ECLI:NL:RBHAA:2011:BU4290

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
507932- CV EXPL 11-5224
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en de bindende kracht van een vaststellingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 13 oktober 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Varde Investments (Ireland) Limited en een gedaagde, die in persoon procedeerde. Varde had de gedaagde gedagvaard in verband met een effectenlease-overeenkomst die was gesloten met Bank Labouchere N.V., de rechtsvoorganger van Dexia Bank Nederland N.V. De gedaagde had een tegenvordering ingesteld, waarbij hij betwistte dat de verlenging van de overeenkomst rechtsgeldig was en stelde dat hij onder druk van Dexia had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde gebonden was aan de vaststellingsovereenkomst die was ontstaan door de ondertekening van het Dexia Aanbod. De rechtbank concludeerde dat de mogelijke nietigheid van de effectenlease-overeenkomst niet afdoet aan de bindende kracht van de vaststellingsovereenkomst. De vordering van Varde werd toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.809,04, vermeerderd met rente en proceskosten. De tegenvordering van de gedaagde werd afgewezen. De rechtbank benadrukte dat de gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen en dat de overeenkomst rechtsgeldig was, ondanks zijn claims van intimidatie door Dexia.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 507932/ CV EXPL 11-5224
datum uitspraak: 13 oktober 2011
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
de vennootschap naar Iers recht VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED,
te Dublin (Ierland)
eiseres in conventie
verweerster in reconventie
hierna te noemen Varde
gemachtigde: GGN Amsterdam
t e g e n
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
hierna te noemen [gedaagde],
procederend in persoon
In conventie en in reconventie
De procedure
Varde heeft [gedaagde] op 13 april 2011 gedagvaard en gevorderd (in conventie) conform de dagvaarding. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en een tegenvordering (in reconventie) ingesteld.
Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, hebben partijen over en weer schriftelijk gereageerd, Varde als laatste.
De feiten
a. Dexia Bank Nederland N.V. is rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., tevens handelende onder de naam Legio Lease en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V., nader te noemen Legio Lease. Uit dien hoofde is Dexia met betrekking tot de hierna vermelde overeenkomst in alle rechten en verplichtingen van Legio-Lease B.V. getreden. Dexia en haar rechtsvoorgangster worden hierna tezamen ook aangeduid als Dexia.
b. [gedaagde] heeft op 8 mei 2001 met Bank Labouchere N.V. een effectenlease-overeenkomst gesloten onder contractnummer 51003879.
c. De leaseovereenkomst is beëindigd. Dexia heeft aan [gedaagde] een eindafrekening gestuurd; de opbrengst van de verkoop van de aandelen was onvoldoende om de lening te voldoen. [gedaagde] heeft de restsom niet aan Dexia voldaan.
d. Aan Dexia is op naam van [gedaagde] en voor deze effectenlease-overeenkomst een Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod geretourneerd dat is gedateerd op 12 maart 2003 en ondertekend.
De vordering in conventie
Varde vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen
om aan Varde tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van
€ 4.118,65 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.190,18 vanaf 10 januari 2008 tot de dag der algehele voldoening.
Varde legt -kort en zakelijk weergegeven- het volgende aan haar vordering ten
grondslag.
Door de ondertekening van het Dexia Aanbod door [gedaagde] is een vaststellings¬overeenkomst tot stand gekomen, waaraan [gedaagde] gebonden is. Varde betwist dat Dexia zich schuldig heeft gemaakt aan intimidatie. [gedaagde] is op grond van de Overeenkomst Dexia Aanbod aan Dexia het bedrag van de hoofdsom van € 3.190,18 verschuldigd. Deze vordering is door Dexia gecedeerd aan Varde. Ondanks aanmaning en sommatie heeft [gedaagde] niet betaald, waardoor [gedaagde] tevens aansprakelijk is voor de kosten van de buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijnde € 478,52 en de rente, berekend tot 10 januari op € 495,75, een en ander nog vermeerderd met rente vanaf 10 januari 2008.
Het verweer in conventie en de vordering in reconventie
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert daartoe onder meer het volgende aan. Dexia had de verlenging van de overeenkomst, die niet door [gedaagde] ondertekend, niet mogen accepteren. Die verlenging was niet rechtsgeldig. De verliezen zouden dan zich niet hebben voorgedaan voor [gedaagde]. Door de intimiderende benadering van Dexia en de dreiging met incassobureau’s heeft [gedaagde] tegen zijn zijn rente en kosten na de verlenging betaald. Al hetgeen erna is gebeurd is niet rechtsgeldig.
[gedaagde] vordert van zijn kant dat het bedrag van f. 2.200,00 dat hem door Dexia was toegezegd alsnog aan hem betaald wordt, vermeerderd met rente en andere kosten.
Het verweer in reconventie
Varde heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering in reconventie.
De beoordeling van het geschil
1. Gegeven de omstandigheid dat Varde gevestigd is in Ierland, draagt de vordering een internationaal-rechtelijk karakter en zal de kantonrechter vooreerst ambtshalve zijn rechtsmacht alsmede het op de vordering toepasselijk recht beoordelen.
Op de voet van het EEX verordering en met name artikel 15 en 16 is de Nederlandse rechter bevoegd omdat [gedaagde] in Nederland woont.
Op de overeenkomst tussen de rechtsvoorganger van Varde en [gedaagde] is Nederlands recht van toepassing. Door de cessie is dat niet veranderd.
2. Waar de vaststellingsovereenkomst betrekking heeft op de afwikkeling van de effectenleaseovereenkomst, die is aan te merken als huurkoopovereenkomst (aldus HR 28 maart 2008, LJN BC2837), acht de kantonrechter zich op grond van artikel 93 aanhef en onder c Rv absoluut bevoegd om van de vordering van Varde kennis te nemen.
3. De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4. [gedaagde] heeft onbetwist gelaten dat de handtekening op het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod de zijne is. Daarmee heeft [gedaagde] ingestemd met het Dexia Aanbod. Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld als verweer aan te voeren dat hij door intimidatie door Dexia is bewogen om die overeenkomst aan te gaan, moet dat verweer worden verworpen. [gedaagde] heeft zijn stelling daartoe onvoldoende onderbouwd. Hij heeft geen feiten of omstandig¬heden gesteld waaruit blijkt dat de Overeenkomst Dexia Aanbod in strijd is met dwingend¬rechtelijke regels, de openbare orde of goede zeden of waaruit blijkt dat een beroep op de bepalingen van die overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. [gedaagde] is daarom gebonden aan de Overeenkomst Dexia Aanbod.
5. De Overeenkomst Dexia Aanbod moet worden gekwalificeerd als een vaststellings¬overeen¬¬komst als bedoeld in artikel 7:900 BW. De strekking daarvan is dat partijen in het onzekere verkeren omtrent de relevante feiten en rechtsvragen en dat zij ter voorkoming van een rechtsgeding daarover hun rechtsverhouding nader willen regelen en bindend willen vaststellen. Daarmee is niet verenigbaar dat na het sluiten van die vaststellings¬overeenkomst eventueel mogelijk gebleken juridische acties van een partij gericht tegen de onderliggende effectenlease-overeenkomst die vaststellingsovereenkomst haar kracht ontnemen (vgl. HR 15 november 1985, LJN: AC4400). Dit brengt met zich dat een mogelijke nietigheid van de effectenlease-overeenkomst of haar verlenging - wat daar ook van zij - niet afdoet aan het feit dat [gedaagde] gebonden is aan de Overeenkomst Dexia Aanbod. Daarop strandt ook het verweer ter zake van het niet ondertekenen van het verlengingsvoorstel.
6. De tegenvordering van [gedaagde] ter zake van een door Dexia toegezegde betaling is tegenover het gemotiveerde verweer van Varde onvoldoende onderbouwd. [gedaagde] heeft niet gesteld welke afspraak met wie precies en wanneer is gemaakt noch heeft hij stukken daarover overgelegd. Reeds daarop strandt zijn tegenvordering.
7. Voor de beoordeling van de vordering van Varde betreffende de buitengerechtelijke incassokosten hanteert de kantonrechter het uitgangspunt dat het moet gaan om verrichtingen die meer hebben omvat dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schik¬kingsvoor¬stel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Uit het dossier blijkt voldoende dat aan het hiervoor genoemde uitgangspunt is voldaan. De vordering tot vergoeding van buitengerech¬telijke kosten zal daarom worden toegewezen, zij het dat deze conform de kantonrechterstaffel ambtshalve zullen worden gematigd tot € 450,00.
8. Ten aanzien van de wettelijke rente oordeelt de kantonrechter als volgt. Gelet op de betalingsinstructies aan [gedaagde], zoals vervat in de brieven van 10 januari 2008 en 25 februari 2008 van EDR Incasso, wordt de ingangsdatum van de wettelijke rente niet bepaald op 10 januari 2008, zoals gevorderd, maar op 24 maart 2008 (oftewel vier weken na 25 februari 2008). Pas op die dag is het verzuim van [gedaagde] jegens Varde ingetreden en per die dag is [gedaagde] rechtstreeks aan Varde rente verschuldigd. Verder is aan rente tot 10 januari 2008 het daarvoor in de brief van 25 februari 2008 vermelde bedrag van € 168,86 toewijsbaar, dat is de rente die [gedaagde] voorheen aan Dexia verschuldigd was.
9. De slotsom luidt dat de vordering in reconventie als ongegrond moet worden afgewezen en dat de vordering in conventie wordt toegewezen tot een bedrag van € 3.809,04.
10. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
11. De proceskosten in conventie en in reconventie komen voor rekening van [gedaagde] omdat deze (grotendeels) in het ongelijk wordt gesteld. De door Varde gevorderde vergoeding voor nakosten zal worden afgewezen. Dat die kosten zullen worden gemaakt en tot welk niveau, staat niet vast.
Beslissing
De kantonrechter:
In conventie
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Varde van € 3.809,04 vermeerderd met de rente over € 3.190,18 vanaf 24 maart 2008 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Varde tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 97,81
vastrecht € 284,00
salaris gemachtigde € 400,00,
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
In reconventie
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Varde tot en met vandaag worden begroot op € 100,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Dubois en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.