ECLI:NL:RBHAA:2011:BU4101

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
1 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
176852 / HA RK 10-150
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 4 december 2010 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. [A], de rechter die betrokken was bij zijn hoofdzaak. De wraking werd aangevraagd omdat verzoeker meende dat de rechter een uitspraak had gedaan zonder een zitting te houden, waardoor de schijn van vooringenomenheid was gewekt. De rechtbank heeft de rechter in de gelegenheid gesteld om op het wrakingsverzoek te reageren, maar de rechter heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. De rechtbank heeft vervolgens op 1 maart 2011 geoordeeld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:55 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat de rechter die de uitspraak heeft gedaan geen deel uitmaakt van de kamer die het verzet behandelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechter de zaak niet meer behandelt en dat het wrakingsverzoek daarom niet kan worden ingewilligd. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vraag of er sprake was van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zouden kunnen brengen, door de kamer die uitspraak doet op het verzet kan worden beantwoord. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Wrakingskamer
zaaknummer: 176852 / HA RK 10-150
datum beslissing: 1 maart 2011
Op verzoek van:
[verzoeker], wonende te [plaats].
verzoeker,
1. Procesverloop
1.1 Bij schriftelijk verzoek, vervat in een verzetschrift, van 4 december 2010 heeft verzoeker de wraking verzocht van mr. [A], hierna te noemen: de rechter, in de bij deze rechtbank, sector Bestuursrecht, aanhangige zaak met zaaknummer [nummer], hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2 De rechter heeft niet in de wraking berust en schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd.
1.3 De rechtbank heeft verzoeker die reactie bij brief van 20 januari 2011 toegezonden en daarbij verzoeker met verwijzing naar artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht de vraag voorgelegd of hij zijn wrakingverzoek wenst te handhaven, waarna verzoeker te kennen heeft gegeven zijn wrakingverzoek te handhaven.
1.4. Verzoeker, de wederpartij in de hoofdzaak (de raad van de gemeente Heemstede) en de rechter zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 15 februari 2011. Verzoeker is verschenen. De rechter heeft van de geboden gelegenheid, met bericht, geen gebruik gemaakt. Ook de wederpartij in de hoofdzaak heeft schriftelijk bericht van de geboden gelegenheid geen gebruik te maken.
2. Het standpunt van verzoeker.
2.1 Verzoeker heeft ter onderbouwing van het wrakingsverzoek aangevoerd dat de rechter een uitspraak op zijn beroep in de hoofdzaak heeft gedaan zonder een zitting te houden en dus zonder hoor en wederhoor toe te passen en de beroepsgronden van verzoeker heeft genegeerd. De rechter heeft daarmee op zijn minst de schijn van vooringenomenheid jegens hem gewekt. Zij is hier louter opgetreden als “her master’s voice”, waarbij de wederpartij in de hoofdzaak “her master” was. Deze zaak is niet op een eerlijke en openbare wijze door een onafhankelijke en onpartijdige rechter behandeld, zoals art. 6 EVRM vereist.
3. Beoordeling
3.1 Uit de gedingstukken blijkt dat verzoeker op 29 oktober 2010 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar door de wederpartij in de hoofdzaak en dat de rechter op 2 december 2010 met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat beroep (kennelijk) niet-ontvankelijk heeft verklaard. Verzoeker heeft tegen die uitspraak verzet gedaan, in het verzetschrift aangevoerd dat hij de rechter vooringenomen acht en in hetzelfde verzetschrift onderhavig verzoek om wraking gedaan.
3.2 Artikel 8:15 Awb luidt: “Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.”
3.3 De rechter heeft in reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat zij met de zaak waarin zij door verzoeker is gewraakt geen bemoeienis meer heeft. Deze reactie is in overeenstemming met artikel 8:55, vierde lid, Awb waarin is bepaald, dat de rechter die de uitspraak (met toepassing van 8:54 Awb) heeft gedaan geen deel uitmaakt van de kamer die het verzet behandelt.
3.4 Uit het voorgaande volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelt en de verzetzaak niet zal behandelen, zodat zij gelet op artikel 8:15 Awb in deze zaak ook niet (meer) kan worden gewraakt. Reeds daarom is het verzoek niet-ontvankelijk.
3.5 De vraag of er bij de behandeling van de zaak door de rechter al dan niet sprake was van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, kan desgevraagd wel worden beantwoord door de kamer die uitspraak doet op het verzet. Deze gang van zaken is in overeenstemming met de door verzoeker genoemde arresten van de Hoge Raad van 2 december 2005 en 10 augustus 2007 (gepubliceerd onder LJN nrs.: AU7352 en BB1375). Uit die uitspraken volgt immers dat verzoeker zijn op artikel 6 EVRM gebaseerde verzetgronden tegelijk met andere gronden in het door hem ingediende rechtsmiddel aan de orde kan stellen, zodat de kamer van de rechtbank die uitspraak doet over het verzet ook over deze verzetgronden zal kunnen oordelen.
3.6 Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1. verklaart het verzoek om wraking niet-ontvankelijk;
4.2. beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, en mrs. A.E. Patijn en M.J. Smit, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2011 in tegenwoordigheid van A.G.J. Deckers als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.