ECLI:NL:RBHAA:2011:BU6491

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
28 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/5792
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake uitkering op basis van de Wet werk en bijstand met betrekking tot eigendom in Turkije

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 28 november 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die in bezwaar ging tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad. Dit besluit, genomen op 25 oktober 2011, beëindigde de uitkering van verzoekster per 1 oktober 2011, omdat zij onvoldoende informatie had verstrekt over haar recht op bijstand. De kern van het geschil betreft de eigendom van een woning in Turkije, waarbij verzoekster claimt eigenaar te zijn van een roze huis, terwijl verweerder stelt dat zij een wit huis bezit. Tijdens de zitting heeft verzoekster bewijsstukken overgelegd, waaronder een energienota en een taxatie van het roze huis, maar verweerder heeft aangegeven dat nader onderzoek nodig is om de eigendom vast te stellen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het bewijsrisico bij verweerder ligt, aangezien het bestreden besluit belastend is voor verzoekster. Er is onvoldoende bewijs geleverd dat verzoekster haar inlichtingenplicht heeft geschonden. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat het bestreden besluit is geschorst tot de beslissing op bezwaar en dat verweerder is opgedragen om aan verzoekster voorschotten te verstrekken ter hoogte van 90% van de bijstandsnorm. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster en het vergoeden van het griffierecht. De uitspraak is definitief, er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11 - 5792 WWB
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
28 november 2011
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. K.U.J. Hopman, advocaat te Alkmaar,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,
verweerder.
Tegenwoordig: mr. M. Mateman, voorzieningenrechter, en P.M. van der Pol, griffier.
Zitting: 28 november 2011
Verschenen: Verzoekster in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder, vertegenwoordigd door mr. P. Koenhen en D. Uc, beiden werkzaam bij de gemeente Zaanstad.
Bij besluit van 25 oktober 2011 heeft verweerder de uitkering van verzoekster in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) per 1 oktober 2011 beëindigd, omdat verzoekster onvoldoende informatie heeft verstrekt over feiten en omstandigheden die van invloed zijn op haar recht op bijstand. Uit onderzoek is gebleken dat verzoekster in het bezit is van een woning in Turkije met een getaxeerde waarde van minimaal € 58.892,--.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 31 oktober 2011 bezwaar gemaakt. Bij brief van eveneens 31 oktober 2011 heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij mondelinge uitspraak van 28 november 2011 heeft de voorzieningenrechter:
- het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen;
- het bestreden besluit van 25 oktober 2011 geschorst per 31 oktober 2011 tot de datum van verzending van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar;
- verweerder opgedragen om met ingang van 31 oktober 2011 aan verzoekster voorschotten te verstrekken ter hoogte van 90% van de voor haar geldende bijstandsnorm;
- verweerder veroordeeld in de door verzoekster gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 874,-- , te betalen aan de griffier van de rechtbank;
- verweerder gelast het door verzoekster betaalde griffierecht van € 41,-- aan haar te vergoeden.
Daartoe heeft de voorzieningenrechter het volgende overwogen.
De voorzieningenrechter constateert dat het bestreden besluit van 25 oktober 2011 een voor verzoekster belastend besluit is, waarbij het aan het bestuursorgaan is om de nodige kennis omtrent de relevante feiten te vergaren. Hierdoor rust de bewijslast met betrekking tot de stelling dat verzoekster in het bezit is van een woning in Turkije met een getaxeerde waarde van minimaal € 58.892,-- op verweerder.
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of verzoekster haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. Volgens verzoekster is hiervan geen sprake, omdat zij reeds in 2004 of 2005 aan verweerder het eigendomsbewijs van een woning in Turkije heeft overgelegd, met daarbij gevoegd een volmacht van verzoeksters vader, gedateerd 24 november 2004. Deze volmacht heeft geen betrekking op de nu voorliggende zaak.
Verweerder heeft ter zitting verklaard niet te kunnen vaststellen of het eigendomsbewijs en de volmacht recentelijk zijn overgelegd of dat zij voor het nemen van het bestreden besluit al in verweerders bezit waren.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het niet onaannemelijk dat beide stukken reeds geruime tijd geleden door verzoekster aan verweerder zijn overgelegd. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij nog maar kort over deze stukken beschikt. Bij deze stand van zaken kan, naar voorlopig oordeel, niet worden gezegd dat verzoekster haar inlichtingenverplichting heeft geschonden.
Voorts ligt de volgende vraag voor: Verzoekster is in het bezit van een woning in Turkije, maar om welke woning gaat het ?
Op grond van de door verweerder overgelegde stukken kan niet onomstotelijk worden vastgesteld dat het bij verzoekster gaat om het ‘witte’ huis, een duplexwoning in de gemeente [naam]. Verweerder wijst in dit verband op het eigendomsbewijs, het kavelnummer en het feit dat melding wordt gemaakt van huisnummer 15.
Verzoekster daarentegen heeft aangevoerd dat zij in het bezit is van een ‘roze’ huis in het dorp [naam]. In dit verband heeft verzoekster een eigendomsbewijs overgelegd en een door een makelaar uitgevoerde taxatie. Daarnaast heeft zij ter zitting een betalingsbewijs overgelegd dat betrekking heeft op energiekosten. Op dit betalingsbewijs komen verzoeksters naam voor en het adres van dit ‘roze’ huis.
Gelet op het voorgaande is niet duidelijk over welke woning verzoekster in Turkije beschikt. Verweerder heeft voorts ter zitting verklaard dat hij het Internationaal Bureau Fraude-informatie opdracht heeft gegeven hiernaar nader onderzoek te doen.
Bij de stand van zaken zoals hiervoor vermeld, is de voorzieningenrechter van oordeel dat onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist. De voorzieningenrechter zal het verzoek om voorlopige voorziening dan ook toewijzen. Het bestreden besluit wordt geschorst met ingang van 31 oktober 2011 tot de datum van verzending van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter zal verweerder opdragen om aan verzoekster voorschotten te verstrekken ter hoogte van 90% van de voor haar geldende bijstandsnorm.
Er bestaat voorts aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht kent de voorzieningenrechter in deze zaak, die gemiddeld van zwaarte is, twee punten toe: een punt voor het verzoekschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting. Een punt komt overeen met een bedrag van € 437,--. Aangezien ten behoeve van verzoekster een toevoeging is afgegeven op grond van de Wet op de rechtsbijstand, moeten de proceskosten worden betaald aan de griffier van de rechtbank.
De voorzieningenrechter zal verweerder voorts gelasten het door verzoekster betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal,
(griffier) (voorzieningenrechter)
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.