Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wet kinderopvang (hierna: de Regeling), voor zover hier van belang, bevat de administratie van een kindercentrum afschriften van alle met de vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam en geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.
2.4 Tussen partijen is niet in geschil dat eiser staat ingeschreven bij gastouderbureau [naam], geregistreerd in het register kinderopvang van de gemeente [plaatsnaam].
2.5 Het geschil beperkt zich tot de vraag of eiser over de berekeningsjaren 2008 en 2009 recht heeft op kinderopvangtoeslag.
2.6 Gemachtigde van eiser heeft ter zitting van 4 oktober 2011 verzocht om schorsing van de behandeling om op een nadere zitting in het bijzijn van verweerder getuigen te horen die kunnen verklaren dat in 2008 en 2009 feitelijk kinderopvang heeft plaatsgevonden en dat voor die kinderopvang is betaald. De rechtbank overweegt als volgt. De behandeling van de zaak op de zitting van 8 april 2011 is geschorst om eiser in staat te stellen aan te tonen dat sprake was van kinderopvang in 2008 op grond van een overeenkomst. Bij brief van 6 juni 2011 heeft eiser een aantal verklaringen van familieleden en oppassen overgelegd over wat zij weten over het oppassen op het kindje van eiser. Daarop is door de rechtbank aan partijen gevraagd om zonder nadere zitting uitspraak te doen. Verweerder heeft vervolgens op 30 augustus 2011 een aanvullend verweerschrift ingediend. Gemachtigde van eiser heeft niet op het verzoek van de rechtbank noch op het verweerschrift gereageerd. Gelet hierop passeert de rechtbank het ter zitting gedane bewijsaanbod als tardief. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat de getuigen niet meer kunnen verklaren uit eigen wetenschap over data, uren en kosten van de kinderopvang dan zij inmiddels schriftelijk hebben gedaan.
2.7 Omdat kinderopvangtoeslag een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op aanspraak betreft, is het aan eiser om aannemelijk te maken dat er aan de voorwaarden wordt voldaan om in aanmerking te komen voor de toeslag. Meer concreet is het aan eiser om aannemelijk te maken dat sprake was van gastouderopvang in 2008 en 2009 op grond van de Wko.
2.8 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de door eiser op 6 juni 2011 overgelegde verklaringen geen beeld geven van data, uren en kosten van kinderopvang in 2008. De overeenkomst die ziet op 2008 is niet gedagtekend. Nu niet vastgesteld kan worden of en eventueel met ingang van welke datum er sprake was van kinderopvang en de gemaakte kosten door eiser niet zijn aangetoond, bestaat geen aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang voor het jaar 2008. Nu voor het berekeningsjaar 2009 geen overeenkomst is overgelegd, is niet voldaan aan artikel 52 Wko en is er geen sprake van kinderopvang, zodat voor het jaar 2009 geen recht op kindertoeslag bestaat.
2.9 De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit standpunt kan worden gevolgd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 27 juli 2011 (LJN:BR3218) bepaald dat uit artikel 52 van de Wko, gelezen in samenhang met artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling, volgt dat de overeenkomst, bedoeld in artikel 52 van de Wko, in elk geval de gegevens, genoemd in artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling moet bevatten. De door eiser overgelegde overeenkomst die ziet op 2008 vermeldt, naar verweerder, terecht heeft opgemerkt, niet de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en de ingangsdatum van de overeenkomst. Gelet daarop is geen sprake van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko die de basis vormt voor de kinderopvang en bestond reeds daarom niet vanaf 1 januari 2008 recht op een voorschot kinderopvangtoeslag. Eisers stelling dat vanaf 1 januari 2008 feitelijk kinderopvang heeft plaatsgevonden, is gelet op artikel 52 van de Wko niet relevant en maakt vorenstaande niet anders.