ECLI:NL:RBHAA:2011:BT8819

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
185201 - KG ZA 11-412
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.J. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing van executiemaatregelen door deurwaarder in verband met niet-bestaande partij

In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem is behandeld, vorderden de eisers, bestaande uit de vennootschap onder firma V.O.F. [A] en de personen [B] en [C], een voorziening in kort geding tegen de gedaagde deurwaarder. De eisers stelden dat de deurwaarder onrechtmatig handelde door een vonnis te executeren dat was uitgesproken ten gunste van een niet-bestaande partij, namelijk 'Forma Natura Onroerend Goed B.V.'. De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorziening, omdat uit de processtukken bleek dat er sprake was van een verschrijving in de naam van de schuldeiser. De voorzieningenrechter oordeelde dat de deurwaarder niet onrechtmatig handelde, aangezien hij handelde op basis van een vonnis dat in kracht van gewijsde was gegaan en dat de eisers zelf hadden erkend dat de verhuurster, Forma Natura Onroerend Goed Exploitatie Maatschappij B.V., de juiste partij was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de deurwaarder niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de verschrijving en dat de eisers in hun vordering niet ontvankelijk waren. De eisers werden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 185201 / KG ZA 11-412
Vonnis in kort geding van 19 oktober 2011
in de zaak van
1) De vennootschap onder firma
V.O.F. [A],
2) [B],
3) [C],
gevestigd respectievelijk wonende te [plaats], [gemeente],
eisers,
advocaat mr. J.A. Oudendijk te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. E.B. van den Ouden te Oude Tonge.
Partijen zullen hierna enerzijds gezamenlijk [eiser c.s.] (en ieder afzonderlijk) de vof, [B] en [C]) en anderzijds [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser c.s.] huurt van Forma Natura Onroerend Goed Exploitatie Maatschappij BV (hierna te noemen: verhuurster) het bedrijfspand gelegen aan de [adres] te [plaats], [gemeente].
2.2. Tussen [eiser c.s.] en verhuurster is een geschil ontstaan over de betaling van huurachterstand. Op 6 april 2009 is [eiser c.s.] in een bodemprocedure gedagvaard voor de rechtbank in Haarlem, sector kanton, tot betaling van huurachterstand ter zake van de hiervoor onder 2.1. genoemde huur, vermeerderd met rente en kosten. In de dagvaarding staat als eisende partij “Forma Natura Onroerend Goed B.V.” vermeld. Bij tussenvonnis van 24 juni 2009 is een comparitie gelast, waarna op 5 augustus 2009 de behandeling van de zaak pro forma is aangehouden.
2.3. Op 24 april 2009 heeft verhuurster [eiser c.s.] in kort geding gedagvaard voor de rechtbank Haarlem, sector kanton, en bij wijze van voorlopige voorziening gevorderd om betaling van huurachterstand terzake van de hiervoor onder 2.1 genoemde huur, vermeerderd met rente en kosten. Ook in deze dagvaarding staat “Forma Natura Onroerend Goed B.V.” als eisende partij vermeld. [eiser c.s.] heeft die vordering erkend. Bij vonnis van 14 mei 2009 heeft de kantonrechter de vordering toegewezen en [eiser c.s.] veroordeeld om aan eiseres (in het vonnis vermeld als “Forma Natura Onroerend Goed B.V.”) het bedrag van (in hoofdsom) € 22.188,- te betalen. Op 2 juni 2009 heeft [eiser c.s.] ter zake € 25.800,- aan verhuurster betaald.
2.4. In de bodemprocedure bij de rechtbank Haarlem, sector kanton, heeft op 17 februari 2011 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. In het proces-verbaal van die zitting (hierna te noemen: het proces-verbaal) staat onder meer het volgende:
“Forma Natura Onroerend Goed (Exploitatie Maatschappij) B.V.,
eiseres
hierna: Forma Natura
en
VOF [A]
[B]
[C]
gedaagden
hierna: [A].
(…)
Kantonrechter: Het verweer dat de naam van eiseres niet juist in de dagvaarding vermeld is zal ik op grond van artikel 128 Rv lid 3 passeren omdat het tardief is.
mr. van de Ouden: Dat de naam van eiseres niet volledig in de dagvaarding vermeld staat klopt op zich.
mr. Oudendijk: Ik betwist dat het verweer te laat zou zijn, ook niet omdat er al eerder een procedure tussen partijen is gevoerd. De rechtsverhouding tussen partijen dient ambtshalve geverifieerd te worden, u kunt daar niet aan voorbij. Gedaagden hebben er belang bij dat zij op een juiste rechtsverhouding worden veroordeeld. Ik heb nog steeds het recht om vernietiging in te roepen.
mr. van Ouden: Ik ben van mening dat het te laat is. Partijen zijn al jaren aan het procederen dan kan je niet nu nog een dergelijk verweer voeren. Je moet dat zelfs doen vóór alle weren. En je hebt er ook niets aan want dan ligt er morgen een nieuwe dagvaarding. Het gaat hier om een kennelijke verschrijving, er is maar één Forma Natura.
Mr. Oudendijk: Er zijn twee woorden weggelaten, [A] is door de verkeerde partijen gedagvaard, die partij heeft niets met de rechtsverhouding tussen partijen te maken.”
2.5. De kantonrechter heeft in de bodemprocedure op 6 april 2011 vonnis gewezen (hierna te noemen: het vonnis), waarbij zij [eiser c.s.] heeft veroordeeld om aan eiseres (in het vonnis vermeld als (“Forma Natura Onroerend Goed B.V.”) het bedrag van (in hoofdsom) € 37.613,49 te betalen. In het vonnis staat onder meer het volgende:
“VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Forma Natura Onroerend Goed B.V.,
te Amsterdam
eiseres
hierna te noemen: Forma Natura
gemachtigde: mr. E.B. van den Ouden
tegen
de vennootschap onder firma V.O.F. [A],
[B],
[C]
te [plaats],
gedaagden
hierna gezamenlijk te noemen: [A]
gemachtigde: eerst mr. J.W. Spanjer
thans mr. J. Oudendijk
(…)
Voorts heeft [A] bij akte van 7 oktober 2010 aangevoerd dat Forma Natura geen recht had om [A] in rechte te betrekken nu [A] een huurovereenkomst is aangegaan met Forma Natura Onroerend Goed Exploitatie Maatschappij B.V. en niet met Forma Natura Onroerend Goed B.V.
(…)
De beoordeling
Het meest vertrekkende verweer, dat Forma Natura niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering omdat [A] een huurovereenkomst heeft met Forma Natura Onroerend Goed Exploitatie Maatschappij B.V. en niet met Forma Natura Onroerend Goed B.V., zal worden gepasseerd. Niet alleen dient een dergelijke exceptie ter rolle en voor alle weren te worden opgeworpen, zodat dit verweer tardief is, maar vast staat dat sprake is van een - ook voor [A] kennelijke - verschrijving. Dit was [A] duidelijk niet alleen omdat in de dagvaarding wordt verwezen naar de aangehechte huurovereenkomst met Forma Natura Onroerend Goed Exploitatie Maatschappij B.V., maar ook omdat zij in kort geding, eveneens aangespannen door Forma Natura Onroerend Goed B.V., dit verweer niet heeft gevoerd en de vordering heeft erkend. (…)”
2.6. Bij brief van 14 april 2011 hebben [gedaagde], in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, en zijn kantoorgenoot [D] [eiser c.s.] verzocht om de hiervoor in 2.5. genoemde hoofdsom vermeerderd met rente en kosten, binnen 5 dagen nadien op hun kantoor te voldoen.
2.7. Bij brief van 21 april 2011 heeft mr. Oudendijk aan [gedaagde] onder meer het volgende geschreven:
“Bij deze deel ik u mee, naar aanleiding van uw bijgevoegde brief d.d. 14 april 2011 gericht aan mijn cliënte, dat het vonnis, waarover u schrijft in uw brief, aan het mankement onderhavig is dat het is uitgesproken ten behoeve van een niet bestaande vennootschap.
De kantonrechter heeft gemeend dat het mogelijk moet zijn c.q. mogelijk is dat de eisende partij niet juist behoeft te worden vermeld in de processtukken. De kantonrechter heeft ook gemeend dat zij niet ambtshalve dient te onderzoeken, bijvoorbeeld aan de hand van de door haar in het vonnis aangehaalde huurovereenkomst of zij wel van doen heeft met de juiste (proces-)partij. Er alsof dat nog niet erg genoeg is de kantonrechter er aan voorbij gegaan dat haar uitspraak in die zin irrelevant is. Het is mij werkelijk een raadsel dat de kantonrechter tot deze uitspraak is gekomen.
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat u “uw probleem” onderkend heeft. Indien dat het geval is wilt u mij dan per ommegaande bevestigen dat u verdere handelingen inzak de aan u verstrekte opdracht achterwege zult laten. Indien dat nog niet het geval is dan ga ik ervan uit dat u door middel van deze brief het licht heeft gezien.
Voor zover u de aangekondigde betekening en executiemaatregelen voortzet stel ik u namens mijn cliënte aansprakelijk voor de schade die daaruit voortvloeit.
Overbodig te zeggen dat u alsdan onrechtmatig handelt.
Ik heb de opdracht om tegen u alsdan een klacht bij het tuchtorgaan van uw beroepsgroep in te dienen en u voorts in rechte te betrekken.”
2.8. In opdracht van verhuurster heeft [gedaagde] op 30 augustus 2011 het vonnis aan [eiser c.s.] betekend en op 6 september 2011 executoriaal beslag gelegd op de woning met aanhorigheden van [C] gelegen aan de [adres] te [plaats], [gemeente].
3. Het geschil
3.1. [eiser c.s.] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal gelasten om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis schriftelijk aan [eiser c.s.] kenbaar te maken dat het door hem geven bevel tot betaling d.d. 30 augustus 2011 is ingetrokken en voorts [gedaagde] zal gelasten om eveneens binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te bevelen de door hem gelegde beslagen d.d. 6 september 2011 op te heffen door op de daartoe voorgeschreven wijze het beslag op de onroerende zaken als voornoemd in productie 5 te doen doorhalen bij de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers en daarvan aan [eiser c.s.] schriftelijk bericht te doen, één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- voor elke dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 25.000,- en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2. [eiser c.s.] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar handelt door, ondanks dat hij erop is gewezen dat het vonnis is uitgesproken ten behoeve van een niet bestaande vennootschap en hij (voor alsdan) aansprakelijk is gesteld in het geval hij dit vonnis toch zal executeren, de executie toch door te zetten.
3.3. [gedaagde] voert als verweer dat hij niet onrechtmatig handelt jegens [eiser c.s.] door het vonnis te executeren. Hij voert daartoe aan dat hij bevoegd is om het vonnis te executeren en dat hij daartoe op grond van artikel 11 van de Deurwaarderswet zelf is verplicht ter uitvoering van de door verhuurster aan hem gegeven opdracht. Het vonnis is, volgens [gedaagde], uitgesproken ten behoeve van verhuurster en niet ten behoeve van een niet bestaande vennootschap, zoals [eiser c.s.] stelt. Het feit dat er in de processtukken die ten grondslag liggen aan de procedures een consequente kennelijke verschrijving heeft plaatsgevonden, in die zin dat de woorden “Exploitatie Maatschappij” zijn weggevallen, maakt dat niet anders.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De vordering van [eiser c.s.] komt - kort gezegd - neer op een bevel aan [gedaagde] om de door hem getroffen executiemaatregelen, die hij in opdracht van verhuurster met betrekking tot het vonnis heeft getroffen, ongedaan te maken.
4.2. Vast staat dat het vonnis van 6 april 2011 in kracht van gewijsde is gegaan, nu [eiser c.s.] heeft nagelaten om binnen de daarvoor geldende termijn in hoger beroep te gaan. In beginsel is het vonnis dus voor executie vatbaar. De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat [gedaagde] de aan hem door verhuurster opgedragen executiemaatregelen heeft getroffen en daarbij is uitgegaan van de veronderstelling dat het vonnis is uitgesproken ten behoeve van verhuurster. Aan de orde is thans de vraag of [gedaagde] is uitgegaan van een juiste veronderstelling.
4.3. Uit de processtukken van de procedure in kort geding bij de kantonrechter en het feitelijk handelen van [eiser c.s.] daarna wordt duidelijk dat [eiser c.s.] in elk geval heeft begrepen dat het verhuurster was die de procedure tegen haar voerde en dus haar wederpartij was. [eiser c.s.] heeft de vordering van de verhuurster ter zake van de huurachterstand immers erkend en vervolgens het bedrag waartoe zij bij vonnis in kort geding was veroordeeld aan verhuurster betaald. Dit dus ondanks het feit dat ook in die procedure het vonnis ten gunste van “Forma Natura Onroerend Goed B.V.” was gewezen.
4.4. Uit het processtukken van de bodemprocedure bij de kantonrechter kan worden afgeleid dat [eiser c.s.] pas in die procedure voor het eerst (en pas bij akte voorafgaand aan de mondelinge behandeling) als verweer heeft aangevoerd dat eiseres, zoals vermeld in de dagvaarding (te weten “Forma Natura Onroerend Goed B.V.”), niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat zij met [eiser c.s.] geen rechtsverhouding heeft, aangezien [eiser c.s.] niet met haar, maar met verhuurster (i.e. “Forma Natura Onroerend Goed Exploitatie Maatschappij B.V.”) een huurovereenkomst heeft gesloten. Uit de processtukken in de bodemprocedure kan voorts worden afgeleid dat deze kwestie op de mondelinge behandeling uitdrukkelijk is besproken en dat de kantonrechter te dien aanzien in haar vonnis heeft overwogen “dat sprake is van een - ook voor [eiser c.s.] kennelijke – verschrijving.” Volgens de kantonrechter was dit “voor [eiser c.s.] duidelijk, niet alleen omdat in de dagvaarding wordt verwezen naar de aangehechte huurovereenkomst met Forma Natura Onroerend Goed Exploitatie Maatschappij B.V., maar ook omdat zij in kort geding, eveneens aangespannen door Forma Natura Onroerend Goed B.V., dit verweer niet heeft gevoerd en de vordering heeft erkend.”
4.5. Gelet op het voorgaande en mede gelet op het feit dat in de aanhef van het proces-verbaal bij eiseres de woorden “Exploitatie Maatschappij” zijn toegevoegd en daarin dus “Forma Natura Onroerend Goed (Exploitatie Maatschappij) B.V.” als eiseres staat vermeld, verstaat de voorzieningenrechter het vonnis aldus, dat de naam van de eiseres in het vonnis moet worden gelezen als “Forma Natura Onroerend Goed Exploitatie Maatschappij B.V.”.
Geconcludeerd moet derhalve worden dat [gedaagde] van de juiste veronderstelling is uitgegaan. Door over te gaan tot de aan hem door verhuurster opgedragen executie van het vonnis heeft hij derhalve niet onrechtmatig jegens [eiser c.s.] gehandeld. Dit nog los van de vraag of een deurwaarder die in opdracht van een aan de schuldenaar bekende derde een in kracht van gewijsde gegaan vonnis executeert, dat op naam is gesteld van en gewezen ten gunste van een niet bestaande partij, daarmee zelf onrechtmatig handelt.
4.6. De door [eiser c.s.] gevraagde voorziening zal derhalve worden geweigerd. [eiser c.s.] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 260,- aan verschotten en € 816,- aan salaris voor de advocaat.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. weigert de voorziening,
5.2. veroordeelt [eiser c.s.] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 260,- aan verschotten en € 816,- aan salaris voor de advocaat,
5.3. verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2011.?