ECLI:NL:RBHAA:2011:BU4763

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
184016 - HA RK 11-120
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.J. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor letselschade door gladheid op bedrijfsterrein

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 18 oktober 2011, betreft het een deelgeschilprocedure inzake letselschade. Verzoeker, een vrachtwagenchauffeur, heeft op 8 januari 2010 een ongeval gehad op het terrein van de besloten vennootschap Merck Sharp & Dohme B.V. (MSD) te Haarlem. Tijdens zijn bezoek aan het bedrijf om een lading op te halen, is verzoeker ten val gekomen op het terrein, wat heeft geleid tot een gecompliceerde beenbreuk. Hij verzocht de rechtbank te verklaren dat MSD aansprakelijk is voor de door hem geleden schade, die nader op te maken is bij staat, en om MSD te veroordelen in de kosten van de procedure, zoals bedoeld in artikel 1019aa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De rechtbank heeft de feiten en het verloop van de procedure in acht genomen, waaronder het verzoekschrift, het verweerschrift en de mondelinge behandeling. Verzoeker stelde dat MSD nalatig was in haar zorgplicht door het terrein onvoldoende sneeuw- en ijsvrij te maken, wat zou hebben geleid tot zijn val. MSD betwistte deze aansprakelijkheid en voerde aan dat zij aan haar zorgplicht had voldaan door het terrein te onderhouden en instructies te geven aan bezoekers.

Na beoordeling van de argumenten van beide partijen, concludeerde de rechtbank dat MSD geen nalatigheid kon worden verweten met betrekking tot de toedracht van het ongeval. Verzoeker had zelf een alternatieve route gekozen die niet veilig was, en de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende had aangetoond dat het terrein niet veilig was. Het verzoek van verzoeker werd afgewezen, en de kosten werden begroot op EUR 3.885,11, die MSD diende te vergoeden. De beschikking werd uitgesproken door mr. A.J. van der Meer.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 184016 / HA RK 11-120
Beschikking van 18 oktober 2011
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te Wijdewormer,
verzoeker,
advocaat mr. P. Jagersma,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MERCK SHARP & DOHME B.V.,
gevestigd te Haarlem,
verweerster,
advocaat mr. M. van Eck.
Partijen zullen hierna respectievelijk [verzoeker] en MSD genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de mondelinge behandeling.
2. De feiten
2.1. Op 8 januari 2010 heeft [verzoeker] met een vrachtwagen het bedrijfscomplex van MSD bezocht om in opdracht van MSD een lading op te halen uit een van de loodsen. [verzoeker] heeft de vrachtwagen in de lengte voor de laaddocks met de nummers 3 en 4 van de loods geparkeerd.
2.2. De ingang van het kantoor van de loods bevindt zich naast laaddock 4 en is via een talud met daarop een looppad verbonden met een andere loods. Het looppad is te bereiken via een tweetal trappen, die zich bevinden respectievelijk in het midden en aan de zijde van de andere loods. Aan de zijde van laaddock 4 bevindt zich geen trap.
2.3. [verzoeker] heeft het talud via de middelste trap beklommen en heeft zich via het looppad naar het kantoor begeven. Op de terugweg is [verzoeker] het talud afgelopen langs de muur van de loods aan de zijde van laaddock 4. Hij is vervolgens ten val gekomen en is met zijn linkeronderbeen onder een geleiderail bij laaddock 4 terechtgekomen. [verzoeker] heeft hierbij een gecompliceerde beenbreuk opgelopen (hierna: het ongeval).
3. Het verzoek
3.1. Het verzoek strekt ertoe voor recht te verklaren, althans te bepalen, dat MSD aansprakelijk is voor de door [verzoeker] geleden schade, nader op te maken bij staat en MSD te veroordelen in de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ten bedrage van EUR 3.885,11.
3.2. MSD voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Ter zitting heeft MSD haar ontvankelijkheidsverweer laten varen. Partijen houdt verdeeld het antwoord op de vraag of MSD door haar bedrijfsterrein onvoldoende ijs- en sneeuwvrij te houden onrechtmatig jegens [verzoeker] heeft gehandeld en dientengevolge jegens hem aansprakelijk is voor zijn schade als gevolg van het ongeval.
4.2. [verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat hij ten val is gekomen omdat MSD het bedrijfsterrein onvoldoende sneeuw- en ijsvrij had gemaakt. [verzoeker] beroept zich in dit verband op het bepaalde in artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (BW) en in verband hiermee op doel en strekking van artikel 7:685 BW. Ter toelichting merkt [verzoeker] het volgende op. Op de middelste trap bevond zich een dikke laag ijs. Het looppad op het talud was niet vrij van sneeuw en ijs. [verzoeker] stelt ervoor gekozen te hebben op de weg terug langs de muur van de loods af te dalen, omdat hij ter plaatse met zijn linkerhand aan de muur en in de niet platgetrapte sneeuw met zijn in Zweedse muilen gestoken voeten wel voldoende grip had. [verzoeker] stelt veilig beneden te zijn aangekomen. Hij is nadien ten val gekomen op het terrein voor laaddock 4, dat onvoldoende sneeuwvrij was gemaakt. [verzoeker] wijst in dit verband op een viertal door hem overgelegde verklaringen van respectievelijk zijn echtgenote, [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3].
4.3. MSD betwist aansprakelijk te zijn voor het ongeval van [verzoeker]. Zij stelt dat iedere bezoekende chauffeur een plattegrond krijgt van het terrein met daarbij instructies voor de chauffeur en dat ook [verzoeker] deze instructies heeft ontvangen. Zij stelt voorts overeenkomstig het door haar opgestelde sneeuwprotocol ter plaatse van laaddocks 3 en 4 machinaal en handmatig te hebben geveegd en gestrooid. Het laad- en losgedeelte was daardoor sneeuw- en ijsvrij. MSD stelt daarmee aan de op haar rustende zorgplicht te hebben voldaan. MSD verwijst in dit verband naar een vijftal door haar overgelegde verklaringen van respectievelijk [getuige 4], [getuige 5], [getuige 6], [getuige 7] en [getuige 8]. Op de middelste trap die [verzoeker] op de heenweg richting kantoor heeft genomen lag weliswaar enige sneeuw, maar de andere trap was geheel sneeuw en ijsvrij omdat deze zich onder een afdak bevindt. Het looppad naar het kantoor was goed begaanbaar. [verzoeker] heeft echter gekozen voor een afwijkende route waarop een dik pak sneeuw lag. Zweedse muilen zoals door [verzoeker] gedragen beschikken niet over het vereiste profiel om door sneeuw te lopen. Als gevolg hiervan is hij op het talud gaan glijden, heeft hij niet tijdig kunnen stoppen en heeft het ongeval met de geleiderail zich voorgedaan. Gezien het strenge winterweer gedurende de weken voorafgaand aan het ongeval had [verzoeker] bedacht moeten zijn op mogelijke gladheid. Door de route te nemen die hij heeft genomen, heeft [verzoeker] roekeloos gehandeld en het risico op het ongeval aanzienlijk vergroot. MSD betwist het causaal verband en beroept zich overigens op eigen schuld van [verzoeker].
4.4. [verzoeker] heeft tegenover de gemotiveerde betwisting door MSD en in het licht van de door partijen overgelegde foto’s van de situatie ten tijde van het ongeval onvoldoende onderbouwd dat het terrein voor laaddock 4 en het looppad over het talud onvoldoende vrij van sneeuw en ijs waren gemaakt om daarover - met inachtneming van de vereiste voorzichtigheid in de door partijen geschetste weersomstandigheden - veilig te kunnen lopen. Weliswaar heeft MSD erkend dat de trap in het midden van het talud niet geheel sneeuwvrij was, doch deze trap beschikt wel over een leuning die bij het gebruik ervan de nodige steun biedt en waarvan [verzoeker] ook daadwerkelijk zonder ten val te komen gebruik heeft gemaakt. Bovendien heeft [verzoeker] niet weersproken dat de andere trap geheel ijs- en sneeuwvrij was. Derhalve kan MSD jegens [verzoeker] met betrekking tot de toedracht van het ongeval geen nalatigheid worden verweten. Het is aan [verzoeker] zelf te wijten dat hij ten val is gekomen, door op Zweedse muilen - schoeisel dat niet bijzonder geschikt lijkt voor gebruik in winterse omstandigheden - een alternatieve route te kiezen. In het midden kan blijven of [verzoeker], zoals hij stelt, eerst na het bereiken van het laad- en losgedeelte ten val is gekomen, omdat hij bij het kiezen van de reguliere weg niet op die plek op het laad- en losgedeelte zou zijn uitgekomen. Van MSD kan met het oog op de door haar in acht te nemen zorgvuldigheid dan ook niet worden gevergd dat zij ook deze plek sneeuw- en ijsvrij zou maken. Het verzoek zal worden afgewezen.
4.5. MSD heeft ter zitting haar verweer tegen de gevorderde kosten laten varen. Gelet op het bepaalde in artikel 1019aa Rv zullen de kosten worden begroot als gevorderd.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst het verzoek af,
5.2. begroot de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van [verzoeker] op EUR 3885,11.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2011.?