ECLI:NL:RBHAA:2011:BU7754
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging dienstbetrekking en ingangsdatum WW-uitkering na reorganisatie bij ABN AMRO
In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 9 december 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalig werknemer van ABN AMRO BANK NV, en verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarbij hem een WW-uitkering was toegekend met ingang van 1 december 2010. Eiser betwistte de ingangsdatum van de uitkering en stelde dat de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst eerder, op 14 september 2010, schriftelijk was overeengekomen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de beëindiging van de arbeidsovereenkomst onderzocht, waarbij eiser op 1 december 2005 in dienst was getreden en in juni 2010 een plaatsingsgesprek had gehad in het kader van een reorganisatie. Eiser had uiteindelijk gekozen voor een vertrek met een stimuleringspremie en had op 14 september 2010 een formulier ondertekend dat de beëindiging van zijn dienstverband met wederzijds goedvinden bevestigde.
De rechtbank oordeelde dat de ondertekening van het formulier op 14 september 2010 bepalend was voor de aanvang van de fictieve opzegtermijn, zoals bedoeld in artikel 16 van de Werkloosheidswet (WW). De rechtbank concludeerde dat de ingangsdatum van de WW-uitkering van eiser, rekening houdend met de wettelijke opzegtermijn van één maand, op 1 november 2010 diende te worden vastgesteld. Het UWV had de ingangsdatum ten onrechte vastgesteld op 1 december 2010, waardoor het bestreden besluit niet deugdelijke motivering had en vernietigd moest worden. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 847,-. Tevens diende het UWV het griffierecht van € 41,- aan eiser te vergoeden. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.