ECLI:NL:RBHAA:2011:BT6279
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van opzettelijke vrijheidsberoving en mishandeling, veroordeling voor bedreiging en wapenbezit
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Haarlem op 12 september 2011 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van opzettelijke en wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van zijn ex-partner. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij een drogerend middel door de koffie van zijn ex-partner had gemengd. Het Nederlands Forensisch Instituut had geen aanwezigheid van Clonazepam of andere drogerende middelen in de koffiekopjes aangetoond. De rechtbank achtte de stelling van de officier van justitie, dat de Clonazepam uit het koffiekopje zou zijn gelekt, niet aannemelijk.
De verdachte werd echter wel veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en belaging van zijn ex-partner, evenals voor het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, met onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen wapens en munitie. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte, die onder andere een alcoholverslaving en een borderline persoonlijkheidsstoornis had. De rechtbank benadrukte de ernst van de bedreiging en de impact daarvan op het slachtoffer, die zich in haar eigen woning niet veilig voelde.
De uitspraak is een voorbeeld van hoe de rechtbank omgaat met bewijsvoering in strafzaken, en hoe psychische problematiek van invloed kan zijn op de beoordeling van de toerekeningsvatbaarheid van een verdachte. De rechtbank heeft de feiten zorgvuldig gewogen en een evenwichtige beslissing genomen, waarbij zowel de belangen van de verdachte als die van het slachtoffer in overweging zijn genomen.