ECLI:NL:RBHAA:2011:BT6279

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700094-10 en 15/710421-10 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzettelijke vrijheidsberoving en mishandeling, veroordeling voor bedreiging en wapenbezit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Haarlem op 12 september 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van opzettelijke en wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van zijn ex-partner. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij een drogerend middel door de koffie van zijn ex-partner had gemengd. Het Nederlands Forensisch Instituut had geen aanwezigheid van Clonazepam of andere drogerende middelen in de koffiekopjes aangetoond. De rechtbank achtte de stelling van de officier van justitie, dat de Clonazepam uit het koffiekopje zou zijn gelekt, niet aannemelijk.

De verdachte werd echter wel veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en belaging van zijn ex-partner, evenals voor het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, met onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen wapens en munitie. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte, die onder andere een alcoholverslaving en een borderline persoonlijkheidsstoornis had. De rechtbank benadrukte de ernst van de bedreiging en de impact daarvan op het slachtoffer, die zich in haar eigen woning niet veilig voelde.

De uitspraak is een voorbeeld van hoe de rechtbank omgaat met bewijsvoering in strafzaken, en hoe psychische problematiek van invloed kan zijn op de beoordeling van de toerekeningsvatbaarheid van een verdachte. De rechtbank heeft de feiten zorgvuldig gewogen en een evenwichtige beslissing genomen, waarbij zowel de belangen van de verdachte als die van het slachtoffer in overweging zijn genomen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/700094-10 en 15/710421-10 (ttz. gev.)
Uitspraakdatum: 12 september 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 augustus 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
wonende te ([adres]
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
15/700094-10:
1. primair
hij op of omstreeks 06 februari 2010 te Purmerend opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet een (grote) hoeveelheid medicijnen (Clonazepam/Rivotril), althans een drogerend middel en/of vergif heeft (fijn)gemalen en/of (vervolgens) door de koffie van die [slachtoffer] heeft gemengd en/of (waardoor) die [slachtoffer] op een gegeven moment gedrogeerd/versuft was en aldus niet de woning kon verlaten;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 06 februari 2010 te Purmerend, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer], heeft mishandeld door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans door opzettelijk die [slachtoffer] te drogeren / te versuffen door een (grote) hoeveelheid medicijnen (Clonazepam/ Rivotril), althans een drogerend middel en/of vergif (fijn) te malen en/of dit (vervolgens) door de koffie van die [slachtoffer] te mengen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 05 februari 2010 te Purmerend [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte, terwijl hij een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn hand(en) had, opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:"Als we gaan, dan gaan we samen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 05 februari 2010 tot en met 06 februari 2010 te Purmerend een of meer wapens van categorie II en/of III, te weten een vuurwapen (pistool, met opschrift "ME8 Police, Made in Italy, PTB 385) en/of een vuurwapen met patroonhouder (7.65 mm, merk: Browning Fn) en/of een geweer (4.5 mm luchtbuks), en/of munitie van categorie II en/of III, te weten 3, althans één of meer, scherpe (volmantel) patronen (7.65 mm) en/of 11, althans één of meer, patronen (knalmunitie) voorhanden heeft gehad;
15/710421-10:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 april 2010 tot en met 20 april 2010 te Purmerend, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans éénmaal
- zich bij de woning van die [slachtoffer] opgehouden (waarbij hij, verdachte, eenmaal een mes bij zich had) en/of
- die [slachtoffer] opgebeld.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten (feit 1. behorend bij parketnummer 15/700094-10 in primaire vorm) en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot
- een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met aan het voorwaardelijk gedeelte verbonden een proeftijd voor de duur van twee jaren, de bijzondere voorwaarde van verplicht contact met Reclassering Nederland en de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met [slachtoffer], alsmede
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet geretourneerde voorwerpen heeft de officier van justitie gevorderd dat de koffiekopjes zullen worden verbeurd verklaard en de overige voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
4. Bewijs
4.1 Vrijspraak
Ten aanzien van hetgeen verdachte onder feit 1. primair en subsidiair behorend bij parketnummer 15/700094-10 ten laste is gelegd, overweegt de rechtbank dat uit stukken in het dossier weliswaar blijkt dat in het op 6 februari 2010 van [slachtoffer] afgenomen bloed het geneesmiddel Clonazepam, met merknaam Ritrovil, is aangetroffen, een geneesmiddel dat verdachte op die datum op doktersvoorschrift slikte maar op dat moment niet aan [slachtoffer] was voorgeschreven. Het dossier bevat evenwel geen bewijs dat verdachte dit of enig ander drogerend middel of vergif door de koffie heeft gemengd die [slachtoffer] op genoemde datum dronk. Immers, uit door het Nederlands Forensisch Instituut uitgevoerd onderzoek aan de extracten uit de koffiekopjes waarvan ten minste één kopje die ochtend door [slachtoffer] zou zijn gebruikt, is gebleken dat aanwezigheid van Clonazepam, enig ander drogerend middel of vergif daarin niet is aangetoond. De stelling van de officier van justitie, dat het koffiekopje waaruit [slachtoffer] die ochtend zou hebben gedronken reeds meerdere uren in de vaatwasser had staan uitlekken voordat deze in beslag genomen werd en het daardoor mogelijk is dat de door verdachte toegediende Clonazepam uit het kopje is gelekt, acht de rechtbank alleen al niet aannemelijk gelet op het feit dat de aanwezigheid van drie andere (genees)middelen in de extracten wel is aangetoond. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte onder feit 1. primair en subsidiair behorend bij parketnummer 15/700094-10 ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van hetgeen verdachte onder feit 3. behorend bij parketnummer 15/700094-10 ten laste is gelegd, overweegt de rechtbank dat het dossier geen proces-verbaal van technisch onderzoek wapens & munitie bevat ten aanzien van de in de schuur van de voormalige woning van verdachte aangetroffen luchtbuks en dus niet vastgesteld kan worden dat dit geweer een wapen van categorie II of III betreft zoals ten laste is gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte ten aanzien van de luchtbuks ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
4.2 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van een gedeelte van het onder feit 3. behorend bij parketnummer 15/700094-10 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van verdachte d.d. 7 februari 2010, dossierpagina 10-12;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2010, dossierpagina 55-56;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van technisch onderzoek wapens & munitie d.d. 11 maart 2010, dossierpagina 61-63;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van technisch onderzoek wapens & munitie d.d. 6 maart 2010, dossierpagina 64-66.
4.3 Redengevende feiten en omstandigheden1
Ten aanzien van feit 2. behorend bij parketnummer 15/700094-10:
Op vrijdag 5 februari 2010 vond [slachtoffer], de partner van verdachte, een pistool in de schuur behorend bij hun woning te Purmerend.2 Toen verdachte er die avond achter kwam dat zijn pistool verdwenen was, werd hij woest. Gedurende minstens een half uur vroeg hij aan [slachtoffer] op schreeuwende wijze waar zij "zijn vriend" had gelaten en griste het pistool uit haar handen toen zij het uiteindelijk uit de prullenbak in de keuken, waar zij het eerder ingegooid had, te voorschijn haalde. Even later stond [slachtoffer] in de schuur te roken en kwam verdachte naar haar toe met het pistool in zijn handen. Verdachte zei hij toen tegen haar: "Als we gaan, gaan we samen", waardoor [slachtoffer] vreesde voor haar leven.3
Nu verdachte tijdens het opsporingsonderzoek en het onderzoek terechtzitting stellig heeft ontkend dat hij deze woorden tegen [slachtoffer] heeft geuit, ziet de rechtbank zich, gelet op hetgeen is voorgeschreven in artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering, voor de vraag gesteld of de aangifte van [slachtoffer], die de rechtbank overigens betrouwbaar en geloofwaardig voorkomt, voldoende steun vindt in de overige dossierstukken. Hiertoe heeft de rechtbank acht geslagen op de verklaringen van verdachte, inhoudende dat hij op de bewuste dag "redelijk dronken"4 was en hij misschien zijn mond open zal doen als hij gedronken heeft.5 Bovendien was verdachte naar eigen zeggen "woest" en had hij inderdaad "zijn vriend"6 in zijn handen nadat [slachtoffer] had aangegeven dat zijn pistool in de prullenbak lag.7 Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 26 januari 2010 (NJ 2010, 512) is de rechtbank van oordeel dat deze verklaringen van verdachte voldoende steun bieden aan de aangifte en dus tot bewezenverklaring kan worden gekomen van het door verdachte uiten van de in de tenlastelegging genoemde woorden.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of de door verdachte geuite woorden als bedreigend in de zin van artikel 285 Wetboek van Strafrecht kunnen worden aangemerkt, dus of deze van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn geuit dat bij [slachtoffer] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte haar het leven zou ontnemen. Voor deze beoordeling acht de rechtbank van belang dat verdachte volgens [slachtoffer] op genoemde datum depressief en suïcidaal was8 en tijdens zijn leven reeds meerdere zelfmoordpogingen heeft ondernomen9 waarvan [slachtoffer] op de hoogte was.10 Bovendien had verdachte volgens zijn stiefdochter [naam] in de week voorafgaand aan 5 februari 2010 aan [slachtoffer] voorgesteld samen een eind aan hun levens te maken.11 Ten slotte heeft verdachte bekend dat hij op 5 februari 2010 een vuurwapen in zijn handen heeft gehad.12 In de context van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de woorden die verdachte heeft geuit als bedreigend kunnen worden aangemerkt.
Ten aanzien van parketnummer 15/710421-10:
Op 20 april 2010 heeft [slachtoffer] wederom aangifte gedaan tegen verdachte, ditmaal ter zake van belaging. Hiertoe verklaarde zij dat verdachte na afloop van een naar aanleiding van de gebeurtenissen van februari 2010 opgelegd contactverbod op 10 april 2010 ineens in de achtertuin van haar woning te Purmerend stond [de rechtbank begrijpt: in de brandgang achter de achtertuin van [slachtoffer]] en een half uur lang voor de schutting heeft gestaan. In de daarop volgende tien dagen heeft verdachte [slachtoffer] vier keer opgebeld en is hij drie keer bij haar woning geweest. Tijdens het laatste bezoek aan haar woning, op 20 april 2010, was verdachte in het bezit van een mes. [slachtoffer] verklaart dat verdachte haar leven op deze manier enorm beïnvloedt, dat zij zich erg belemmerd voelt in haar vrijheid en dat zij zeer bang is voor verdachte.13
Verdachte heeft verklaard dat hij niet het idee had dat [slachtoffer] na afloop van het contactverbod wel weer contact met hem zou willen,14 maar dat hij haar toch éénmaal heeft opgebeld en driemaal bij haar woning is geweest en dat hij tijdens het laatste bezoek op 20 april 2010 inderdaad een mes bij zich had. Op de vraag of hij elke gelegenheid heeft aangegrepen om langs [slachtoffer] te rijden, antwoordde verdachte: "Ja, een poging wagen natuurlijk".15
Verdachte heeft verklaard dat hij niets kwaads in de zin had en slechts contact bleef zoeken met [slachtoffer] omdat hij zijn persoonlijke bezittingen terug wilde. Zijn raadsman heeft bij pleidooi bovendien aangevoerd dat bellen zonder dat contact tot stand komt en een enkele maal voor de woning staan niet kan worden aangemerkt als belaging. De rechtbank oordeelt echter dat verdachte door zijn handelwijze wel degelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer]. Immers, door herhaaldelijk en op indringende wijze contact te blijven zoeken met [slachtoffer] terwijl voor verdachte overduidelijk moest zijn dat zij dit contact niet meer wenste, heeft verdachte [slachtoffer] gedwongen feitelijk te dulden dat hij een onderdeel bleef van haar dagelijks leven. De rechtbank verwerpt daarbij de stelling van de raadsman van verdachte dat een periode van tien dagen te kort is om de stelselmatigheid van de handelingen van verdachte te kunnen beoordelen.
4.4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 2. en 3. behorend bij parketnummer 15/700094-10 en het feit behorend bij parketnummer 15/710421-10 heeft begaan, in dier voege dat
15/700094-10
2.
hij op 5 februari 2010 te Purmerend [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte, terwijl hij een vuurwapen in zijn handen had, opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Als we gaan, dan gaan we samen";
3.
hij in de periode van 5 februari 2010 tot en met 6 februari 2010 te Purmerend wapens van categorie III, te weten een pistool met opschrift "ME8 Police, Made in Italy, PTB 385" en een vuurwapen met patroonhouder 7.65 mm, merk Fn, en munitie van categorie III, te weten 3 scherpe volmantel patronen 7.65 mm en 11 patronen knalmunitie, voorhanden heeft gehad;
15/710421-10:
hij op tijdstippen in de periode van 10 april 2010 tot en met 20 april 2010 te Purmerend wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden, immers heeft hij, verdachte, meermalen
- zich bij de woning van die [slachtoffer] opgehouden, waarbij hij, verdachte, eenmaal een mes bij zich had, en
- die [slachtoffer] opgebeld.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
15/700094-10:
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd, en het feit ten dele begaan met betrekking tot vuurwapens van categorie III;
15/710421-10: belaging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
In het over verdachte uitgebrachte psychologisch rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische psychiatrie en psychologie (NIFP), in de persoon van D. Breuker, gezondheidszorg- en forensisch psycholoog, van 22 november 2010 staat beschreven dat bij verdachte sprake is van meervoudige complexe problematiek bestaande uit een alcoholverslaving en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Rapporteur Breuker heeft gerelateerd dat verdachte vanuit deze stoornissen erg kwetsbaar en gemakkelijk emotioneel te ontregelen is terwijl hij tegelijkertijd over te weinig gedragsalternatieven beschikt om risicovol gedrag te kunnen afwentelen of de confrontatie met eenzaamheidsgevoelens en andere pijnlijke emoties op adequate wijze te kunnen hanteren. Vanuit de persoonlijkheidsproblematiek is tevens sprake van slecht geïntegreerde agressie waardoor een vergrote kans op een (agressieve) impulsdoorbraak bestaat. Daarnaast lijkt bij verdachte weinig probleeminzicht te bestaan met betrekking tot zijn terugval in het gebruik van alcohol en de daardoor veroorzaakte, voor verdachte slecht hanteerbare, emoties en spanningen. In dit soort situaties bestaat bij verdachte een grote kans op impulsief, destructief en agressief handelen zonder rekening te houden met eventuele consequenties.
In het over verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport van het NIFP, in de persoon van G.H.E. van Hoecke, psychiater, van 29 november 2010 staat beschreven dat bij verdachte sprake is van afhankelijkheid van alcohol en kalmeertabletten, een afhankelijke en narcistische persoonlijkheidsstoornis en trekken van een borderline- en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Aangezien verdachte slechts het ten laste gelegde wapenbezit heeft bekend, kan rapporteur Van Hoecke geen verband leggen tussen deze diagnose en de overig bewezen verklaarde feiten en geen conclusie trekken ten aanzien van de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Volgens rapporteur Breuker daarentegen bestaat wel degelijk een duidelijk verband tussen verdachtes stoornissen en de bewezen verklaarde bedreiging. Hij heeft de rechtbank dan ook in overweging gegeven verdachte hiervoor verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt de conclusie van Breuker over en maakt deze tot de hare, hetgeen erin resulteert dat de bewezen verklaarde bedreiging niet geheel aan verdachte zal worden toegerekend. Er is echter geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en de aldaar besproken rapporten is gebleken.
7.1 Hoofdstraf
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood van zijn inmiddels ex-partner door haar, terwijl hij een vuurwapen in zijn handen hield, de woorden toe te voegen "Als we gaan, dan gaan wij samen". Na afloop van het onder andere als gevolg hiervan opgelegde contactverbod heeft verdachte zich gedurende tien dagen schuldig gemaakt aan de belaging van zijn ex-partner, door haar meermalen te bellen en bij haar woning langs te komen, waarbij hij éénmaal zelfs in het bezit was van een mes.
De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij het slachtoffer grote vrees heeft aangejaagd, zoals blijkt uit de verklaringen die zij bij de politie heeft afgelegd en de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring. De rechtbank rekent het verdachte bovendien aan dat hij, terwijl hij jarenlang een affectieve relatie met het slachtoffer heeft gehad en zij hem derhalve bij uitstek had moeten kunnen vertrouwen, haar dit alles heeft aangedaan op een plek waar zij zich het meest veilig had moeten kunnen voelen, namelijk in haar eigen woning.
Rapporteur Breuker heeft gerelateerd dat de kans op herhaling groot is en een langdurige en intensieve behandeling nodig is om verdachtes meervoudige problematiek te kunnen stabiliseren en voor verdachte hanteerbaar te maken, alsmede om de kans op herhaling te verkleinen. Gedacht wordt aan een behandeling in een forensische verslavingskliniek in combinatie met wonen in een beschermde woonvorm of intensieve woonbegeleiding. Rapporteur Breuker adviseert dan ook tot oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf. Palier forensische & intensieve zorg komt in de reclasseringsrapporten van 21 april 2010, 30 november 2010 en 25 augustus 2011 tot hetzelfde advies, inhoudende dat aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldingsgebod en een behandelverplichting.
Op basis van de ernst van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden is. Hoewel de noodzaak tot behandeling van verdachtes problematiek door de rechtbank wordt onderschreven, bestaat gelet op de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis geen ruimte meer voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel en bijzondere voorwaarden betreffende het gedrag zoals door de officier van justitie gevorderd.
7.2 Maatregel
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven patroonhouder, munitie en twee vuurwapens dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder feit 3. behorend bij parketnummer 15/700094-10 bewezen verklaarde met betrekking tot die voorwerpen is begaan. Bovendien is het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd met de wet of het algemeen belang.
Daarnaast is de rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven dolk en luchtdrukgeweer dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Die voorwerpen behoren verdachte toe en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten of tot de belemmering van de opsporing daarvan en tevens is het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen in strijd met de wet of het algemeen belang.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36b, 36c, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht;
artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1. primair en subsidiair behorend bij parketnummer 15/700094-10 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de overig ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde feiten opleveren.
Verklaart deze feiten strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
- 1.00 STK Dolk
36925
- 1.00 STK Geweer Kl: bruin
luchtdruk
36927, 4.5 mm luchtdruk
- 1.00 STK Patroonhouder
BROWNING FN 7.65 mm
36930
- 3.00 STK Munitie
FN07.35
36929, 3 patronen
- 1.00 STK Wapen Kl: zwart
36986, opschr.: 8police made in italy ptb 385
- 11.00 STK Munitie
36995
- 1.00 STK Pistool Kl: zwart
BROWNING FN 282171
36928, voorzien van houder met 3 scherpe patronen
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
- 2.00 STK Beker
36926, 2 koffiekopjes
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.P.W. van de Ven, voorzitter,
mrs. J. Candido en J.M. ten Voorde, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. P. de Mos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 september 2011.
mr. Ten Voorde is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 7 februari 2010, registratienummer [pv-nummer], dossierpagina 29-30.
3 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 8 februari 2010, registratienummer [pv-nummer], dossierpagina 34.
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 8 februari 2010, registratienummer PL11DW [pv-nummer], dossierpagina 23.
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 9 februari 2010.
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 9 februari 2010.
7 De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 29 augustus 2011.
8 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 7 februari 2010, registratienummer [pv-nummer], dossierpagina 31.
9 De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 29 augustus 2011.
10 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] d.d. 8 februari 2010, registratienummer [pv-nummer], dossierpagina 33.
11 Proces-verbaal van verhoor van [naam stiefdochter] d.d. 7 februari 2010, registratienummer [pv-nummer], dossierpagina 37.
12 De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 29 augustus 2011.
13 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 20 april 2010, registratienummer [pv-nummer], dossierpagina 28-29.
14 Proces-verbaal van verhoor van verdachte door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, d.d. 23 april 2010.
15 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 21 april 2010, registratienummer [pv-nummer], dossierpagina 21-24.
??
??
??
??
Datum Uitspraak: 12-9-2011 Instantie: Rechtbank Haarlem Zaaknummer: 15-700094-10
Datum Opslag: 7-9-2011 Sector: Straf Concipiënt: mosp
Opmerking(en):
Parketnummers: 15/700094-10 en 15/710421-10 (ttz. gev.)
Inzake: [verdachte] blad 4
Datum Uitspraak: 12-9-2011 Instantie: Rechtbank Haarlem Zaaknummer: 15-700094-10
Datum Opslag: 7-9-2011 Sector: Straf Concipiënt: mosp
Opmerking(en):
vonnis