RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
zaak-/rekestnr.: 175929 / FA RK 10-3978
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 19 juli 2011
[naam man],
wonende [plaats],
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M. Bootsma, kantoorhoudende te Haarlem,
[naam vrouw],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A. Krim, kantoorhoudende te Haarlem.
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man van en ingekomen op
22 november 2010;
- het verweerschrift , tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vrouw van
24 januari 2011;
- de brief, met bijlage, van de advocaat van de vrouw van 26 januari 2011;
- de brief, met bijlage, van de advocaat van de man van 3 februari 2011;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 22 maart 2011;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de man van 24 maart 2011;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 28 maart 2011;
- de brief van de advocaat van de man van 29 maart 2011;
- de brief van de advocaat van de vrouw van 29 maart 2011;
- de brief, met bijlage, van de advocaat van de man van 6 april 2011;
- de brief van de advocaat van de vrouw van 11 april 2011;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de man van 28 april 2011;
- de brief, met bijlage, van de advocaat van de man van 9 mei 2011;
- de brief, met bijlage, van de advocaat van de vrouw van 16 mei 2011.
1.2 De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 april 2011 in aanwezigheid van partijen, de man bijgestaan door mr. M. Bootsma en de vrouw door
mr. A. Krim.
2 Feiten en omstandigheden
2.1 Partijen hebben tot eind 2007 een affectieve relatie gehad.
2.2 Uit deze relatie zijn geboren de minderjarigen [naam]:
- [naam kind 1], geboren op datum [1997] in de gemeente [plaats],
- [naam kind 2], geboren op datum [2003] in de gemeente [plaats].
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.3 Bij beschikking van 3 maart 2009 heeft de rechtbank Haarlem bepaald dat de man aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna ook: kinderbijdrage) van € 600 per maand per kind moet voldoen.
2.4 Bij beschikking van 6 oktober 2009 heeft het gerechtshof Amsterdam bepaald dat de man aan de vrouw een kinderbijdrage van € 480 per maand per kind moet voldoen.
2.5 Ingevolge de wettelijke indexering bedraagt de kinderbijdrage met ingang van 1 januari 2011 € 495,46 per maand per kind.
3.1 Met als grondslag dat de hierboven genoemde beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 6 oktober 2009 van aanvang af niet heeft beantwoord aan de wettelijke maatstaven doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dan wel door wijziging van omstandigheden heeft opgehouden te voldoen aan wettelijke maatstaven, heeft de man verzocht deze beschikking te wijzigen in die zin, dat de kinderbijdrage wordt bepaald op nihil met ingang van 1 november 2009.
3.2 De man stelt dat de beschikking van 6 oktober 2009 van meet aan af niet heeft voldaan aan de wettelijke maatstaven doordat het hof bij het beoordelen van zijn draagkracht is uitgegaan van de jaaropgave 2007 en niet van latere stukken. Zoals de man ook al in de procedure bij het hof heeft aangevoerd, gaat het niet goed met [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf]), van welke B.V. hij directeur-grootaandeelhouder (hierna: DGA) is. Uit de door [naam accountant 1] opgestelde jaarstukken blijkt dat het geconsolideerde resultaat in 2008 voor belastingen € 21.870 negatief bedroeg. Uit de door [naam accountant 2] opgestelde jaarstukken blijkt dat het geconsolideerde resultaat voor belastingen in 2009 is gedaald tot € 28.517 negatief. De omzet is verder teruggelopen, waardoor het noodzakelijk is gebleken kosten terug te dringen door het dienstverband van (inmiddels) een 7-tal werknemers te beëindigen. Verder heeft [naam bedrijf] een regeling met de fiscus getroffen met betrekking tot het uitstellen van de betaling van loon- en omzetbelasting, hetgeen zeer uitzonderlijk is. Niet alleen ten gevolge van de crisis is [naam bedrijf] in de financiële problemen geraakt, maar ook de olieramp in de Golf van Mexico heeft een negatief resultaat (gehad) op de omzetontwikkeling. De man stelt dat hij er alles aan heeft gedaan om de financiën op orde te brengen en daarbij ook genoodzaakt is geweest zijn salaris verder terug te brengen, zulks met ingang van 1 november 2009. De man heeft ook geprobeerd om zijn lasten, waaronder zijn woonlasten, omlaag te brengen. Zijn woning staat te koop. Op dit moment leent de man geld van [naam bedrijf] om aan zijn hypotheekverplichtingen te kunnen voldoen. Daarbij heeft hij de fiscus verzocht hem uitstel te verlenen voor de aflossing van zijn rekening-courant in de [naam bedrijf] Met ingang van 1 november 2009 is hij niet meer in staat om een kinderbijdrage te voldoen, aldus de man.
3.3 De man heeft daarnaast verzocht te bepalen:
- dat de vrouw wordt veroordeeld om binnen 2 weken na afgifte van de ten deze te wijzen beschikking de formulieren die benodigd zijn voor het aanvragen van de paspoorten van de kinderen te ondertekenen en aan de man te retourneren, zulks op straffe van een dwangsom van € 500 per dag, voor iedere dag dat de vrouw daarmee in gebreke blijft;
- dat de vrouw wordt veroordeeld om telkens drie weken voordat de man met de kinderen met vakantie naar het buitenland gaat, de paspoorten van de kinderen aan hem ter beschikking te stellen, zulks eveneens op straffe van een dwangsom van € 500 per dag, voor iedere dag dat de vrouw daarmee in gebreke blijft;
- dat de vrouw de man op maandagochtend na het omgangsweekend in de gelegenheid moet stellen de kleding van de kinderen bij haar af te geven, zulks op straffe van een dwangsom van € 500 per dag, voor iedere dag dat de vrouw daarmee in gebreke blijft.
3.4 Op de zitting heeft de man zijn verzoek met betrekking tot het ondertekenen van de paspoortaanvragen en zijn verzoek ten aanzien van de afgifte van de kleding van de kinderen ingetrokken, zodat de rechtbank daarop niet meer hoeft te beslissen.
4 Verweer en zelfstandig verzoek
4.1 De vrouw heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd. Zij stelt dat het hof bij de vaststelling van de kinderbijdrage wel degelijk is uitgegaan van juiste en volledige gegevens en dat de beschikking voldoet aan de wettelijke maatstaven. Daarnaast betwist zij dat sprake is van gewijzigde omstandigheden. Zij verzoekt dan ook de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, dan wel zijn verzoek af te wijzen.
4.2 Bij wijze van zelfstandig verzoek heeft de vrouw verzocht te bepalen dat een deskundige wordt benoemd en dat de daaraan verbonden kosten ten laste komen van de man dan wel de Staatskas. Tot slot heeft de vrouw verzocht de man te veroordelen in de kosten van deze procedure ad € 2.100.
5.1 De vrouw stelt dat de man, net als bij het hof, de noodzaak tot verlaging van zijn salaris niet heeft aangetoond en dat het onduidelijk is waarop het salaris van € 4.700 bruto per maand is gebaseerd. De vrouw heeft de indruk dat onvrede bij de man over de hoogte van de vastgestelde kinderalimentatie eerder de aanleiding is voor verdere verlaging van zijn inkomen en dus draagkracht, dan de bedrijfseconomische motieven die hij aanvoert.
De vrouw stelt dat de man als DGA van zowel de holding als de werkmaatschappijen volledige zeggenschap heeft over zijn eigen inkomenspositie, het uit te keren dividend en ten dele ook op het resultaat in de jaarstukken. (In)direct kan de man hiermee zijn eigen draagkracht beïnvloeden. De vrouw betwist dan ook de juistheid van de door de man overgelegde jaarstukken. Zij stelt dat aan de jaarstukken geen zekerheid kan worden ontleend, omdat deze niet zijn voorzien van een accountantsverklaring. Daarnaast ontbreken de onderliggende stukken, zodat het onmogelijk is om de financiële stukken te doorgronden. Bovendien zijn door de man Engelstalige jaarstukken ingediend, waartegen de vrouw uitdrukkelijk bezwaar maakt. Volgens de vrouw is dit in strijd met het procesreglement en vanwege de gecompliceerdheid van de stukken, kan van haar niet worden verwacht dat zij deze in het Engels moet lezen.
5.2 De vrouw stelt dat de man als DGA zelf zijn inkomen vaststelt op basis van hetgeen hij nodig heeft voor de maximale hypotheekaftrek. Voor het overige laat hij zich uitbetalen in dividend, welk moment hij zelf kan bepalen. Zo laat de man bewust de dividenduitkeringen op een veel later stadium plaatsvinden vanwege de lopende juridische procedures. Daarnaast is de vrouw ermee bekend dat de man veel onkosten via de BV laat lopen ofwel onder de noemer privé in rekening-courant, ofwel onder een andere noemer op naam van de zaak. Als de man zijn rekening-courant kan aanspreken om tekorten te financieren, kan hij ook zijn rekening-courant aanspreken om de financiële verplichtingen jegens zijn kinderen na te komen. Zo heeft de man een ingewikkelde constructie voor zijn hypothecaire lening voor zijn privéwoning. Hij heeft € 1.500.000 geleend bij [naam bank]. Vervolgens laat de man de financiering lopen via een van zijn B.V.’s, te weten [naam bedrijf 2] B.V. Deze BV lost af aan [naam bank]. Blijkbaar zijn er in de B.V.’s voldoende middelen om deze schuld af te lossen. Omdat de onderneming van de man is opgebouwd uit een ondoorzichtig concern gaat de vrouw gaat ervan uit dat de man, behalve via zijn salaris uit [naam bedrijf], ook management fees ontvangt via de negen andere B.V.’s door middel van andere constructies die in het kader van de inkomstenbelasting buiten zicht blijven. Zij neemt daarbij de stelling in dat de man geen enkel ander doel heeft met de tien B.V.’s dan op een ondoorzichtige manier de geldstromen, die er ongetwijfeld zijn, te laten verlopen. Onder deze omstandigheden acht de vrouw het dan ook noodzakelijk dat de rechtbank een deskundige aanwijst die de rechtbank alsook de vrouw objectief zal informeren.
5.3 Zoals de rechtbank reeds op de zitting heeft aangegeven, zal worden voorbijgegaan aan het bezwaar van de vrouw tegen de in het Engels opgestelde jaarstukken. De man heeft de jaarstukken van 2009 laten vertalen, hetgeen een kostbare aangelegenheid is en via deze stukken kan de vrouw herleiden welke posten corresponderen met de Engelstalige jaarstukken.
5.4 Op de zitting heeft de vrouw (nogmaals) kanttekeningen geplaatst bij de door de man overgelegde jaarstukken en 31 vragen/opmerkingen gesteld. Bij brief van 28 april 2011 heeft de man de vragen van de vrouw beantwoord, waarop de vrouw bij brief van 16 mei 2011 heeft gereageerd.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man in zijn beantwoording voldoende inzicht gegeven in en afdoende antwoord gegeven op de vele vragen/opmerkingen met betrekking tot de organisatiestructuur van [naam bedrijf], de resultaten van de deelnemingen, de afschrijvingen conform de fiscale afschrijvingsregels, de bepaalde management fee (begrensd door de verdiencapaciteit van de werkmaatschappijen) en zijn salaris.
5.5 Ten aanzien van de juistheid van de overgelegde jaarstukken overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank is het beeld dat uit de jaarstukken naar voren komt consistent. De rechtbank heeft geen concrete aanwijzingen (gekregen) dat die cijfers niet in overeenstemming zijn met de werkelijke financiële verhoudingen en inkomsten in en van de ondernemingen. Daar komt bij dat de jaarstukken zijn opgesteld door als deugdelijk bekend staande accountantskantoren, die onderworpen zijn aan gedrags- en beroepsregels en die een jaarrekening samenstellen in overeenstemming met titel 9 boek 2 BW. Daarnaast heeft ook de belastingdienst op basis van deze stukken uitstel van betaling verleend alsmede bankinstellingen die deze jaarstukken tot uitgangspunt nemen. De rechtbank zal dan ook in de onderhavige procedure uitgaan van de door de man overgelegde jaarstukken [naam bedrijf]. Het feit dat geen accountantsverklaring is afgegeven - nog daargelaten dat gelet op de omvang van het bedrijf daartoe geen wettelijke verplichting bestaat - maakt dit oordeel niet anders, nu de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat de jaarstukken evidente onjuistheden van materieel belang en/of onbetrouwbaarheden zouden bevatten.
5.6 Uit de overgelegde geconsolideerde jaarstukken blijkt dat de omzet (Net Turnover) van [naam bedrijf] de afgelopen jaren flink is gedaald, ook in 2010. Door te bezuinigen op de kosten is het in 2010 gelukt het negatieve resultaat van de twee jaren daarvoor om te buigen tot om positief bedrijfsresultaat. Onder voornoemde bezuinigingen valt de verlaging van de management fee die in rekening wordt gebracht bij [naam bedrijf 3] ten bedrage van € 102.000 bruto per jaar. Uit voornoemde management fee worden naast het salaris van de man van € 4.700 bruto per maand onder meer nog de navolgende kosten voldaan: de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering, de pensioenpremie en de kosten van de auto(zakelijk). De vraag of deze bezuiniging noodzakelijk was, beantwoordt de rechtbank bevestigend gelet op de (slechte) solvabiliteit en de (te lage) current ratio van de onderneming.
5.7 Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man voldoende aangetoond dat het voor de continuïteit van zijn onderneming noodzakelijk was om de managementfee naar beneden bij te stellen, ten gevolge waarvan zijn bruto salaris is gedaald tot € 4.700 bruto per maand. De rechtbank ziet om die reden dan ook geen aanleiding voor het benoemen van een deskundige en zal het verzoek van de vrouw daartoe afwijzen. Alleen al gezien de hypothecaire verplichtingen verbonden aan zijn woning van € 4.490 bruto per maand, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat de man sinds 1 november 2009 geen draagkracht heeft om de vastgestelde kinderbijdrage te voldoen. Vanwege de hoge hypotheeklasten loopt de rekening-courant verhouding van de man alleen maar op en het is nog maar de vraag hoe lang de belastingdienst daarmee akkoord gaat. De rechtbank zal het verzoek van de man dan ook toewijzen. Echter voor zover de man nadien de bij voornoemde beschikking bepaalde kinderbijdrage heeft voldaan, kan van de vrouw in redelijkheid niet worden gevergd dat zij tot terugbetaling van het teveel ontvangene overgaat, nu een dergelijk bedrag van maand tot maand pleegt te worden verbruikt. Om die reden zal de rechtbank bepalen dat de vrouw niet gehouden is tot terugbetaling.
5.8 Nu de vrouw heeft aangegeven de paspoorten van de minderjarigen te zullen afgeven aan de man indien hij deze nodig heeft voor vakanties met de minderjarigen in het buitenland, zal de rechtbank het verzoek van de man toewijzen. Echter, de rechtbank zal op dit moment nog geen dwangsom verbinden aan de afgifte van de paspoorten nu daartoe vooralsnog geen noodzaak lijkt te zijn.
5.9 Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
6.1 Bepaalt, met wijziging in zoverre van de hierboven genoemde beschikking van het gerechtshof Amsterdam van 6 oktober 2009, de door de man aan de vrouw te betalen
kinderbijdrage voor de minderjarigen [naam]:
- [naam kind 1], geboren op datum [1997] in de gemeente [plaats],
- [naam kind 2], geboren op datum [2003] in de gemeente [plaats],
op nihil met ingang van 1 november 2009.
6.2 Bepaalt dat de vrouw niet gehouden is hetgeen zij teveel heeft ontvangen terug te betalen aan de man.
6.3 Bepaalt dat de vrouw uiterlijk drie weken voordat de man met de minderjarigen op vakantie naar het buitenland gaat, de paspoorten van de minderjarigen aan hem ter beschikking dient te stellen.
6.4 Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
6.5 Bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt.
6.6 Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. van Andel, als voorzitter, en mrs. R.A. Otter en A.M. Ayal, als leden van deze kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Lurvink-Betlem, als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2011.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.