RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummers: 15/700440-11, 15/668998-08 (TUL) en 15/080983-09 (TUL)
Uitspraakdatum: 15 september 2011
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 september 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Zaanstad,
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 5 juni 2011 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging, althans alleen, die [slachtoffer] een of meer malen tegen het hoofd en/of (de rest van het) lichaam slaan/slaat en/of (beiden) die [slachtoffer] als deze zich op de grond bevindt een of meer malen tegen/op het hoofd en/of tegen/op (de rest van) het lichaam schoppen/schopt en/of (beiden) op die, op de grond liggende, [slachtoffer] springen/springt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 5 juni 2011 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen en in vereniging althans alleen die [slachtoffer] een of meer malen tegen het hoofd en/of (de rest van het) lichaam slaan/slaat en/of (beiden) die [slachtoffer] als deze zich op de grond bevindt een of meer malen tegen/op het hoofd en/of tegen/op (de rest van) het lichaam schoppen/schopt en/of (beiden) op die, op de grond liggende, [slachtoffer] springen/springt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twintig (20) maanden, waarvan een deel, groot acht (8) maanden, voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met een proeftijd van twee jaren en met daaraan gekoppeld twee bijzondere voorwaarden, te weten:
* dat verdachte zich houdt aan een meldingsgebod, en
* dat verdachte deelneemt aan een gedragsinterventie;
- toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd
bij mondeling vonnis van de politierechter in deze rechtbank met parketnummer 15/080983-09;
- toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd
bij mondeling vonnis van de politierechter in deze rechtbank met parketnummer 15/668998-08;
- gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4.1 Redengevende feiten en omstandigheden1
Op 5 juni 2011, omstreeks 03.55 uur, liep aangever [slachtoffer] met zijn fiets aan de hand in Zaandam, gemeente Zaanstad. Op dat moment kwam een tweetal mannen aanlopen; een lange man en een man die aangever, achteraf ten onrechte, meende te herkennen als te zijn de zoon van zijn vroegere kleuterjuf (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte]) en hem dan ook als zodanig aansprak. Er ontstond daarop een woordenwisseling tussen aangever en medeverdachte [medeverdachte], waarbij verdachte en medeverdachte zich agressief opstelden, waarna aangever door zowel de lange man, verdachte, als ook door medeverdachte [medeverdachte] werd geslagen. Hij heeft daarop ter verdediging met een fietsketting geslagen en weet zich van het vervolg slechts te herinneren dat hij knock- out is gegaan en wakker werd toen de ambulance er was.2
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] werden kort na het incident in de omgeving aangehouden.3 Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] een woordenwisseling kreeg met aangever. Verdachte wilde naar eigen zeggen tussenbeide komen waarna hij een klap kreeg van aangever. Vervolgens gaf verdachte aangever een aantal vuistslagen.4 Ten minste één van deze vuistslagen was tegen het hoofd van aangever.5 Aangever viel op de grond en werd vervolgens een aantal malen door verdachte geschopt, waarbij verdachte naar eigen zeggen hij ter hoogte van de schouder van aangever heeft geschopt. Verdachte kan zich overigens niet veel van het incident herinneren, omdat hij onder invloed was van alcohol en cocaïne.6
Getuige [getuige] heeft gezien dat aangever, terwijl hij bewusteloos op de grond lag, twee of drie harde schoppen tegen zijn hoofd kreeg van twee jongens, een soort voetbaltrappen.7
Vastgesteld is dat beide ogen van aangever blauw geslagen waren en dat hij een verwonding aan zijn voorhoofd had.8
Camerabeelden
Het incident is vastgelegd op camerabeelden.9 Ter terechtzitting zijn deze camerabeelden getoond teneinde meer duidelijkheid te krijgen over hetgeen is gebeurd. Na het bekijken van de beelden heeft de rechtbank het volgende vastgesteld.
Medeverdachte [medeverdachte] liep als eerste in de richting van aangever en trok aan diens fiets. Vervolgens voegde verdachte zich erbij en trok ook aan de fiets van aangever. Verdachte duwde medeverdachte [medeverdachte] weg en er ontstond een schermutseling, waarbij verdachte zich dreigend opstelde richting aangever. Medeverdachte [medeverdachte] heeft als eerste aangever geslagen waarna verdachte zich in het gevecht heeft gemengd. Enkele ogenblikken later is aangever op de grond gevallen, waarna hij bewegingsloos is blijven liggen. Verdachte en medeverdachte hebben schoppende bewegingen in de richting van aangever gemaakt. Aangever lag met zijn hoofd richting de camera. Verdachte haalde met zijn rechterbeen uit richting het hoofd van aangever.10
Beoordeling
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat op de camerabeelden niet te zien is dat verdachte dan wel medeverdachte [medeverdachte] aangever tegen het hoofd heeft geschopt, zodat er zijns inziens geen sprake is van poging doodslag. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat op de camerabeelden een derde en een vierde man te zien zijn, die zich in het gevecht hebben gemengd. Volgens de raadsman zou aangever mogelijk door één van deze mannen tegen het hoofd zijn geschopt. De raadsman heeft betoogd dat indien niet vaststaat dat verdachte dan wel medeverdachte [medeverdachte] aangever tegen het hoofd hebben geschopt, er geen sprake kan zijn van medeplegen van verdachte met medeverdachte [medeverdachte]. Van medeplegen met de derde of vierde persoon kan geen sprake zijn nu tussen hen en verdachte geen bewuste en nauwe samenwerking bestond. Verdachte zou daarom moeten worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank heeft vastgesteld dat op de beelden te zien is dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] met geschoeide voet schoppende bewegingen hebben gemaakt in de richting van het slachtoffer. Uit de positie van verdachte die op de beelden op de rug gezien beurtelings boven en vlak bij het bovenlichaam en hoofd van het slachtoffer staat, ten opzichte van de positie van het hoofd van aangever, die bewegingsloos op de grond ligt met zijn hoofd in de richting van de camera, leidt de rechtbank af dat verdachte schoppende bewegingen in de richting van het hoofd heeft gemaakt. Gelet op de geringe afstand tussen verdachte en het hoofd van aangever en gelet op het geconstateerde letsel van aangever kan het niet anders dan dat verdachte het hoofd van aangever daarbij heeft geraakt. Het lijdt geen twijfel dat op de foto's van het letsel van aangever op diens voorhoofd een afdruk is te zien van het profiel van een schoenzool. De stelling van de raadsman dat deze afdruk mogelijk door een derde of vierde man is toegebracht, vindt geen steun in de camerabeelden. Daarop is immers te zien dat de derde man niet in de richting van het hoofd schopt, maar bij het onderlijf van aangever staat. Dit geldt eveneens voor de vierde man. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de afdruk niet van (een van) hen afkomstig is. De rechtbank heeft mede acht geslagen op de getuigenverklaring van [getuige] van 5 juni 2011 die heeft verklaard dat het harde trappen waren, gelijk voetbaltrappen.
Poging doodslag dan wel poging zware mishandeling
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar en uiterst vitaal deel van het menselijk lichaam is. Eén harde schop tegen het hoofd kan al tot de dood leiden. Naar het oordeel van de rechtbank is bij een schop tegen het hoofd altijd de aanmerkelijke kans aanwezig dat het slachtoffer dodelijk wordt getroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en zijn medeverdachte door het schoppen tegen het hoofd van aangever, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever tengevolge daarvan zou komen te overlijden. Deze kans is nog eens aanzienlijk vergroot doordat aangever bewusteloos op de grond lag en zich daardoor op geen enkele manier tegen het op hem toegepaste geweld heeft kunnen verweren.
Door met zijn tweeën tegen het hoofd en het lichaam van slachtoffer te slaan en te schoppen is naar uiterlijke verschijningsvorm bovendien sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en daarom van medeplegen van poging tot doodslag.
4.2 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 5 juni 2011 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging die [slachtoffer] meer malen tegen het hoofd en het lichaam slaan en die [slachtoffer] als deze zich op de grond bevindt meer malen tegen het hoofd en het lichaam schoppen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege GGZ Palier Haarlem uitgebrachte rapport van 29 juli 2011 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door, terwijl hij onder invloed was van alcohol en cocaïne, op grove wijze zinloos geweld op het slachtoffer toe te passen. Verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer meerdere malen tegen het hoofd en het lichaam geslagen. Vervolgens hebben zij het slachtoffer meerdere malen tegen het lichaam en het hoofd geschopt, terwijl deze op de grond lag en buiten bewustzijn was, waardoor hij het geweld op geen enkele wijze kon afweren. Vervolgens zijn zij weggerend zonder zich verder om het slachtoffer te bekommeren. Dat het slachtoffer niet is overleden tengevolge van het op hem toegepaste geweld is niet aan verdachte of zijn mededader te danken. De rechtbank houdt er daarbij ook rekening mee dat verdachte en zijn mededader niet uit zichzelf, maar enkel doordat zij door omstanders bij het slachtoffer zijn weggehouden, met hun handelingen zijn gestopt.
De gevolgen van het incident op het leven van het slachtoffer zijn groot. Hij heeft een zware hersenschudding opgelopen en heeft twee dagen in het ziekenhuis moeten verblijven. Vervolgens heeft hij gedurende zes weken in het geheel niet kunnen werken en is hij - drie maanden na het incident - eerst thans in staat zijn werkzaamheden te hervatten. Hij heeft bovendien ook psychische hulp in moeten schakelen. Dit soort geweldsmisdrijven veroorzaakt bij de slachtoffers daarvan immers niet alleen lichamelijk letsel maar veelal ook gevoelens van angst en onveiligheid. Dat geldt ook voor dit slachtoffer, zo is de rechtbank gebleken uit zijn ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. De maatschappelijke onrust die door dit soort uitingen van zinloos geweld gepleegd op de openbare weg tijdens het uitgaansleven ontstaat, is voorts aanzienlijk.
Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat uit het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte blijkt dat hij in het verleden vaker is veroordeeld wegens geweldsmisdrijven. Deze eerdere veroordelingen betroffen weliswaar minder ernstige incidenten, maar er lijkt zich een patroon voor te doen waarbij verdachte onder invloed van alcohol en of drugs grensoverschrijdend gedrag vertoont. Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte oprecht spijt lijkt te hebben van hetgeen hij het slachtoffer heeft aangedaan, deze spijt nogmaals ter terechtzitting heeft betuigd en er thans definitief van doordrongen lijkt dat hij hulp moet aanvaarden om het gebruik van alcoholische middelen en cocaïne tijdens het uitgaansleven te beperken.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden is. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank meer dan de officier van justitie rekening heeft gehouden met de straffen die voor vergelijkbare feiten plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal bepalen dat een na te noemen gedeelte van die straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank deelname aan een gedragsinterventie in de vorm van het volgen van de training Alcohol en Geweld alsmede een meldingsgebod noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
8. Vorderingen tenuitvoerlegging
8.1 Vordering ten aanzien van parketnummer 15/668998-08
Bij mondeling vonnis van 7 oktober 2009 in de zaak met parketnummer 15/668998-08 heeft de politierechter in de rechtbank Haarlem verdachte veroordeeld tot - onder meer - een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één (1) week, ter zake van mishandeling en het opzettelijk niet voldoen aan een ambtelijk bevel. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd bepaald op twee jaren onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting vastgesteld dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal de rechtbank, gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke gevangenisstraf gelasten.
8.2 Vordering ten aanzien van parketnummer 15/080983-09
Bij mondeling vonnis van 12 februari 2010 in de zaak met parketnummer 15/080983-09 heeft de politierechter in de rechtbank Haarlem verdachte veroordeeld tot - onder meer - een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 350,- (driehonderd en vijftig euro), bij niet voldoen te vervangen door zeven (7) dagen hechtenis, ter zake van het opzettelijk niet voldoen aan een ambtelijk bevel. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd bepaald op twee jaren onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat de subsidiair voorwaardelijk opgelegde straf van zeven (7) dagen hechtenis alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting vastgesteld dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen nu de officier van justitie niet de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde geldboete vordert, maar de tenuitvoerlegging van de subsidiair opgelegde vervangende hechtenis.
9. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
9.1 Vordering benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.012,02 ingediend jegens verdachte, bestaande uit € 762,92 wegens materiële schade en € 1.250,- wegens immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde materiële schade bestaat uit: eigen risico zorgverzekering, niet onder de dekking van de ziektekostenverzekering vallende kosten voor psychische ondersteuning, kosten van reparatie van zijn mobiele telefoon, vervanging van zijn net nieuwe broek en ziekenhuis daggeldvergoeding.
De rechtbank is van oordeel dat deze materiële en immateriële schade rechtstreeks voortvloeien uit het bewezen verklaarde feit en acht daarbij toewijzing van het gehele bedrag aan gevorderde immateriële schade, gelet op hetgeen aangever heeft doorstaan, alleszins redelijk en billijk. De vordering van [slachtoffer] zal voor een bedrag van € 2.012,02 hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
9.2 Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer] naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Opdat de benadeelde partij niet zelf wordt belast met de inning van het toegewezen bedrag zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 2.012,02.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
11. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot zes (6) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee (2) jaren;
bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarden dat hij gedurende de proeftijd:
* zich zal houden aan een door de reclassering op te leggen meldingsgebod, en;
* zich zal houden aan voorschriften en aanwijzingen door de reclassering op te leggen ook als dat inhoudt dat hij zal deelnemen aan een gedragsinterventie in de vorm van het volgen van de training Alcohol en Geweld;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tenuitvoerlegging van de officier van justitie en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één (1) week, opgelegd bij mondeling vonnis van de politierechter te Haarlem d.d. 7 oktober 2009 in de zaak met parketnummer 15/668998-08;
wijst af de vordering tenuitvoerlegging van de officier van justitie in de zaak met parketnummer 15/080983-09;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden
schade tot een bedrag van € 2.012,92 (tweeduizend twaalf euro en tweeënnegentig cent), bestaande uit een bedrag van € 762,92 (zevenhonderd en tweeënzestig euro en tweeënnegentig cent) aan materiële schade en een bedrag van € 1.250,- (twaalfhonderd en vijftig euro) aan immateriële schade en veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer 374167850, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.012,92 (tweeduizend twaalf euro en tweeënnegentig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis, waarbij de toepassing van deze vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij [slachtoffer], voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.G. Hijink, voorzitter,
mr. J.C.M. Swinkels en mr. C.M. Cichowski-van der Kleijn, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Dolfing,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 september 2011.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De voor het bewijs gebezigde schriftelijke stukken worden slechts gebezigd tot bewijs in samenhang met de overige bewijsmiddelen.
2 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 5 juni 2011, dossierpagina's 9-12.
3 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2011, dossierpagina's 138-139.
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (inbewaringstelling) d.d. 8 juni 2011, los ingevoegd.
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 5 juni 2011, dossierpagina 118.
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (inbewaringstelling) d.d. 8 juni 2011, los ingevoegd.
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 5 juni 2011, dossierpagina 134.
8 Geneeskundige verklaring (met fotobijlage) d.d. 6 juni 2011, dossierpagina's 13-23.
9 Proces-verbaal van bevindingen (met fotobijlage) d.d. 6 juni 2011, dossierpagina's 24-94.
10 Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 1 september 2011.