ECLI:NL:RBHAA:2011:BT6772

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/710315-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarigen met voorwaardelijke gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 5 oktober 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van twee minderjarigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren. De feiten vonden plaats tussen 2003 en 2009, waarbij de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met twee minderjarigen, die aan zijn zorg waren toevertrouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die in het verleden betrokken was bij jeugdactiviteiten, een vertrouwensband had opgebouwd met de slachtoffers. Tijdens de zitting is gebleken dat de verdachte nog steeds bezig is met een opleiding in de sociaal pedagogische hulpverlening, wat de kans op herhaling vergroot. De rechtbank heeft daarom als bijzondere voorwaarden gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd moet onthouden van enige hulpverlening aan en/of begeleiding van minderjarigen. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers, waarbij de benadeelde partij [slachtoffer 1] € 1700,00 en [slachtoffer 2] € 3743,00 toegewezen kreeg. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het psychologisch onderzoek waaruit bleek dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat dit zijn gedrag niet rechtvaardigt. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710315-10
Uitspraakdatum: 5 oktober 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
21 september 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres en woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
feit 1 (primair):
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 31 december 2009 te Lisse en/of Lisserbroek, althans in Nederland, met [slachtoffer 1], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte (telkens)
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht (vingeren) en/of
- de vagina van die [slachtoffer 1] betast en/of
- de borsten van die [slachtoffer 1] betast, terwijl het feit begaan werd tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
feit 1 (subsidiair):
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 31 december 2009 te Lisse en/of Lisserbroek, althans in Nederland, met [slachtoffer 1], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit
- het brengen van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] (vingeren)
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer 1], terwijl het feit begaan werd tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
feit 2 (primair):
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 januari 2008 te Lisserbroek, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) bestaande uit
- het betasten van de penis van die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] uitkleden en/of vervolgens het naakte lichaam van die [slachtoffer 2] op zijn (verdachtes) naakte lichaam leggen en/of tegen zijn (verdachtes) naakte lichaam aanhouden en/of
- het duwen van verdachtes penis tussen de benen van die [slachtoffer 2] en/of
- de billen en/of anus van die [slachtoffer 2] betasten en/of op die billen slaan en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit het geestelijke en/of lichamelijke overwicht dat verdachte had over die [slachtoffer 2] en aldus voor die [slachtoffer 2] (telkens) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, al dan niet terwijl het feit begaan werd tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
feit 2 (subsidiair):
hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 januari 2008 te Lisserbroek, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, (telkens) bestaande uit
- het betasten van de penis van die [slachtoffer 2] en/of
- het aftrekken van de penis van die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] uitkleden en/of vervolgens het naakte lichaam van die [slachtoffer 2] op zijn (verdachtes) naakte lichaam leggen en/of tegen zijn (verdachtes) naakte lichaam aanhouden en/of
- het duwen van verdachtes penis tussen de benen van die [slachtoffer 2] en/of
- de billen en/of anus van die [slachtoffer 2] betasten en/of op die billen slaan al dan niet terwijl het feit werd begaan tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 2 primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair tenlastegelegde en het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht. Als bijzondere voorwaarden heeft de officier gesteld dat verdachte de aanwijzingen van de Reclassering opvolgt, ook indien dit inhoudt dat verdachte zich dient te laten behandelen bij De Waag of een soortgelijke instelling en dat verdachte zich gedurende de proeftijd onthoudt van enige hulpverlening aan en/of begeleiding van minderjarigen, in welke vorm dan ook, zowel in dienstverband als op basis van vrijwilligheid. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen dienen te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4. Bewijs
4.1. Partiële vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe dat niet bewezen kan worden dat verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot het plegen/dulden van ontuchtige handelingen door geweld of bedreiging daarmee. Ook het bestaan van een andere feitelijkheid of bedreiging daarmee kan niet worden bewezen. Het enkele leeftijdsverschil is onvoldoende is om te concluderen dat [voornaam slachtoffer 2] werd gedwongen tot het ondergaan van de ontuchtige handelingen.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte van het onder feit 2 primair ten laste gelegde vrijspreken.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair ten laste gelegde op grond van de navolgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank – nu verdachte een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [vader slachtoffer 1] d.d. 6 juli 2010;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 juni 2009;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] d.d. 7 september 2010;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2011.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde op grond van de navolgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank – nu verdachte een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv is - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 13 mei 2010;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2010;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [moeder slachtoffer 2] d.d. 14 mei 2010.
4.3 Bewijsoverweging
Verdachte heeft de feiten bekend met dien verstande dat hij met betrekking tot feit 2 de duur van de ten laste gelegde periode, alsmede de zorg van verdachte voor [slachtoffer 2] op het moment dat het misbuik plaatsvond, betwist.
De rechtbank verwerpt deze verweren. Verdachte heeft verklaard dat hij gedurende een half jaar [voornaam slachtoffer 2] heeft misbruikt. [voornaam slachtoffer 2] heeft verklaard dat het seksueel misbruik plaatsvond in de tijd dat hij van groep 5 tot groep 8 van de basisschool zat. Ook zou het misbruik een keer plaatsgevonden hebben op het moment dat verdachte kwam oppassen. Deze verklaring wordt ondersteund door het als bijlage aan het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2010 gehechte dagboekfragment van [voornaam slachtoffer 2], waarin hij onder meer schrijft: '[voornaam verdachte] kwam oppassen dat was leuk alleen niet dat hij steeds bij mijn piemel wou'. De moeder van [voornaam slachtoffer 2] heeft blijkens het proces-verbaal van verhoor d.d. 14 mei 2010 verklaard dat dit gezien de datum in het jaar 2004 moet zijn geweest. De rechtbank acht, gelet op de specifieke en gedetailleerde verklaring en de dagboeknotitie, bewezen dat het misbruik plaatsvond gedurende de tenlastegelegde periode en dat het ook heeft plaatsgevonden op een moment dat verdachte bij [voornaam slachtoffer 2] aan het oppassen was en [voornaam slachtoffer 2] derhalve aan de zorg van verdachte was toevertrouwd.
4.4 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1 (primair)
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 december 2008 tot en met 31 december 2009 te Lisse en Lisserbroek met [slachtoffer 1], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht (vingeren) en/of de vagina van die [slachtoffer 1] betast en/of de borsten van die [slachtoffer 1] betast, terwijl het feit begaan werd tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
2 (subsidiair)
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 januari 2008 te Lisserbroek, gemeente Haarlemmermeer, met [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de penis van die [slachtoffer 2] en/of het aftrekken van de penis van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 2] uitkleden en vervolgens het naakte lichaam van die [slachtoffer 2] op zijn (verdachtes) naakte lichaam leggen en/of tegen zijn (verdachtes) naakte lichaam aanhouden en/of het duwen van verdachtes penis tussen de benen van die [slachtoffer 2] en/of de billen en/of anus van die [slachtoffer 2] betasten en/of op die billen slaan terwijl het feit werd begaan tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1. en 2. subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl het feit wordt gepleegd met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Uit het Pro Justitia rapport d.d. 4 juli 2011 dat is opgemaakt naar aanleiding van het psychologisch onderzoek dat is verricht door drs. [naam psycholoog], gezondheidspsycholoog, blijkt onder meer het volgende. Er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een pervasieve ontwikkelingsstoornis Niet Anders Omschreven. Vanaf de vroege jeugd is er sprake van een duidelijke achterstand in fysieke en sociaal-emotionele ontwikkeling, later ook in psychoseksuele ontwikkeling. Verdachte functioneerde op een niveau niet passend bij zijn leeftijd. Zijn contacten waren in belangrijke mate gericht op jonge kinderen, bij wie hij zich meest op zijn gemak voelde. Verdachte was zich nauwelijks bewust van het grote leeftijdsverschil tussen hem en zijn slachtoffers. In zijn gedrag ten opzichte van de beide slachtoffers werd verdachte in onvoldoende mate geremd in zijn rigide, met name extrinsiek gestuurde geweten. Er is een verband tussen de gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de zin van een pervasieve ontwikkelingstoornis Niet Anderszins Omschreven en het ten laste gelegde, in die zin dat het ten laste gelegde daaruit, althans ten dele, kan worden verklaard. De psycholoog adviseert verdachte voor het ten laste gelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare. Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is verdachte strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege Reclassering Nederland uitgebrachte rapport van 3 februari 2011 en het forensisch psychologisch onderzoek van drs. [naam psycholoog] van 4 juli 2011 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van enige jaren ontuchtige handelingen gepleegd bij zijn buurjongen [voornaam slachtoffer 2]. [voornaam slachtoffer 2] verklaarde dat verdachte veel lego had, hij hierdoor zijn vriend werd en veel bij verdachte kwam. [voornaam slachtoffer 2] was op dat moment ongeveer acht jaar oud en verdachte 14 jaar. Verdachte heeft verklaard dat hij op die leeftijd geïnteresseerd was in seks met een jongen en hij 'dat dus bij [voornaam slachtoffer 2] heeft geprobeerd'. Verdachte ging daarbij steeds verder. Het misbruik vond onder meer plaats in het ouderlijk huis van verdachte, in de caravan van zijn ouders, in een bootje en in de woning van [voornaam slachtoffer 2] toen verdachte daar kwam oppassen. Verdachte deed onder meer de kleding van [voornaam slachtoffer 2] uit, hield diens blote lichaam tegen dat van hem, duwde met zijn penis tussen de benen en billen van [voornaam slachtoffer 2], zat aan diens geslachtsdeel en trok hem af, waarbij verdachte pas stopte op het moment dat [voornaam slachtoffer 2] aangaf dat hij hiervan pijn ondervond. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij aldus in ernstige mate inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van een nog zeer jong kind, dat verdachte bovendien als zijn vriend zag en aan wiens zorg hij zo nu en dan werd toevertrouwd, zonder er ook maar een moment bij stil te staan dat zijn handelingen volstrekt ontoelaatbaar waren. [voornaam slachtoffer 2] heeft tot mei 2010 het misbruik verzwegen en de ouders van [voornaam slachtoffer 2] waren tot die tijd onwetend van hetgeen verdachte met hun zoon had gedaan. Dat het misbruik ook plaatsvond op een moment dat zij afwezig waren en hun zoon aan verdachte als oppas hadden toevertrouwd, moet een afschuwelijke gedachte voor hen zijn.
Daarnaast heeft verdachte gedurende een periode van ongeveer een jaar ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer 1]. Verdachte had in zijn hoedanigheid van begeleider bij jeugdactiviteiten van de kerk de zeven jaar jongere [voornaam slachtoffer 1] steeds beter leren kennen. Met [voornaam slachtoffer 1] ging het in die tijd niet zo goed en verdachte werd een vertrouwenspersoon voor haar, aan wie zij dingen vertelde die zij niet met haar ouders besprak. [voornaam slachtoffer 1] vertelde verdachte onder meer dat zij als zevenjarig meisje slachtoffer was geweest van seksueel misbuik door een leerkracht. Verdachte heeft op een gegeven moment het in hem gestelde vertrouwen ernstige geschonden door stapsgewijs steeds handtastelijker te worden. Dit begon met stoeien in de kerk waarbij verdachte naar eigen zeggen steeds wat verder ging en uiteindelijk heeft verdachte in zijn eigen huis onder meer meerdere malen de borsten van [voornaam slachtoffer 1] aangeraakt en zijn vingers herhaaldelijk in haar vagina gebracht. Verdachte heeft verklaard dat hij er nooit over heeft nagedacht hoe zijn aanrakingen voor [voornaam slachtoffer 1] moeten zijn geweest. De rechtbank rekent dat verdachte aan, temeer omdat hij wist dat [voornaam slachtoffer 1] in haar vroege jeugd op seksueel gebied een traumatische ervaring heeft gehad.
Uit het reeds hiervoor genoemde psychologisch onderzoek blijkt dat verdachte zich moeilijk in een ander kan verplaatsen. Verdachte is daartoe wel bereid maar zijn vermogen tot het tonen van empathie is beperkt en het noodzakelijke vermogen tot fantasie of verbeelding ontbreekt nagenoeg volledig. Hij kan regelmatig niet goed inschatten wat het effect van zijn gedrag zal zijn op de ander. Verdachte projecteerde zijn eigen lusten op zowel [voornaam slachtoffer 1] als [voornaam slachtoffer 2] en was niet in staat zich in hun positie te verplaatsen. Hij was zich volgens de psycholoog niet bewust van de ongelijkwaardige machtsrelatie en vroeg zich niet af hoe zijn slachtoffers zich voelden en wat de eventuele consequenties van zijn gedrag zouden kunnen zijn. Er is sprake van een rigide, voornamelijk extern gestuurd geweten en de mogelijkheid tot internaliseren van waarden en normen is beperkt. Het rapport van de psycholoog maakt de persoon van verdachte voor de rechtbank inzichtelijker, hoewel dit zijn grensoverschrijdende gedrag nimmer kan en mag rechtvaardigen. Uit het rapport blijkt ook hoezeer behandeling van verdachte aangewezen is.
Hoewel het thans goed lijkt te gaan met [voornaam slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2], kunnen jeugdige slachtoffers van ontucht, naar de ervaring leert, hiervan op latere leeftijd ernstig nadelige gevolgen ondervinden. De rechtbank rekent het verdachte derhalve zwaar aan dat hij dit de slachtoffers heeft aangedaan. Uit de door [voornaam slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2] geschreven slachtofferverklaringen blijkt ook hoe groot de impact van de handelingen van verdachte op hun leven was en nog steeds is.
Op grond van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde is de rechtbank van oordeel dat – met name uit een oogpunt van normhandhaving en preventie – alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur als passende straf in aanmerking komt. Wel houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met het feit dat verdachte voor het bewezen verklaarde handelen verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van de gevangenisstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan, nu de rechtbank bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen, of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van het slachtoffer, en er voorts ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een soortgelijk misdrijf zal begaan, een proeftijd verbinden van vijf jaren, opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden opnieuw strafbare feiten en met name soortgelijke te begaan. Verdachte heeft zich in het verleden onder meer in de kerk, bij scouting en in de kinderopvang beziggehouden met het begeleiden van jeugdigen en ter terechtzitting is gebleken dat verdachte nog steeds bezig is met de HBO-opleiding sociaal pedagogische hulpverlening. Gelet hierop is de kans reëel dat verdachte zich in de toekomst (professioneel) zal bezighouden met bijvoorbeeld minderjarigen. Uit het psychologisch onderzoek blijkt dat het aannemen van een baan in een setting waar potentieel kwetsbare personen als jonge mensen verblijven een risicofactor kan zijn, dat lijkt samen te hangen met het geringe vermogen van verdachte om gelijkwaardige relaties aan te gaan. Gelet hierop zal de rechtbank als voorwaarde stellen dat verdachte zich gedurende de proeftijd onthoudt van enige hulpverlening aan en/of begeleiding van minderjarigen, in welke vorm dan ook, zowel in dienstverband als op basis van vrijwilligheid.
Daarnaast acht de rechtbank verplichte (voortzetting van de) behandeling door De Waag of een soortgelijke instelling alsmede langdurige begeleiding door de Reclassering noodzakelijk om het recidiverisico in voldoende mate te kunnen reduceren. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf worden verbonden.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1700,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 1 primair bewezen verklaarde. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade billijk voor. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van in totaal € 3.743,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde zou hebben geleden. Wegens materiële schade heeft verdachte een bedrag ad € 743,00 ingediend, bestaande uit reiskosten en telefoonkosten. Wegens immateriële schade heeft verdachte een bedrag ad € 3.000,00 ingediend. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade billijk voor. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 2 subsidiair bewezenverklaarde. De vordering zal dan ook worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van voornoemde bedragen ten behoeve van genoemde slachtoffers.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 245, 247, 248 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder feit 2 primair ten laste gelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot negen maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van vijf jaar. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland zolang die instelling dat nodig acht, ook als zulks inhoudt dat verdachte zich dient te laten behandelen bij De Waag of een soortgelijke instelling;
- verdachte zich niet onthoudt van enige hulpverlening aan en/of begeleiding van minderjarigen, in welke vorm dan ook, zowel in dienstverband als op basis van vrijwilligheid.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van
€ 1700,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd, rekeningnummer [nummer rekening 1] t.n.v. [vader slachtoffer 1], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1700,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van
€ 3743,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd, rekeningnummer [nummer rekening 1], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuit¬voerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 3743,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 47 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J. Kronenberg, voorzitter,
mrs. A.E. Patijn en A. Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 oktober 2011.