ECLI:NL:RBHAA:2011:BU9405

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
8 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
518896 / CV EXPL 11-5964
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot uitbreiding arbeidsuren op basis van de Wet aanpassing arbeidsduur

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 8 december 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster, hierna te noemen [eiseres], en haar werkgever, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Albert Heijn BV, hierna te noemen Albert Heijn. [Eiseres] had een vordering ingesteld om haar wekelijkse arbeidsduur uit te breiden van 24 naar 32 uur, met een verzoek om de werktijden te spreiden over maandag, dinsdag en woensdag, zonder nachtdiensten en zonder werken op zondag. De werkneemster baseerde haar verzoek op artikel 2 van de Wet aanpassing arbeidsduur (WAA).

Albert Heijn heeft het verzoek afgewezen, stellende dat er geen zwaarwegend bedrijfsbelang was dat zich tegen de uitbreiding verzette, maar dat de door [eiseres] gewenste spreiding van uren niet in het belang van de bedrijfsvoering was. De kantonrechter heeft de argumenten van Albert Heijn in overweging genomen en vastgesteld dat de belangenafweging in het voordeel van de werkgever uitviel. De kantonrechter oordeelde dat Albert Heijn niet kon worden verplicht om [eiseres] in te roosteren op de door haar gewenste tijden, omdat dit de bedrijfsvoering zou verstoren.

De rechter heeft geconcludeerd dat de vordering van [eiseres] niet kon worden toegewezen, omdat haar persoonlijke belangen niet opwogen tegen de bedrijfsbelangen van Albert Heijn. De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 400,- aan salaris van de gemachtigde. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Zaandam
zaak/rolnr.: 518896 / CV EXPL 11-5964
datum uitspraak: 8 december 2011 bvv
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[e[eiseres]
te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde mr. A.M.E. Tans-Hermans
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Albert Heijn BV
te Zaandam, gemeente Zaanstad
gedaagde
hierna te noemen Albert Heijn
gemachtigde mr. E.S. Glaser.
De procedure
[eiseres] heeft Albert Heijn gedagvaard op 6 juli 2011. Albert Heijn heeft schriftelijk geantwoord.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 22 september 2011 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2011. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten.
[eiseres], geboren op 13 april 1960, is sinds 29 januari 2001 in dienst bij Albert Heijn, op dit moment in de functie van allround magazijnmedewerker 3 voor 24 uur per week. Op de dienstbetrekking is van toepassing de CAO Albert Heijn Distributieorganisatie (hierna: de CAO).
Begin juni 2010 heeft [eiseres] met een beroep op artikel 2 van de Wet aanpassing arbeidsduur (hierna: WAA), om uitbreiding van het aantal te werken uren van 24 naar 32 per week. Bij brief van 8 juni 2010 heeft Albert Heijn hierop - voor zover van belang - als volgt gereageerd:
(…) De uitbreiding van de uren wilt u vervullen op de maandag/dinsdag/woensdag, welke de daldagen in de productie zijn. Op dit moment heeft DCT ruimschoots voldoende bezetting voor invulling van de indirecte en directe taken en is er geen mogelijkheid voor uitbreiding in de uren. De meeste ruimte in uren zijn beschikbaar in de nachtdienst, een dienst welke u heeft aangegeven niet te willen werken.
Op basis van bovenstaande argumenten kunnen wij uw verzoek tot contractuitbreiding niet honoreren. (…)
De vordering
[eiseres] vordert (samengevat) te bepalen dat haar wekelijkse arbeidsduur met ingang van datum vonnis 32 uur bedraagt, waarbij de werktijden niet liggen vóór 07.00 uur en ná 23.00 uur, en niet meer dan éénmaal per vier weken op zaterdag, en niet op zondag. [eiseres] legt
- kort gezegd - aan de vordering ten grondslag dat zij financieel belang heeft bij de door haar gewenste urenuitbreiding en het werk bij Albert Heijn haar veel voldoening geeft. Met een beroep op het bepaalde in artikel 2 van de WAA, heeft [eiseres] primair aangevoerd dat Albert Heijn geen zwaarwegende bedrijfsbelangen heeft bij de (aanvankelijke) weigering om het verzoek van [eiseres] te honoreren. Subsidiair heeft [eiseres] aangevoerd dat Albert Heijn geen zodanig belang heeft dat de door haar gewenste spreiding van uren daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
Het verweer
Albert Heijn heeft gemotiveerd verweer gevoerd waarop, indien nodig, hieronder zal worden ingegaan.
De beoordeling
1. Albert Heijn heeft aangevoerd dat de door [eiseres] gewenste uitbreiding van het aantal uren het bedrijfsproces in gevaar brengt, omdat [eiseres] alleen uitbreiding in de zogenaamde daluren wenst. [eiseres] heeft immers bezwaar tegen het werken op zondag en tegen uitbreiding van de uren in de avond en op zaterdag. [eiseres] is daardoor beperkt inzetbaar. De werkzaamheden die [eiseres] als magazijnmedewerkster 3 verricht bestaan voor een aanzienlijk gedeelte uit indirecte taken, terwijl in de daluren vooral de directe taken moeten worden uitgevoerd. Albert Heijn is van mening dat van haar niet gevergd kan worden dat zij [eiseres] in die daluren lager ingeschaalde werkzaamheden laat verrichten met behoud van haar - hogere - salaris.
Albert Heijn stelt zich op het standpunt dat zij in redelijkheid heeft beslist om het verzoek van [eiseres] niet te honoreren omdat [eiseres] vasthoudt zowel aan het door haar gewenste aantal uren waarmee haar werkweek zou moeten worden uitgebreid, als aan de spreiding van die uren.
2. Ter zitting heeft Albert Heijn haar verweer nader onderbouwd. Zij heeft uitgelegd dat in het distributiecentrum de vrijdag en zaterdag de piekdagen zijn omdat dan de weekendbevoorrading plaatsvindt. Dinsdag en woensdag zijn volgens Albert Heijn de daldagen en maandag en donderdag zijn gewone dagen. Albert Heijn heeft deze stellingen onderbouwd met twee grafieken die zij heeft overgelegd. Daarnaast heeft Albert Heijn toegelicht hoe het werken in de nachtdiensten wordt verdeeld, dat en waarom er grote behoefte is aan medewerkers die nachtdiensten willen draaien en op welke wijze bij het opstellen van de werkroosters rekening wordt gehouden met allerlei persoonlijke omstandigheden van werknemers, zoals mantelzorg, zorg voor kinderen en medische beperkingen. Tenslotte heeft Albert Heijn nog gesteld dat zij veel oudere werknemers, die krachtens de CAO geen nacht- en ploegendiensten meer hoeven te werken maar wel fulltime of bijna fulltime werken, heeft waardoor extra druk op de daluren komt. De uren die [eiseres] eist als uitbreidingsuren zijn om die reden uren, waarvan er maar weinig te verdelen zijn.
3. [eiseres] heeft de nadere toelichting van Albert Heijn onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat de juistheid daarvan is komen vast te staan. Zo heeft zij haar stelling dat er in feite geen sprake meer is van echte daluren, tegenover de toelichting van Albert Heijn daarop, niet onderbouwd. Evenmin heeft zij aannemelijk gemaakt dat de uitzendkrachten werkzaamheden verrichten die grotendeels overeenkomen met haar werkzaamheden als magazijnmedewerker 3. Daartegenover heeft zij beroep gedaan op haar eigen belang bij de door haar gewenste urenuitbreiding en urenspreiding. Op grond van haar leeftijd is zij niet gehouden om nachtdiensten te draaien, zij wenst op zondag niet te werken vanwege haar geloofsovertuiging en tegen uitbreiding op extra zaterdagen verzet zij zich omdat dit een te grote aanslag op haar privé leven zou betekenen.
4. De kantonrechter stelt voorop dat, nu het geschil zich toespitst op de door [eiseres] gewenste urenspreiding en niet zo zeer op de uitbreiding van het aantal uren als zodanig, beoordeeld dient te worden of Albert Heijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid tot afwijzing van het verzoek van [eiseres] heeft kunnen komen.
5. Albert Heijn heeft met bovenstaande, niet voldoende weersproken, toelichting op haar verweer naar het oordeel van de kantonrechter aangetoond dat de belangenafweging ten aanzien van de door [eiseres] gewenste urenspreiding in het voordeel van Albert Heijn dient uit te vallen. Met Albert Heijn is de kantonrechter van oordeel dat van haar uit een oogpunt van gelijke behandeling van haar medewerkers, niet gevergd kan worden dat zij [eiseres] op lager ingeschaalde werkzaamheden in de daluren inroostert met behoud van haar huidige
- hogere - salaris. Tegenover de persoonlijke belangen van [eiseres] om niet ’s nachts, op zondag en op extra zaterdagen te werken, staat het belang van Albert Heijn bij een doelmatige bedrijfsvoering, waarvan de inroostering van medewerkers met tal van persoonlijke belangen waarmee rekening moet worden gehouden, deel uitmaakt. Albert Heijn heeft aangetoond dat het op dit moment uit een oogpunt van doelmatigheid niet van haar gevergd kan worden om [eiseres] op de door haar gewenste extra uren in te zetten.
6. Aan de stelling van [eiseres] dat Albert Heijn het verzoek van twee andere werknemers om urenuitbreiding wel heeft gehonoreerd en zij zich daarmee schuldig maakt aan willekeur, gaat de kantonrechter voorbij. Albert Heijn heeft in dit verband onbetwist gesteld dat deze medewerkers bereid waren om bijvoorbeeld nachtdiensten te draaien.
7. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [eiseres], nu zij niet instemt met uitbreiding van minder uren dat het door haar gewenste aantal van 8, wordt afgewezen.
8. Gelet hierop behoeven de overige weren van Albert Heijn geen bespreking.
9. De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Albert Heijn tot en met vandaag worden begroot op € 400,- aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Smits en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.