ECLI:NL:RBHAA:2011:BU2998
Rechtbank Haarlem
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 3 oktober 2011 een verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat haar per 11 april 2011 weer geschikt achtte voor haar eigen werk volgens de Ziektewet. Verzoekster had op 18 april 2011 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd op 14 juni 2011 ongegrond verklaard. Vervolgens verzocht verzoekster op 23 augustus 2011 de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang. Dit werd onderbouwd door het feit dat verzoekster geen bijstandsaanvraag had ingediend bij de gemeente, ondanks haar bewering dat zij geen recht had op een WWB-uitkering vanwege haar eigendom en de inkomsten van haar echtgenoot. De voorzieningenrechter merkte op dat er nog veel onduidelijkheden bestonden in de lopende beroepsprocedure, die mogelijk opgehelderd konden worden. Zo werd gesuggereerd dat verzoekster een verklaring van haar behandelend psychiater zou kunnen overleggen, die door de bezwaarverzekeringsarts beoordeeld zou moeten worden.
Uiteindelijk leidde dit alles tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.