ECLI:NL:RBHAA:2011:BU6475

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/4578
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de betaaldatum van de WAO-uitkering en de ontvankelijkheid van het beroep tegen het niet tijdig beslissen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 25 november 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te [woonplaats], en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 4 april 2011, waarin werd medegedeeld dat de betaaldatum van zijn WAO-uitkering met ingang van juni 2011 zou verschuiven van omstreeks de 15e naar omstreeks de 23ste van de maand. Eiser stelde dat deze wijziging hem in ernstige financiële problemen had gebracht, omdat hij zijn zorgpremie niet op tijd kon betalen, wat leidde tot het verlies van zorgtoeslag.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de eiser belang had bij een beoordeling van zijn beroep tegen het uitblijven van een besluit op zijn bezwaar. De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar niet-ontvankelijk was, omdat verweerder binnen de gestelde termijn een besluit had genomen. Daarnaast werd het beroep tegen de verschuiving van de betaaldatum ongegrond verklaard. De rechtbank concludeerde dat er geen wettelijke belemmeringen waren voor de wijziging van de betaaldatum en dat verweerder zorgvuldig had gehandeld door de eiser tijdig te informeren en de mogelijkheid te bieden om een renteloos voorschot aan te vragen.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de rechten van eisers in het bestuursrecht. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de mededeling dat tegen deze uitspraak hoger beroep openstaat bij de Centrale Raad van Beroep, waarbij de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11 - 4578
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2011
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
tegen:
De Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 april 2011 heeft verweerder eiser bericht dat de betaaldatum van zijn uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van juni 2011 van omstreeks de 15e van de maand naar omstreeks de 23ste van de maand wordt verschoven.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 29 april 2011, door verweerder ontvangen op 2 mei 2011, bezwaar gemaakt.
Eiser heeft bij brief van 24 augustus 2011 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op zijn bezwaar.
Bij besluit van 6 september 2011 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Op de voet van artikel 6:20, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het op 24 augustus 2011 door eiser ingestelde beroep tegen het uitblijven van een besluit op bezwaar, mede geacht te zijn gericht tegen het besluit van 6 september 2011.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 10 november 2011, alwaar eiser, zoals tevoren bericht, niet is verschenen en voor verweerder is verschenen J.G. Kramer.
2. Overwegingen
2.1 Bij schrijven van 4 april 2011 heeft verweerder eiser bericht dat vanaf juni 2011 de betaaldatum van de WAO-uitkering verschuift van rond de 15e van elke maand naar rond de 23ste van elke maand. Op de website van verweerder is gewezen op de mogelijkheid om tot 9 mei 2011 een voorschot aan te vragen. Dit voorschot zal dan vanaf juli 2011 weer terugbetaald moeten worden verdeeld over vijf maandelijkse termijnen.
2.2 Bij schrijven van 29 april 2011, ontvangen door verweerder op 2 mei 2011, heeft eiser bezwaar aangetekend tegen het later uitbetalen van zijn uitkering en tevens heeft hij verzocht hem schadeloos te stellen, hetzij door een voorschot, dan wel door middel van een periodieke tussenbetaling.
2.3 Bij schrijven van 23 augustus 2011, door verweerder ontvangen op 24 augustus 2011, heeft eiser zich tot verweerder gewend en gewezen op zijn schrijven van 29 april 2011 en op het feit dat hij nog geen reactie op dit schrijven heeft mogen ontvangen. Hij heeft verweerder verzocht hem alsnog schadeloos te stellen voor de gederfde periode en tevens heeft hij verzocht om antwoord op zijn eerder verzonden brief. Hij heeft geëist dat verweerder binnen 14 dagen alsnog een voorschot overmaakt en antwoord geeft op zijn bezwaren.
2.4 Bij schrijven van 24 augustus 2011 heeft eiser zich tot de rechtbank gewend met het verzoek verweerder te veroordelen tot betaling van 10/31x € 650,- zijnde € 218,-.
2.5 Met het schrijven van 4 september 2011 heeft eiser een nadere toelichting gegeven. Hij is door het opschuiven van de uitkeringsdatum in ernstige financiële problemen gekomen: de zorgpremie, welke vóór de 20ste betaald dient te worden heeft hij niet op tijd kunnen betalen waardoor hij géén zorgtoeslag heeft ontvangen en er is een bestuurlijke premie van het CJIB op zijn WAO-uitkering in mindering gebracht.
2.6 Bij besluit van 6 september 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Met het nadeel voor eiser zijnde het eenmalig acht dagen later ontvangen van de uitkering, is, aldus verweerder, voldoende rekening gehouden door de wijziging in te voeren in de maand nadat het vakantiegeld is ontvangen en door het aanbieden van het renteloze voorschot.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.7 Ondanks dat verweerder op 6 september 2011 op eisers bezwaarschrift van 29 april 2011 heeft beslist, heeft eiser nog belang bij een beoordeling van zijn beroep tegen het uitblijven van een (tijdig) besluit op zijn bezwaar tegen het besluit van verweerder tot verschuiving van de datum van betaling van eisers WAO-uitkering. Dat belang is gelegen in de omstandigheid dat eiser de rechtbank in zijn beroepschrift van 24 april 2011 heeft verzocht zijn rechten af te dwingen. De rechtbank beschouwt dat als een verzoek om, indien het beroep gegrond is, op grond van artikel 8:55c, van de Awb de hoogte van de ingevolge artikel 4:17 van de Awb door verweerder verbeurde dwangsommen vast te stellen. Beoordeeld dient in de eerste plaats te worden of eiser in zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn voormeld bezwaar kan worden ontvangen.
2.8 Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, Awb, kan het beroepschrift dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en,
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
2.9 Bij schrijven van dinsdag 23 augustus 2011 heeft eiser verweerder ingebreke gesteld ter zake van het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar tegen het verschuiven van de betaaldatum van zijn WAO-uitkering. Verweerder heeft deze ingebrekestelling op 24 augustus 2011 ontvangen en binnen twee weken nadien het bestreden besluit van 6 september 2011 genomen. Om die reden zal het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift van 29 april 2011 niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.10 Thans staat de rechtbank nog voor de vraag of door verweerder op goede gronden en op voldoende zorgvuldige wijze besloten is om de dag waarop de WAO-uitkering wordt uitbetaald te verschuiven naar de 23ste van de maand waarop het recht op WAO-uitkering betrekking heeft. Die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend en daartoe overweegt hij het volgende.
2.11 In artikel 55 WAO is geregeld dat de betaling van de WAO-uitkering als regel in tijdvakken van een maand geschiedt. De rechtbank ziet geen belemmeringen in de wet gelegen in de verschuiving van de betaling van de 15e naar de 23ste van de maand. Voorts bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder niet zorgvuldig heeft gehandeld, aangezien verweerder belanghebbende tijdig heeft geïnformeerd over de wijziging van de betaaldatum en in de gelegenheid heeft gesteld om een renteloos voorschot aan te vragen.
2.12 Hetgeen eiser heeft gesteld over zijn verzoek aan verweerder om hem in verband met het verschuiven de betaaldatum een voorschot te verstrekken dient in deze uitspraak buiten bespreking te blijven, nu dit de grenzen van dit geding te buiten gaat. In verband daarmee heeft de rechtbank besloten om de brief van eiser van 7 november 2011 niet bij de beoordeling te betrekken. Die brief is gericht tegen het besluit op bezwaar van 4 november 2011 van verweerder dat betrekking heeft op diens besluit van 5 september 2011 om aan eiser niet alsnog een voorschot te verstrekken in verband met het verschuiven van de betaaldatum van de WAO-uitkering. De rechtbank zal voormelde brief van 7 november 2011 aanmerken als een (nieuw) beroepschrift en dat beroepschrift in behandeling nemen onder nummer AWB 11-6199. Daarover zal eiser nog afzonderlijk worden geïnformeerd.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar niet-ontvankelijk;
3.2 verklaart het beroep tegen de verschuiving van de betaaldatum ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Oltmans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 november 2011.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.