Op 7 december 2010 zegt [medeverdachte F.] in een telefoongesprek tegen [medeverdachte D.], 'dat [S] net gekomen is'.73 Hiermee geconfronteerd, verklaart [medeverdachte F.] dat [S] met het busje vanuit Bulgarije naar Nederland is gekomen om hier in de prostitutie te gaan werken. [medeverdachte F.] heeft daar met haar nichtje [S] over gesproken. Verdachte heeft de reis geregeld en het busje betaald. Verdachte zei tegen [medeverdachte F.]: "Laat haar maar komen, ik betaal de kosten." Tegen [S] had [medeverdachte F.] gezegd dat zij de reis zou regelen en betalen.74 Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat [S] eind 2010 naar Nederland is gekomen en dat [S] wist dat zij hier in de prostitutie zou gaan werken. In Amsterdam heeft verdachte [S] onderdak gegeven.75
4.4. Overige redengevende feiten en omstandigheden
In juni 2010 is door de politie het opsporingsonderzoek onder de naam "[naam onderzoek]" gestart. Dit onderzoek richtte zich op de persoon van [medeverdachte D.], die ervan werd verdacht een illegaal escortbureau te runnen en zich bezig te houden met mensenhandel en andere strafbare feiten. In het kader van dit onderzoek zijn telefoonnummers getapt en is er vertrouwelijke communicatie opgenomen. In november 2010 is verdachte in dit onderzoek naar voren gekomen en ook ten aanzien van verdachte ontstond de verdenking dat zij zich bezig hield met mensenhandel. Op 5 januari 2011 is verdachte aangehouden.76
Naast hetgeen hierboven in de respectievelijke redengevende feiten en omstandigheden voor de feiten 1, 2 en 3 is weergegeven, acht de rechtbank - meer overkoepelend - ook de volgende feiten en omstandigheden nog van belang.
Op 20 november 2010 zitten [medeverdachte D.] en zijn echtgenote [S.] in de auto. [S.] zegt tegen [medeverdachte D.] dat zij het handig vindt dat [K.F.] (naar de rechtbank begrijpt: verdachte) meisjes heeft en dat [medeverdachte D.] met hen kan werken. [medeverdachte D.] zegt later dat hij met verdachte heeft afgesproken dat zij in voorkomende gevallen aan elkaar meisjes kunnen uitlenen. Vervolgens wordt [medeverdachte D.] gebeld door verdachte. In het daaropvolgende telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte D.] heeft verdachte het over een meisje van achttien jaar die net gekomen is en die haar werk moet doen, die geld moet gaan verdienen. Verder zegt verdachte dat ze behalve [G] drie nieuwe meisjes heeft. Aan het einde van het gesprek heeft verdachte het erover dat ze net met een man (naar de rechtbank begrijpt: een klant) heeft gesproken. De man zei dat het een mooi meisje was, dat ze super was en dat ze 100% goed was. De man zei dat hij nog niet eerder zo'n mooi meisje had gehad en dat hij haar volgende week voor vijf, zes uur gaat bestellen.77
Op 3 december 2010 zegt verdachte in een telefoongesprek dat zij een meisje uit Bulgarije heeft laten komen en dat ze nu veel meisjes heeft.78 In een ander telefoongesprek op deze dag heeft verdachte het erover dat de meisjes voor de hele nacht zijn gegaan en dat ze wat geld bij elkaar heeft gekregen. Vervolgens zegt verdachte het volgende: "Ik neem geen genoegen met 100 of 200 euro. Ik zal kapot gaan als ik met al die meisjes geen geld kan verdienen. Ik moet geld verdienen. Er zit niks anders op." Verderop in het gesprek zegt verdachte dat er voor de jaarwisseling nog twee, drie meisjes zullen komen. Verdachte zegt tegen de meisjes: "Ben je in iemand geïnteresseerd, ga dan met hem naar bed, bevredig je interesse en laat hem dan gaan." Verdachte heeft [S.] toestemming gegeven om met [O.] naar bed te gaan; dat kan verdachte een keer toestaan, maar geen twee keer.79 Later op 3 december 2010 voert verdachte een telefoongesprek waarin zij het ook weer over [S.] heeft. Verdachte zegt: "Ze luisteren, ik heb alleen met [S.] af en toe een probleem, ze is kieskeurig met de klanten, gaat niet met iedereen mee."80 Op 5 december 2010 zegt verdachte tijdens een gesprek met [medeverdachte D.], dat haar meisjes erg gehoorzaam zijn. "Ik hoef ze maar even aan te kijken en ze worden stil", aldus verdachte.81
Op 8 december 2010 voert verdachte een telefoongesprek waarin wordt gesproken over het (ver)kopen van een meisje. Verdachte zegt in dit gesprek tegen haar gesprekspartner: "Heb je die twee meisjes gezien... de nieuwe meisjes? (...) Het meisje met het zwarte haar. Ze verkopen haar aan me. (...) Zal ik haar nemen? (...) Zal ik haar kopen voor 1000 euro? (...) Ze is wel knap. Ik denk... als ze iets moois aantrekt, is ze ervoor geschikt."82
Op 10 december 2010 belt verdachte met haar medeverdachte [medeverdachte F.]. Verdachte vraagt: "Heeft ze je gebeld? Ons hoertje?" [medeverdachte F.] vraagt daarop: "Welk hoertje?" Vervolgens gaat het in het gesprek over [S.]. Verdachte zegt aan het eind: "Haar telefoon staat uit. Als ik haar te pakken krijg... weet je wat ik met haar ga doen? Ik ga naar de bar, ik vind haar. Weet je wat ik met haar ga doen? (...) Ik ga haar verminken."83
In het telefoongesprek van 16 december 2010 met [C] - waarin [C] vraagt wat zij en een man (naar de rechtbank begrijpt: een klant) moeten doen, langs de weg - zegt verdachte tegen [C]: "Luister. Hou ermee op, stel je niet aan, of het in de auto is of... overal... overal kun je seks hebben. Hoor je me? Dit is je werk, het maakt niet uit of je in de auto bent of buiten."84 In een direct daarop volgend telefoongesprek zegt verdachte tegen een man dat hij [C] nergens (naartoe) moet laten gaan zonder dat zij, verdachte, dat weet.85 De volgende dag, 17 december 2010, vindt wederom een telefoongesprek met [C] plaats. [C] praat eerst met medeverdachte [medeverdachte F.] en zegt haar dat de man het zonder condoom wil doen. Dan komt verdachte aan de lijn. Verdachte zegt tegen [C]: "Luister... de man bij wie je nu bent... (...) geeft jou nog eens 150 euro extra... (...) we wachten op je... ik kom je daar ophalen (...) je wilt de 19e terug naar Bulgarije... laten we wat geld bij elkaar sparen... (...) hoor je me?"86
Op 20 december 2010 belt [C] naar verdachte en zegt zij dat zij 100 euro heeft gekregen, dertig extra omdat het een vaste klant is. Vervolgens houdt het tapverslag in: "[C] vraagt of ze iets voor 20 euro kan kopen. Dat is te veel, zegt [F.]. 10 dan, vraagt [C]. 'Geef het aan [H], zij betaalt alles, en vraag of [G.] ook geld heeft, want dan moet ze het ook aan [H] geven. (...)'."87
Over [G] zegt verdachte in een telefoongesprek van 26 december 2010 dat [G] tot zes uur 's ochtends werkt. Als verdachte wordt gevraagd of de meisjes die tot zes uur moeten werken ook daarna nog doorgaan, antwoordt verdachte: "Ze gaan door. Dat is hun werk."88 Op diezelfde dag zegt verdachte in een telefoongesprek tegen [G], dat ze rechtstreeks naar de bar moet gaan. Verdachte schreeuwt en zegt: "Nu meteen."89
Zoals hiervoor onder 4.2.2. reeds is weergegeven, moest [G] van verdachte met de huisbaas van de woning van verdachte aan de [adres 1] in Amsterdam, [M.] genaamd, slapen. Uit de (tap)gesprekken blijkt hierover het volgende.
In een gesprek tussen [medeverdachte D.] en verdachte van 5 december 2010 zegt [medeverdachte D.] tegen verdachte, dat verdachte en de andere dames dankzij [G] nog door [M.] geduld worden in de woning. Verdachte beaamt dit.90 In een telefoongesprek van 28 december 2010 - een dag waarop verdachte al naar de [adres 2] in Amsterdam was verhuisd - zegt verdachte, dat ze in het huis van [M.] woonden en dat [G] daarom met [M.] moest slapen. Verdachte zegt dat [G] nu niet verplicht is om met [M.] te slapen.91
4.5. Bewijsoverwegingen
Op grond van hetgeen hiervoor onder 4.1. tot en met 4.4. is weergegeven, in onderling verband en samenhang beschouwd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hieronder nader zal worden aangegeven.
Uit de redengevende feiten en omstandigheden blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat verdachte en haar mededaders [medeverdachte F.] en/of [medeverdachte D.] met name misbruik hebben gemaakt van de kwetsbare positie van [C] en [G] en van hun overwicht op die twee vrouwen. Door dat misbruik, maar ook anderszins, waarbij ook geweld en bedreiging met geweld niet werden geschuwd, zijn de beide vrouwen tot de prostitutie gedwongen en/of bewogen. De omstandigheden waarin deze vrouwen verkeerden waren niet vergelijkbaar met die waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Met name wat betreft het bepalen van hun werktijden, werkzaamheden, klanten en prijzen, konden deze vrouwen niet een volledig vrije keuze maken. Voorts dienden de vrouwen hun inkomsten af te staan aan verdachte en/of haar mededader(s), terwijl die inkomsten vervolgens niet of slechts in zeer geringe mate ten behoeve van [C] en [G] werden uitgegeven. Derhalve was sprake van uitbuiting.
Ten aanzien van feit 1
Anders dan de raadsvrouw van verdachte heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van zowel [C] als medeverdachte [medeverdachte F.], voor zover deze tot het bewijs zijn gebezigd, geloofwaardig zijn en voldoende steun vinden in elkaars verklaringen en de overige bewijsmiddelen.
Met betrekking tot de verklaringen van [C] overweegt de rechtbank voorts dat de enkele omstandigheid dat deze getuige op 26 september 2011 op het kantoor van de raadsvrouw van verdachte - in het bijzijn van twee onbekend gebleven mannen - op hoofdlijnen een andere verklaring heeft afgelegd, niet meebrengt dat haar eerdere verklaringen niet voor het bewijs zouden mogen worden gebruikt. De rechtbank acht die eerdere, ten overstaan van de politie en ook de rechter-commissaris afgelegde verklaringen genoegzaam consistent en meer gedetailleerd, terwijl die verklaringen voorts steun vinden in de overige inhoud van het dossier. Aldus zijn deze verklaringen naar het oordeel van de rechtbank meer betrouwbaar dan de verklaring afgelegd door [C] op 26 september 2011. Laatstgenoemde verklaring is niet alleen zeer algemeen, tevens ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank een redelijke, aannemelijke verklaring van de getuige [C] waarom zij eerder niet de waarheid zou hebben verteld.
Ten aanzien van feit 2
Ook ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 2] ([G]) acht de rechtbank de ten laste gelegde mensenhandel, als gezegd, wettig en overtuigend bewezen, zoals hieronder nader zal worden vermeld. Weliswaar heeft [G] zelf in haar politieverklaring ontkend als prostituee werkzaam te zijn geweest en dat verdachte daar betrokkenheid bij heeft gehad, maar die verklaring acht de rechtbank - gezien het dossier en dan met name de daarin opgenomen verklaringen van [C] en [medeverdachte F.] en de tapgesprekken - volstrekt ongeloofwaardig.
Ten aanzien van feit 3
Anders dan in de zaak van medeverdachte [medeverdachte F.] is geoordeeld, acht de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde, ook wat betreft [slachtoffer 1] ([C]), wettig en overtuigend bewezen. Het gaat bij feit 3 om (kort gezegd) de grensoverschrijdende mensenhandel, en derhalve om een andere soort van mensenhandel dan onder 1 ten laste is gelegd. Eventuele samenhang tussen deze feiten komt tot uitdrukking in de toepasselijkheid van de samenloop-bepalingen van artikel 55 en volgende van het Wetboek van Strafrecht.
4.6. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1:
zij omstreeks de periode van 20 september 2010 tot en met 4 januari 2011 te Amsterdam en andere plaatsen in Nederland en in Bulgarije tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een ander, te weten [slachtoffer 1], (ook wel bekend als "[C]")
door geweld en andere feitelijkheden en door dreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van deze [slachtoffer 1] (273f lid 1 sub 1), en
2) heeft bewogen zich beschikbaar te stellen (waaronder begrepen: beschikbaar te houden) tot het verrichten van diensten van seksuele aard (273f lid 1 sub 4), en
3) heeft gedwongen haar en/of haar mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde tegen betaling (273f lid 1 sub 9), en
4) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van deze [slachtoffer 1] (273f lid 1 sub 6)
immers hebben verdachte en haar mededader(s),
terwijl zij wisten dat deze [slachtoffer 1] geen inkomsten had en op zoek was naar werk,
- deze [slachtoffer 1] in Bulgarije benaderd en verteld dat er werk voor haar was in Nederland,
- voor deze [slachtoffer 1] de reis (per bus) naar Nederland georganiseerd en de kosten voor deze reis betaald,
- deze [slachtoffer 1] vervolgens voorgehouden dat zij een schuld had, die zij moest terug betalen, - deze [slachtoffer 1] vervolgens gehuisvest in door verdachte gehuurde woningen in Amsterdam,
- deze [slachtoffer 1] meermalen geslagen (onder meer met een riem),
- deze [slachtoffer 1] gedreigd dat haar familie in Bulgarije iets zou worden aangedaan als zij terug zou gaan, en dat zij zou worden verkocht als ze niet zou doen wat zij, verdachte en haar mededader(s) wilden, en dat deze [slachtoffer 1] zou worden gezocht en gevonden als ze weg zou lopen,
- de SIM-kaarten van deze [slachtoffer 1] afgepakt en onbruikbaar gemaakt,
- het identiteitsbewijs van deze [slachtoffer 1] afgepakt en onder zich gehouden,
- deze [slachtoffer 1] aangeboden voor seksuele diensten, waarbij een groot deel van de opbrengsten van die diensten aan verdachte en haar mededader(s) moest worden afgedragen, dan wel rechtstreeks door verdachte en haar mededader(s) in ontvangst werd genomen, en
- voor deze [slachtoffer 1] afspraken gemaakt met klanten ten aanzien van de duur van de prostitutiewerkzaamheden, het soort handelingen dat verricht moest worden en de prijs die de klanten daarvoor moesten betalen,
- deze [slachtoffer 1] naar en van afspraken met klanten doen vervoeren,
- telefonisch controle gehouden over deze [slachtoffer 1] wanneer zij zich als prostituee beschikbaar stelde, en
- voortdurende druk uitgeoefend op deze [slachtoffer 1] om zich beschikbaar te blijven stellen voor seksuele diensten, terwijl die [slachtoffer 1] haar bedenkingen had uitgesproken tegen die diensten.
Feit 2:
Periode van 4 januari 2008 tot 1 september 2010
zij in de periode van 4 januari 2008 tot 1 september 2010 te Amsterdam, een ander, te weten [slachtoffer 2], (ook wel bekend als "[G]")
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
1) heeft gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van deze [slachtoffer 2] (273f lid 1 sub 1), en
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen (waaronder begrepen: beschikbaar te houden) tot het verrichten van diensten van seksuele aard (273f lid 1 sub 4), en
3) heeft gedwongen of bewogen haar te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde (273f lid 1 sub 9), en
4) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van deze [slachtoffer 2] (273f lid 1 sub 6)
immers heeft verdachte,
terwijl zij wist dat deze [slachtoffer 2] één jaar onderwijs heeft genoten, niet kan lezen, niet kan schrijven en twee (jonge) kinderen heeft en terwijl zij, verdachte, als tante van deze [slachtoffer 2], wist dat deze [slachtoffer 2] voor haar verblijf en levensonderhoud van haar afhankelijk was en terwijl zij, verdachte, wist dat de familie van deze [slachtoffer 2] onder erbarmelijke omstandigheden leeft, en zij, verdachte, een sterk overwicht over deze [slachtoffer 2] had,
- deze [slachtoffer 2] er toe gebracht om seks te hebben met de verhuurder van een door verdachte gehuurde woning.
Periode van 1 september 2010 tot en met 4 januari 2011
zij in de periode van 1 september 2010 tot en met 4 januari 2011 te Amsterdam en andere plaatsen in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een ander, te weten [slachtoffer 2], (ook wel bekend als "[G]")
door geweld en andere feitelijkheden en door dreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie
1) heeft gehuisvest en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van deze [slachtoffer 2] (273f lid 1 sub 1), en
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen (waaronder begrepen: beschikbaar te houden) tot het verrichten van diensten van seksuele aard (273f lid 1 sub 4), en
3) heeft gedwongen of bewogen haar en/of haar mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde (tegen betaling) (273f lid 1 sub 9), en
4) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van deze [slachtoffer 2] (273f lid 1 sub 6)
immers hebben verdachte en haar mededader(s),
terwijl zij wisten dat deze [slachtoffer 2] één jaar onderwijs heeft genoten, niet kan lezen, niet kan schrijven en twee (jonge) kinderen heeft en terwijl zij, verdachte, als tante van deze [slachtoffer 2], wist dat deze [slachtoffer 2] voor haar verblijf en levensonderhoud van haar afhankelijk was en terwijl zij, verdachte, wist dat de familie van deze [slachtoffer 2] onder erbarmelijke omstandigheden leeft, en zij, verdachte, een sterk overwicht over deze [slachtoffer 2] had,
- deze [slachtoffer 2] gehuisvest in door verdachte gehuurde woningen in Amsterdam,
- deze [slachtoffer 2] geslagen,
- deze [slachtoffer 2] gedreigd dat zij zou worden geslagen en dat haar haar zou worden afgeknipt als ze niet zou doen wat zij, verdachte en haar mededader(s) wilden of als ze weg zou gaan, en dat deze [slachtoffer 2] zou worden gezocht en gevonden als ze weg zou lopen,
- deze [slachtoffer 2] aangeboden voor seksuele diensten, waarbij een groot deel van de opbrengsten van die diensten aan verdachte en haar mededader(s) moest worden afgedragen, dan wel rechtstreeks door verdachte en haar mededader(s) in ontvangst werd genomen, en
- voor deze [slachtoffer 2] afspraken gemaakt met klanten ten aanzien van de duur van de prostitutiewerkzaamheden en de prijs die de klanten daarvoor moesten betalen,
- deze [slachtoffer 2] naar en van afspraken met klanten doen vervoeren,
- voortdurende druk uitgeoefend op deze [slachtoffer 2] om zich beschikbaar te blijven stellen voor seksuele diensten en
- deze [slachtoffer 2] er toe gebracht om seks te hebben met de verhuurder van een door verdachte gehuurde woning.
Feit 3:
zij in de periode van 1 september 2010 tot en met 4 januari 2011 te Amsterdam en in Bulgarije tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
- [slachtoffer 1], ook wel bekend als "[C]"
- [slachtoffer 3], ook wel bekend als "[H]"
- een vrouw bekend als "[S]"
heeft aangeworven en medegenomen, met het oogmerk die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 3] en die [S] in een ander land, Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling,
immers hebben zij en haar mededader(s)
- deze [slachtoffer 1] in september 2010 verteld dat zij werkzaamheden in Nederland kon verrichten en de reis voor deze [slachtoffer 1] georganiseerd en betaald en deze [slachtoffer 1] verblijfsmogelijkheden aangeboden, en
- navraag gedaan over de bereidheid van deze [slacht[slachtoffer 3] om in Nederland te werken en de reis voor deze [slachtoffer 3] geregeld en betaald en deze [slachtoffer 3] verblijfsmogelijkheden aangeboden, en
- in december 2010 telefonisch contact gehad met deze [S] over werk in Nederland, deze [S] medegedeeld dat zij de reis met het busje zou betalen, de reis voor deze [S] georganiseerd en de reiskosten van deze [S] betaald.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 3 ten aanzien van [slachtoffer 1] en feit 1:
De voortgezette handeling van mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Periode van 4 januari 2008 tot 1 september 2010
De voortgezette handeling van mensenhandel.
Periode van 1 september 2010 tot en met 4 januari 2011
De voortgezette handeling van mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Feit 3 ten aanzien van [slachtoffer 3] en een vrouw bekend als "[S]":
Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen bezig gehouden met - kort gezegd - internationale mensenhandel. Jonge vrouwen werden in Bulgarije aangeworven en naar Nederland gebracht met het oogmerk om hen hier, in en rond Amsterdam, in de prostitutie te werk te stellen. Dat tewerkstellen ging gepaard met (bedreiging met) geweld en bovenal werd misbruik gemaakt van het feitelijke overwicht dat verdachte en haar mededaders op deze vrouwen hadden en van de kwetsbare positie waarin deze jonge vrouwen verkeerden. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan. Verdachte en haar mededaders hebben de vrouwen ook gedwongen/ bewogen hun verdiensten aan verdachte en haar mededaders af te staan. Verdachte en haar mededaders hebben zich gedurende een aantal maanden bevoordeeld uit de opbrengsten van de prostitutiewerkzaamheden van de vrouwen. Het nichtje van verdachte ([G]) (geboren in 1987) werd door verdachte gedwongen/bewogen seks te hebben met de huurbaas van de woning van verdachte ([M.B.], geboren in 1955), opdat geen huur voor deze woning hoefde te worden betaald.
Mensenhandel is een ernstig feit, waarbij de lichamelijke en de geestelijke integriteit van de slachtoffers wordt aangetast en hun persoonlijke vrijheid wordt geschaad.
Bij het begaan van de bewezen verklaarde feiten heeft verdachte weinig respect getoond voor de slachtoffers. De rechtbank merkt voorts op dat ook indien een uit Bulgarije afkomstige vrouw er in eerste instantie mogelijk ook zelf voor zou hebben gekozen om in Nederland in de prostitutie werkzaamheden te komen verrichten, dat niet afdoet aan het strafbare en ernstige karakter van de bewezen verklaarde gedragingen van verdachte en haar mededaders. De slachtoffers in deze zaak verkeerden niet in een situatie vergelijkbaar met die waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Door op een wijze zoals is bewezen verklaard te handelen heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan het in stand houden van illegale seksinrichtingen en escortbedrijven en de met deze vorm van criminaliteit gepaard gaande illegale activiteiten. De rechtbank neemt ten nadele van verdachte - die in het geheel de feitelijke leiding heeft gehad over de algehele gang van zaken - voorts in aanmerking dat zij er op geen enkele wijze blijk van heeft gegeven de onjuistheid van haar handelen in te zien.
Op grond van de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur als straf in aanmerking.
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank wel reden verdachte - die niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen - een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen. Op grond van de inhoud van het dossier en de indruk die de rechtbank ter zitting van de (persoon van) verdachte heeft gekregen, acht de rechtbank de kans op herhaling aanwezig. Met het opleggen van een deels voorwaardelijke straf met daarbij een langere proeftijd als te doen gebruikelijk, wordt beoogd dat recidivegevaar terug te dringen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte er voor het einde van die proeftijd van wordt weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 56, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hiervoor onder 4.6. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZESENDERTIG (36) MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot twaalf (12) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op drie jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Jongeling, voorzitter,
mr. J.J.M. Uitermark en mr. J.M. ten Voorde, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. E. Boes en mr. R. Philippo,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 november 2011.
Mr. Ten Voorde en mr. Boes zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De in de voetnoten als schriftelijke stukken aangeduide bewijsmiddelen zijn slechts tot het bewijs gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
2 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 14 januari 2011.
3 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 januari 2011 (dossierpagina 1860).
4 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte F.] bij de rechter-commissaris d.d. 5 juli 2011.
5 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 januari 2011 (dossierpagina 1860).
6 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina's 1842-1843).
7 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina's 1842-1843).
8 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte F.] bij de rechter-commissaris d.d. 5 juli 2011.
9 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina's 1842-1843).
10 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte F.] bij de rechter-commissaris d.d. 5 juli 2011.
11 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina's 1842-1843).
12 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 13 januari 2011 (dossierpagina 1865).
13 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte F.] bij de rechter-commissaris d.d. 5 juli 2011.
14 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] bij de rechter commissaris d.d. 14 januari 2011.
15 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina's 1842-1843).
16 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina's 1842-1843) en het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 januari 2011 (dossierpagina 1889).
17 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte F.] bij de rechter-commissaris d.d. 5 juli 2011.
18 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina's 1842-1843) en het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 januari 2011 (dossierpagina 1889).
19 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1843) en het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 januari 2011 (dossierpagina 1890).
20 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte F.] bij de rechter-commissaris d.d. 5 juli 2011.
21 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1843) en het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 januari 2011 (dossierpagina 1890).
22 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1843).
23 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] bij de rechter commissaris d.d. 14 januari 2011.
24 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1844).
25 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1844) en het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 januari 2011 (dossierpagina's 1889-1890).
26 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte F.] bij de rechter-commissaris d.d. 5 juli 2011.
27 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1844) en het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 januari 2011 (dossierpagina's 1889-1890).
28 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1844).
29 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1845) en een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 16 december 2010 (dossierpagina 1792).
30 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 13 januari 2011 (dossierpagina 334).
31 Schriftelijke stukken, zijnde een tapgesprek d.d. 3 december 2010 (dossierpagina 402), een tapgesprek
d.d. 4 december 2010 (dossierpagina 404), drie tapgesprekken d.d. 7 december 2010 (dossierpagina's 405-407) en een tapgesprek d.d. 10 december 2010 (dossierpagina 410).
32 Een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 16 december 2010 (dossierpagina 345).
33 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1844) en het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 januari 2011 (dossierpagina 1887).
34 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina's 1842-1844).
35 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1846).
36 Schriftelijke stukken, zijnde twee tapgesprekken d.d. 20 december 2010 (dossierpagina 425 en 1770) en twee tapgesprekken d.d. 3 december 2010 (dossierpagina 402 en 403).
37 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1846).
38 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte F.] bij de rechter-commissaris d.d. 5 juli 2011.
39 Verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
40 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1847).
41 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1849 e.v.).
42 Verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
43 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 januari 2011 (dossierpagina 1861).
44 Verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
45 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 13 januari 2011 (dossierpagina 1865, 1866 en 1869).
46 Een schriftelijk stuk, zijnde een OVC gesprek d.d. 5 december 2010 (dossierpagina 1733).
47 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 6 januari 2011 (dossierpagina 1861 en 1862).
48 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1844, 1845 en 1847).
49 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 14 januari 2011.
50 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F.] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1881).
51 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F.] d.d. 6 januari 2011 (dossierpagina 1891).
52 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F.] d.d. 18 januari 2011 (dossierpagina 1894, 1895, 1896, 1898 en 1899).
53 Een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 2 januari 2011 (dossierpagina 1764).
54 Een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 4 december 2010 (dossierpagina 1749).
55 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F.] d.d. 18 januari 2011 (dossierpagina 1854).
56 Een schriftelijk stuk, zijnde een sms bericht d.d. 2 januari 2011 (dossierpagina 1764).
57 Een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 30 december 2010 (dossierpagina 1763).
58 Verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
59 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F.], d.d. 18 januari 2011 (dossierpagina 1893).
60 Verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
61 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F.] d.d. 6 januari 2011 (dossierpagina 1887).
62 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1843).
63 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F.] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1877).
64 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1843).
65 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F.] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1877).
66 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F.] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1877).
67 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1843).
68 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F.] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1878).
69 Verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
70 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F.] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1876, 1877 en 1878).
71 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F.] d.d. 5 januari 2011 (dossierpagina 1879).
72 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F.] d.d. 6 januari 2011 (dossierpagina's 1888-1889).
73 Een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 7 december 2010 (dossierpagina 406).
74 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F.] d.d. 18 januari 2011 (dossierpagina's 1895-1897).
75 Verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
76 Het proces-verbaal van relaas onderzoek [naam onderzoek] d.d. 16 februari 2011 (dossierpagina 4 e.v.).
77 Schriftelijke stukken, zijnde een OVC gesprek d.d. 20 november 2010 (dossierpagina 1722 e.v.) en een tapgesprek d.d. 20 november 2010 (dossierpagina 1727 e.v.).
78 Een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 3 december 2010 (dossierpagina 1825).
79 Een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 3 december 2010 (dossierpagina 1785 e.v.).
80 Een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 3 december 2010 (dossierpagina 1788).
81 Een schriftelijk stuk, zijnde een OVC gesprek d.d. 5 december 2010 (dossierpagina 1732).
82 Een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 8 december 2010 (dossierpagina 1820).
83 Een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 10 december 2010 (dossierpagina 1761).
84 Een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 16 december 2010 (dossierpagina 1747).
85 Een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 16 december 2010 (dossierpagina 1792).
86 Een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 17 december 2010 (dossierpagina 1799).
87 Een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 20 december 2010 (dossierpagina 1770).
88 Een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 26 december 2010 (dossierpagina 1822).
89 Een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 26 december 2010 (dossierpagina 1748).
90 Een schriftelijk stuk, zijnde een OVC gesprek d.d. 5 december 2010 (dossierpagina 1735).
91 Een schriftelijk stuk, zijnde een tapgesprek d.d. 28 december 2010 (dossierpagina 1781).
??
??
??
??
Parketnummer: 15/741452-10
Inzake: [verdachte] blad 17
vonnis