ECLI:NL:RBHAA:2011:BT8358
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verstekvonnis inzake premie zorgverzekering en totstandkoming overeenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 22 september 2011 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposante, die niet was verschenen bij de eerdere zitting, had verzet aangetekend tegen een verstekvonnis waarin zij was veroordeeld tot betaling van achterstallige premie voor haar zorgverzekering bij Menzis. De kern van het geschil betrof de vraag wanneer de verplichting tot betaling van de premie was ingegaan. Menzis stelde dat de premie verschuldigd was vanaf de inschrijving van de opposante in het GBA op 20 juli 2009, terwijl de opposante aanvoerde dat de betalingsverplichting pas inging na de acceptatie van haar aanvraag voor de zorgverzekering op 1 september 2009.
De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst pas tot stand was gekomen op het moment dat Menzis de aanvraag van de opposante had geaccepteerd. Dit betekende dat de opposante pas vanaf september 2009 premieplichtig was. De rechter wees een deel van de vordering van Menzis af, namelijk het gedeelte dat betrekking had op de premie over de periode van 20 juli 2009 tot 1 september 2009, omdat er in die periode geen overeenkomst was gesloten. De vordering werd verminderd tot een bedrag van € 597,25, vermeerderd met wettelijke rente.
De rechter concludeerde dat het verzet deels gegrond was en dat het verstekvonnis niet in stand kon blijven. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis is uitgesproken door de kantonrechter J.H. Dubois in aanwezigheid van de griffier.