ECLI:NL:RBHAA:2011:BT6365

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
177833 - FA RK 11-229
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning door minderjarige in het kader van afstammingsrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 19 juli 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van een minderjarige, hierna aangeduid als [naam kind]. Het verzoek is ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, die het kind vertegenwoordigt. De zaak betreft de erkenning door [naam erkenner], die het kind in 2004 heeft erkend, maar niet de biologische vader blijkt te zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Stichting niet ontvankelijk is in haar verzoek tot vernietiging van de erkenning, omdat volgens de wet alleen een bijzondere curator namens het kind een dergelijk verzoek kan indienen. De bijzondere curator, mr. M.J. van der Loo, heeft het verzoek voorwaardelijk ingediend, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de wens van het kind om het juridisch vaderschap in overeenstemming te brengen met het biologische vaderschap, gelet op de leeftijd van het kind, moet worden gerespecteerd. De rechtbank heeft vervolgens de erkenning door [naam erkenner] vernietigd, omdat vaststaat dat hij niet de biologische vader is van [naam kind]. De beslissing houdt in dat de erkenning van het kind door de erkenner wordt vernietigd, en dat de Stichting niet ontvankelijk is in haar verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Familie- en Jeugdrecht
Vernietiging erkenning
zaak-/rekestnr.: 177833 / FA RK 11-229
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 19 juli 2011
in de zaak van:
[naam kind],
hierna ook te noemen: het kind,
in deze procedure vertegenwoordigd door de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, locatie Haarlem, (hierna ook: de Stichting)
advocaat mr. E. Lam, kantoorhoudende te Amsterdam,
en in deze procedure voorwaardelijk vertegenwoordigd door mr. M.J. van der Loo, bijzondere curator, kantoorhoudende te Haarlem,
--tegen--
[naam erkenner],
wonende te [plaats],
hierna mede te noemen: de erkenner,
advocaat mr. S.M. Gaasbeek- Wielinga,
kantoorhoudende te Haarlem
Belanghebbende in deze procedure is [naam moeder], hierna mede te noemen: de moeder.
1 Procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van het kind vertegenwoordigd door BJZ, ingekomen op 24 januari 2011;
- de dagbepalingsbeschikking van 13 mei 2011;
- de brief met bijlage van mr. Lam van 25 mei 2011.
1.2 De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 juni 2011 in aanwezigheid van mevrouw N. Beneker, namens de Stichting, bijgestaan door mr. E. Lam, de erkenner bijgestaan door mr. S.M. Gaasbeek- Wielinga en mr. Van der Loo, bijzondere curator.
[naam kind] en de moeder zijn – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.
2 Feiten en omstandigheden
2.1 [naam kind] is op [datum] 1995 te [plaats] geboren en is op [datum] 2004 met toestemming van de moeder door de erkenner erkend, waarbij is gekozen voor de geslachtsnaam [geslachtsnaam].
Op enig moment zijn de moeder en de erkenner samen belast met met gezag over het kind.
2.2 De moeder en de erkenner zijn op [datum] 2004 met elkaar gehuwd, welk huwelijk nadien is ontbonden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
2.3 Bij beslissing van deze rechtbank van 15 juli 2004 is [naam kind] onder toezicht gesteld, met benoeming van de Stichting als gezinsvoogdes. Na jaarlijkse verlenging van deze maatregel zijn uiteindelijk bij beschikking van deze rechtbank van 5 februari 2008 de erkenner en de moeder beiden ontheven van het gezag over het kind, met benoeming van de Stichting tot voogdes.
2.5 Bij beschikking van deze rechtbank van 12 april 2011 is mr. M.J. van der Loo benoemd tot bijzondere curator.
3 Verzoek
3.1 [naam kind] verzoekt op grond van artikel 1:205 lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW) haar op [datum] 2004 door de erkenner gedane erkenning, te vernietigen.
3.2 [naam kind] stelt dat de erkenner haar tijdens haar minderjarigheid heeft erkend, maar dat hij niet haar biologische vader is. [naam kind] wenst dat de erkenner niet langer haar juridische vader is, omdat dit niet overeenstemt met de biologische werkelijkheid en zij bovendien geen enkel contact meer met hem heeft. Zij wil evenmin nog langer de achternaam van de erkenner dragen.
4 Verweer
De erkenner heeft aangegeven dat hij de gang van zaken waardoor hij het contact met [naam kind] heeft verloren, zeer betreurt. Verder heeft de erkenner aangegeven dat hij de wens van [naam kind] om de erkenning te vernietigen respecteert, en dat hij het verzoek om die reden niet weerspreekt.
5 Beoordeling
5.1 De Stichting heeft zich op het standpunt gesteld dat zij in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van het kind een verzoek als het onderhavige kan indienen. De Stichting acht zich als voogdes – gelet op de wens van [naam kind] – verantwoordelijk voor indiening van dit verzoek en is van mening dat hiermee in het belang van het kind wordt gehandeld en dat het in het belang van [naam kind] is dat het verzoek wordt toegewezen.
Subsidiair verzoekt de Stichting – voor het geval de rechtbank haar niet-ontvankelijk verklaard – het verzoek van de bijzondere curator tot vernietiging van de erkenning toe te wijzen.
5.2 De bijzondere curator heeft zich op het standpunt gesteld dat de Stichting weliswaar de wettelijk vertegenwoordiger van [naam kind] is, maar dat artikel 1: 205 BW een limitatieve opsomming geeft van degenen die een verzoek tot vernietiging kunnen indienen. De wetgever heeft hierbij de wettelijk vertegenwoordiger van het kind niet opgenomen. De wetgever juist in afstammingszaken, in plaats van de wettelijk vertegenwoordiger van het kind, gekozen voor het systeem van benoeming van een bijzondere curator om de belangen van de minderjarige in dergelijke zaken zo goed moegelijk te waarborgen. In de onderhavige zaak pleit de bijzondere curator er desondanks voor, nu de Stichting handelt in het belang van [naam kind], de wettelijk vertegenwoordiger ontvankelijk te verklaren in het verzoek.
Voor het geval de rechtbank de Stichting niet-ontvankelijk verklaart, zal de bijzondere curator het onderhavige verzoek van de Stichting overnemen en in dat geval wordt verzocht de erkenning door [naam erkenner] van de minderjarige [naam kind], geboren op [datum] 1995 in de gemeente [plaats], te vernietigen.
5.3 De rechtbank overweegt met betrekking tot de ontvankelijkheid het volgende. In artikel 1:212 BW is bepaald dat in zaken van afstamming het minderjarige kind, optredend als verzoeker of belanghebbende, wordt vertegenwoordigd door een bijzondere curator daartoe benoemd door de rechtbank die over de zaak beslist. Dit betekent dat slechts de bijzondere curator voor de minderjarige een verzoek betreffende afstammingskwesties kan indienen. De bijzondere curator behartigt in afstammingszaken de belangen van het minderjarige kind, omdat de belangen van het minderjarige kind strijdig kunnen zijn met, of anders zijn dan, de belangen van zijn gewone wettelijk vertegenwoordigers. In dit geval vervult de Stichting als voogdij instelling de taak van de wettelijke vertegenwoordiger en vast staat dat de Stichting het belang van het kind voorop stelt en in afstammingskwesties in voorkomende gevallen neutraler zal kunnen opereren dan andere wettelijke vertegenwoordigers. De wetgever heeft in 1:212 BW echter geen uitzondering gemaakt voor een dergelijke situatie en de rechtbank ziet in de status van de Stichting onvoldoende grond om van de wettelijke bepalingen af te wijken. De Stichting heeft in kwesties als de onderhavige ook een zeer belangrijke taak te vervullen. Het is immers de Stichting die bij de rechtbank een procedure aanhangig kan maken tot benoeming van een bijzondere curator over de betrokken minderjarige. De bijzondere curator kan dan vervolgens een verzoekschrift betreffende de afstammingskwesties bij de rechtbank indienen,
wat door de Stichting dan ook – in het belang van [naam kind] – is gedaan.
5.4 Het voorgaande brengt mee dat de Stichting die wel ontvankelijk was in haar verzoek strekkende tot benoeming van een bijzondere curator met het oog op de te entameren procedure, niet ontvankelijk is in haar verzoek – in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [naam kind] – strekkende tot vernietiging van de erkenning. Dit verzoek zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
5.5 Nu voormeld verzoek van de Stichting niet-ontvankelijk zal worden verklaard, komt de rechtbank toe aan het voorwaardelijke verzoek van de bijzondere curator.
5.6 Het verzoek van de bijzondere curator is gebaseerd op artikel 1:205 lid 1 sub a BW waarin is bepaald dat het kind een verzoek tot vernietiging van de erkenning kan indienen op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is. Een dergelijk verzoek moet op grond van het vierde lid van deze bepaling worden ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden worden ingediend.
Nu het verzoek is gedaan door een thans nog minderjarige kind, is het binnen de termijn van artikel 1:205 lid 4 van het BW ingediend.
5.7 De rechtbank is van oordeel dat de wens van het kind dat het juridisch vaderschap in overeenstemming wordt gebracht met het biologische vaderschap, mede gelet op haar leeftijd, mogelijk dient te worden gemaakt. Nu genoegzaam vaststaat dat [naam erkenner] niet de biologische vader van het kind is, zal het verzoek worden toegewezen.
6 Beslissing
De rechtbank:
6.1 Verklaart de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, locatie Haarlem niet ontvankelijk in haar verzoek tot vernietiging van erkenning.
6.2 Vernietigt de erkenning door de erkenner gedaan op [datum] 2004 over het kind [naam kind] geboren op [datum] 1995 in de gemeente [plaats].
6.3 Wijst af het meer of anders verzochte.
6.4 Draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Haarlem.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. van Keken, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Struijk, griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2011
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.