ECLI:NL:RBHAA:2011:BS8959

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/710190-10
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelict met letsel door niet verlenen van voorrang aan bromfietsers

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 9 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan een overtreding van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De verdachte, geboren in Groningen en wonende te [adres], was op 20 augustus 2009 als bestuurder van een personenauto betrokken bij een verkeersongeval in de gemeente Beverwijk. Bij het rechtsaf slaan heeft hij twee bromfietsers die hem tegemoet kwamen niet voor laten gaan, wat resulteerde in letsel aan de slachtoffers. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en dat hij zich ter terechtzitting bewust toonde van de gevolgen van zijn handelen. Tevens is er rekening gehouden met de lange wachttijd van meer dan twee jaar voor de behandeling van de zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en een taakstraf opgelegd. Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte schuld had aan het ongeval, en heeft hem vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Wel is het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen verklaard, en de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van € 150,-, met een proeftijd van twee jaar. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710190-10
Uitspraakdatum: 9 september 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 augustus 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Groningen,
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 20 augustus 2009 in de gemeente Beverwijk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Tussenwijkweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend, te rijden,
immers heeft verdachte, gekomen bij de kruising en/of splitsing van die weg met het bij de Zeestraat behorende en daarnaast gelegen - middels een bord G12a van Bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 aangeduide - brom-/fietspad geen voorrang verleend aan één op dat brom-/fietspad rijdende snorfiets waarna en/of (mede) waardoor een aanrijding ontstond tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en die snorfiets waardoor een ander (te weten: [slachtoffer 1]) zwaar lichamelijk letsel (te weten: een gebroken (rechter)(boven) been) werd toegebracht, en/of een ander (te weten: [slachtoffer 2]) zodanig lichamelijk letsel (te weten: zwaar gekneusde ribben en/of nekletsel en/of hoofd letsel) werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 20 augustus 2009 in de gemeente Beverwijk, als bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Tussenwijkweg, twee in elk geval één, hem op het bij de Zeestraat behorende en daarnaast gelegen - middels een bord G12a van Bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 aangeduide - brom-/fietspad tegemoetkomende snorfiets(en) niet voor heeft laten gaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van veertig (40) uren, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door twintig (20) dagen hechtenis, en tot een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes (6) maanden met een proeftijd van een jaar.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het verhandelde ter terechtzitting alsmede hetgeen uit het dossier naar voren komt, niet wettig en overtuigend bewezen worden hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd. De enkele omstandigheid dat verdachte geen voorrang heeft verleend aan twee hem tegemoetkomende snorfietsen levert nog geen schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 op. Verdachte moet hier dan ook van worden vrijgesproken.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank, nu verdachte een bekennende verdachte is als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
* de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 26 augustus 2011 afgelegd;
* het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse d.d. 25 februari 2010 (dossierpagina's 2-17);
* het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2010 (dossierpagina's 25-29).
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 20 augustus 2009 in de gemeente Beverwijk als bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Tussenwijkweg, twee hem op het bij de Zeestraat behorende en daarnaast gelegen - middels een bord G12a van Bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 aangeduide - brom-/fietspad tegemoetkomende snorfietsen niet voor heeft laten gaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van het bepaalde bij artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou komen te ontvallen. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege Reclassering Nederland uitgebrachte beknopte rapport van 14 januari 2011 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overtreding van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door bij het rechtsaf slaan twee bromfietsers die hem op dezelfde weg tegemoet kwamen rijden niet voor te laten gaan.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank ermee rekening dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, dat niet is gebleken van eerdere verkeersfouten gemaakt door verdachte en dat hij ter terechtzitting er duidelijk blijk van heeft gegeven zich bewust te zijn van de gevolgen van het ongeval voor de twee slachtoffers.
Ook zal de rechtbank bij de strafoplegging rekening houden met de omstandigheid dat het feit dateert van 20 augustus 2009 en verdachte dus meer dan twee jaar heeft moeten wachten op de behandeling van zijn zaak.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke geldboete dient te worden opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c van het Wetboek van Strafrecht;
artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994;
artikelen 18 en 92 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
9. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 150, - (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door drie (3) dagen hechtenis,
met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.G. Witteman, voorzitter,
mr. M.J.A. Plaisier en mr. J.H. Crijns, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Zoethout,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 september 2011.
mr. J.H. Crijns is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.