ECLI:NL:RBHAA:2011:BT7327

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
31/2011
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen van beslagen in voorlopige surseance van betaling

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 7 oktober 2011 uitspraak gedaan in het kader van een verzoekschrift van de bewindvoerder mr. H.C. Scheltema, die om opheffing van de gelegde beslagen vroeg. De schuldenaar, die in voorlopige surseance van betaling verkeert, had een goedgevulde orderportefeuille en een liquiditeitsprognose die aangaf dat de onderneming haar lopende verplichtingen kon blijven voldoen, mits een bedrag van EUR 65.000,- dat onder beslag ligt, vrijkomt. De bewindvoerder stelde dat zonder dit bedrag de voortzetting van de surseance zinloos zou zijn en dat faillissement noodzakelijk zou zijn. Muurtooi B.V. en Stoel van Klaveren B.V. waren betrokken als beslagleggers, waarbij Muurtooi zich verzette tegen de opheffing van de beslagen, omdat zij meende dat haar belangen onevenredig geschaad zouden worden. De rechtbank overwoog dat de bewindvoerder op basis van de beschikbare gegevens een inschatting moet maken van de levensvatbaarheid van de onderneming. De rechtbank concludeerde dat het belang van de beslagleggers in deze situatie niet opweegt tegen het belang van de onderneming en haar crediteuren. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de bewindvoerder toegewezen en de gelegde beslagen opgeheven, met uitzondering van de beslagen ten behoeve van vorderingen met voorrang. Deze beslissing is genomen om de onderneming een kans op overleven te bieden, aangezien een afwijzing van het verzoek waarschijnlijk zou leiden tot een faillissement.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
Surseancenummer: 31/2011
Beschikking op het verzoekschrift ex artikel 230 lid 2 Fw van de bewindvoerder mr. H.C. Scheltema te Purmerend, in de voorlopige surseance van betaling van:
[schuldenaar],
wonende te [plaats],
aldaar h.o.d.n. [handelsnaam],
schuldenaar.
1. De procedure
Bij verzoekschrift d.d. 30 september 2011 heeft de bewindvoerder de rechtbank verzocht om op grond van art. 230, tweede lid Fw, voorafgaand aan de eventueel te verlenen definitieve surseance, in welk kader de crediteurenvergadering is bepaald op 29 november 2011, reeds nu de ten laste van schuldenaar gelegde beslagen te doen vervallen.
De rechtbank heeft dit verzoek voorgelegd aan advocaten van conservatoir beslagleggers Muurtooi B.V. (hierna: Muurtooi) en Stoel van Klaveren B.V., waarbij een termijn van 48 uren is geboden voor het indienen van een schriftelijk standpunt. Bij fax van heden is namens Muurtooi – tijdig – het standpunt kenbaar gemaakt; namens Stoel van Klaveren B.V. is geen reactie gekomen voor het sluiten van de geboden termijn.
2. De beoordeling
De bewindvoerder heeft in zijn verzoekschrift gesteld dat de onderneming van schuldenaar voor de komende zes maanden een goedgevulde orderportefeuille heeft en dat uit een liquiditeitsprognose voor die periode blijkt dat de onderneming op basis daarvan in staat is om haar lopende verplichtingen te blijven voldoen en de huidige concurrente crediteuren te betalen, althans hun een akkoord aan te bieden. In die prognose is echter rekening gehouden met het vrijkomen van het bedrag van EUR 65.000,-, dat thans onder beslag ligt. Indien dat bedrag niet vrijkomt, is verdere voortzetting van de voorlopige surseance naar zijn inschatting zinloos en zal het faillissement moeten worden uitgesproken, aangezien het aantrekken van gelden van derden geen optie is bij de huidige stand van zaken.
Muurtooi verzet zich tegen toewijzing van het verzoek. Zij betwist de juistheid van de liquiditeitsprognose en stelt dat zij door het kwijtraken van haar zekerheid onevenredig in haar belangen wordt geschaad.
De rechtbank overweegt als volgt. Van een bewindvoerder in een voorlopige surseance mag worden verwacht dat hij op basis van de voorhanden zijnde gegevens op korte termijn een inschatting maakt van de levensvatbaarheid van de onderneming. Indien hij concludeert dat zonder opheffing van de gelegde beslagen het faillissement van de onderneming zal moeten worden uitgesproken, gaat de rechtbank ervan uit dat die conclusie is gegrond op alle gegevens die hij heeft aangetroffen. Het vonnis van faillietverklaring zal tot gevolg hebben dat de gelegde beslagen komen te vervallen (art. 33, tweede lid Fw). Ook indien de surseance definitief zou worden verleend, zou dat gevolg optreden bij het in kracht van gewijsde gaan van die uitspraak. De wetgever heeft in een voorlopige surseance de mogelijkheid geschapen om een vroeger tijdstip te bepalen voor het vervallen van de gelegde beslagen, omdat er geruime tijd kan verstrijken voordat de definitieve beslissing over de surseance wordt genomen en het voor de boedel schadelijk zou zijn als het gelegde beslag bijvoorbeeld zou beletten een bestanddeel van de boedel te verkopen.
Het belang van beslagleggers bij (tijdelijke) handhaving van de beslagen weegt in de onderhavige situatie naar het oordeel van de rechtbank niet op tegen het belang van de onderneming en haar gezamenlijke crediteuren, aangezien de kans op gezonde voortzetting van de onderneming door de bewindvoerder reëel wordt geacht, maar zonder de gevraagde voorziening door hem wordt uitgesloten. Om de onderneming een overlevingskans te bieden, zal de rechtbank het verzoek toewijzen; een afwijzing ervan zal immers eveneens met een grote mate van waarschijnlijkheid tot gevolg hebben dat de gelegde beslagen op een andere grond komen te vervallen voordat de schuldeisers hun conservatoire beslagen executoriaal mogen zien worden.
3. De beslissing
De rechtbank:
- verklaart dat alle ten laste van [schuldenaar] te [adres], aldaar h.o.d.n. [handelsnaam] gelegde beslagen vervallen per heden, met uitzondering van beslagen ten behoeve van vorderingen waaraan voorrang is verbonden, voor zover het de goederen betreft, waarop de voorrang rust.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. Wolfs en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2011.