ECLI:NL:RBHAA:2011:BT2025

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
518279 VV EXPL 11-174
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en wilsvertrouwensleer in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter te Haarlem op 23 augustus 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en De Block Technisch Handelsbedrijf B.V. De zaak betreft de beëindiging van een arbeidsovereenkomst tussen [eiseres], die als telefoniste/receptioniste werkzaam was, en haar werkgever De Block. De arbeidsovereenkomst was in 2008 aangegaan, maar kwam onder druk te staan door frequente ziekteverzuim en andere werkgerelateerde problemen. Na onderhandelingen over een vaststellingsovereenkomst, die door de gemachtigde van [eiseres] was bevestigd, trok De Block een ontbindingsverzoek in. Echter, [eiseres] weigerde de vaststellingsovereenkomst te ondertekenen en vorderde in kort geding doorbetaling van haar salaris, stellende dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd.

De kantonrechter oordeelde dat De Block de verklaring van de gemachtigde van [eiseres] op 10 mei 2011, waarin instemming met de vaststellingsovereenkomst werd gegeven, redelijkerwijs mocht opvatten als een bindende aanvaarding. De rechter concludeerde dat er geen reden was om aan de instemming van [eiseres] te twijfelen, ondanks het ontbreken van haar handtekening op de overeenkomst. De vordering van [eiseres] werd afgewezen, en de proceskosten werden aan haar opgelegd, omdat zij in het ongelijk werd gesteld. Dit vonnis benadrukt de betekenis van de wilsvertrouwensleer in het arbeidsrecht, waarbij de intentie van partijen en de verklaringen van hun gemachtigden centraal staan.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 518279 / VV EXPL 11-174
datum uitspraak: 23 augustus 2011
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiseres]
te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde mr. B.K.M. Fritz
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE BLOCK TECHNISCH HANDELSBEDRIJF B.V.
te Haarlem
gedaagde
hierna te noemen De Block
gemachtigde mr. J.J. Sturm
De procedure
[eiseres] heeft De Block bij niet betekende dagvaarding opgeroepen voor de kantonrechter te Haarlem. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2011, tezamen met een door De Block ingediend (voorwaardelijk) verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiseres] (zaak/rep.nr.: 517385/ AO VERZ 11-352). De Block is vrijwillig ter zitting verschenen. De gemachtigde van De Block heeft pleitnotities overgelegd. Partijen hebben, voorafgaande aan de mondelinge behandeling, nog stukken in het geding gebracht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
De feiten
1. [eiseres] is op 8 september 2008 bij De Block in dienst getreden in de functie van telefoniste/receptioniste tegen een salaris van (laatstelijk) € 1.135,97 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
2. In 2010 heeft De Block diverse gesprekken met [eiseres] gevoerd waarbij zij [eiseres] heeft aangesproken op (onder andere) haar frequente ziekteverzuim en de onjuiste wijze van ziekmelden (25 januari 2010), het onjuist of onzorgvuldig opruimen van facturen (11 mei 2010), het zonder bericht te laat op het werk verschijnen en het niet goed doorverbinden van telefoongesprekken (22 september 2010) en haar onprofessionele gedrag tijdens een ‘aanvaring’ met een collega (6 oktober 2010).
3. Op 9 februari 2011 heeft De Block een functioneringsgesprek met [eiseres] gehouden. In het daarvan opgemaakte schriftelijke verslag is opgenomen dat met [eiseres] onder meer de volgende zaken zijn besproken:
• De telefonische afhandeling verloopt nog steeds niet goed. […]
• Het tempo van [eiseres] ligt heel laag. […]
• […] frequente privé-telefoongesprekken […] privé-internetten en privé-mailen. […]
• [eiseres] lijkt niet betrokken bij haar werkzaamheden. […]
• [eiseres] moet zich aan de regels houden van De Block. […]
Voorts is als conclusie onder andere vermeld dat “de indruk bestaat dat [eiseres] niet betrokken is bij haar werkzaamheden. Eerdere gesprekken lijken weinig effect te hebben […]”. Bij ‘Afspraken’ is opgenomen dat over drie maanden een evaluatiegesprek zal plaatsvinden. Daarbij heeft De Block opgemerkt dat het vertrouwen van De Block in een verdere samenwerking met [eiseres] “wel erg gedaald” [is]”, maar dat [eiseres] “nog wel een kans [verdient] om het e.e.a. te verbeteren”.
4. Op 11 februari 2011 heeft [eiseres] zich ziek gemeld. Eind februari 2011 heeft de A&O-deskundige onder meer het volgende gerapporteerd:
“De arbeidsverhouding is verstoord. Betrokkene wordt wel in staat geacht om in contact te treden met de werkgever om de problematiek te bespreken.”
5. Op 10 maart 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiseres] en haar leidinggevende [XXX] en het Hoofd Personeelszaken [YYY]. [eiseres] heeft [XXX] daarbij uitgemaakt voor “leugenaar”.
6. Op 25 maart 2011 heeft De Block een ontbindingsverzoek ingediend bij de kantonrechter te Haarlem. Partijen zijn, voorafgaand aan de op 11 mei 2011 geplande mondelinge behandeling, via hun wederzijdse gemachtigden in onderling overleg getreden over een minnelijke regeling.
7. Op 10 mei 2011 heeft de gemachtigde van De Block een door de Block ondertekende vaststellingsovereenkomst aan de toenmalige gemachtigde van [eiseres], mr. C. Hesen, gestuurd, waarbij hij onder meer het volgende heeft opgemerkt:
“Gaarne verneem ik nog heden uw bevestiging dat uw cliënte zich met de inhoud daarvan kan verenigen […] zodat tussen partijen volledige overeenstemming is bereikt, alsmede dat u zorg zult dragen voor ondertekening door uw cliënt […]. Na ontvangst van uw bevestiging zal ik het ontbindingsverzoek intrekken […].”
8. Eveneens op 10 mei 2011 heeft mr. Hesen onder meer het volgende geantwoord:
“Bij deze bevestig ik dat cliënte instemt met de (laatst) toegezonden vaststellingsovereenkomst. Partijen hebben derhalve algeheel consensus bereikt.”
9. De Block heeft het ontbindingsverzoek op 11 mei 2011 ingetrokken.
10. Op 23 mei 2011 heeft de huidige gemachtigde van [eiseres] aan De Block medegedeeld dat [eiseres] niet zal meewerken een de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst niet zal ondertekenen.
De vordering
[eiseres] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van De Block tot betaling aan [eiseres] van het salaris dan wel de ziektewetuitkering vanaf 1 augustus 2011 alsmede de vakantietoeslag, een en ander vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. [eiseres] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag.
[eiseres] heeft mr. Hesen nooit persoonlijk ontmoet. Hij heeft haar op 10 mei 2011 alleen telefonisch gemeld dat er een vaststellingsovereenkomst was, waarbij hij heeft aangedrongen op spoedige ondertekening daarvan door [eiseres]. [eiseres] heeft de vaststellings-overeenkomst niet voor akkoord ondertekend, omdat zij, toen zij deze las, zich niet kon vinden in de inhoud daarvan. [eiseres] verkeerde namelijk in de veronderstelling dat zij, naast de in de vaststellingsovereenkomst opgenomen vergoeding, over de maand augustus 2011 nog salaris zou ontvangen. Ook was zij het er niet mee eens dat zij geen vergoeding zou krijgen van de kosten van een door haar gevolgde cursus. Zij ging ook niet akkoord met de in de overeenkomst opgenomen verplichting om zich beter te melden.
Omdat [eiseres] de vaststellingsovereenkomst niet voor akkoord heeft ondertekend, is de arbeidsovereenkomst niet op 1 augustus 2011 geëindigd. De Block dient dus haar betalingsverplichtigen jegens [eiseres] ook na die datum na te komen tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst.
Het verweer
De Block betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is per 1 augustus 2011 geëindigd op de wijze als is vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst, die De Block op 10 mei 2011 aan de toenmalige gemachtigde van [eiseres] heeft toegezonden en waarmee [eiseres], bij monde van haar gemachtigde, diezelfde dag ondubbelzinnig heeft ingestemd.
De Block had geen enkele reden om aan de inhoud van de mededeling van mr. Hesen, die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat, te twijfelen. [eiseres] liet zich in die periode door mr. Hesen vertegenwoordigen. Voorafgaande aan de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst hebben hij en de gemachtigde van De Block diverse malen onderhandeld over de voorwaarden van de minnelijke regeling. Wat tussen [eiseres] en haar gemachtigde is besproken is niet relevant; een mogelijke miscommunicatie tussen hen komt niet voor risico van De Block.
Het enkele feit dat [eiseres] haar handtekening niet heeft gezet, kan niet afdoen aan de bindende afspraak die op 10 mei 2011 tussen [eiseres] en De Block tot stand is gekomen met betrekking tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het tekenen van de vaststellingsovereenkomst door [eiseres] was geen voorwaarde voor het bereiken van die overeenstemming.
De beoordeling
1. De gevorderde voorlopige voorziening is slechts toewijsbaar als aan de hand van de feiten en omstandigheden in dit geding de verwachting gewettigd is dat in een tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering zal worden toegewezen.
2. Vooropgesteld wordt dat een overeenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding. Aanvaarding vereist een tot de aanbieder gerichte wilsverklaring, die in beginsel in iedere vorm kan geschieden. Of de afgelegde verklaring een aanvaarding inhoudt, dient te worden bepaald aan de hand van de wilsvertrouwensleer.
3. Vast staat dat de onderhandelingen tussen partijen over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst hebben plaatsgevonden via hun wederzijdse gemachtigden, die daarbij als gevolmachtigden van partijen hebben opgetreden, met de daaraan verbonden bevoegdheid om in naam van partijen rechtshandelingen te verrichten. De verklaringen van de gemachtigden hebben dan ook als verklaringen van partijen te gelden.
4. Voor de uitkomst van de onderhavige procedure is van belang de beantwoording van de vraag of naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter De Block de verklaring van de gemachtigde van [eiseres] van 10 mei 2011, overeenkomstig de zin die zij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft mogen opvatten als een instemming door [eiseres] met de inhoud van de vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
5. De gemachtigde van De Block heeft op 10 mei 2011, onder toezending van de concept-vaststellingsovereenkomst, in duidelijke bewoordingen aan de gemachtigde van [eiseres] verzocht aan hem te bevestigen dat [eiseres] zich met de inhoud van die vaststellingsovereenkomst kan verenigen “zodat tussen partijen volledige overeenstemming is bereikt”. Mr. Hesen heeft daarop, in bewoordingen die evenmin ruimte laten voor twijfel omtrent de bedoeling of betekenis daarvan geantwoord dat [eiseres] instemt met de toegezonden vaststellingsovereenkomst, met de conclusie dat partijen “algeheel consensus” hebben bereikt.
6. Gelet op de eenduidige verklaring van mr. Hesen in zijn e-mail van 10 mei 2011 en in aanmerking nemende dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan De Block die verklaring niet heeft mogen opvatten als een aanvaarding van haar aanbod, komt naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter [eiseres] geen beroep toe op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat vooralsnog niet aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen ook na 1 augustus 2011 is blijven voortbestaan. De door [eiseres] gevorderde voorlopige voorziening zal daarom worden afgewezen.
8. De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- weigert de voorlopige voorziening;
- veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van De Block tot en met vandaag worden begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Dubois en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.