ECLI:NL:RBHAA:2011:BS8946

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/790026-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een mes tijdens een vechtpartij

Op 5 september 2011 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 23 mei 2011, waarbij de verdachte, na een woordenwisseling in een winkel, samen met medeverdachten het slachtoffer en zijn vrienden buiten opwachtte. Dit leidde tot een vechtpartij waarin de verdachte een mes bemachtigde en het slachtoffer in de borst stak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte welbewust geweld had toegepast, ondanks dat het slachtoffer niet dodelijk gewond raakte. De rechtbank nam in haar overwegingen de impact van het geweld op het slachtoffer en de maatschappij mee, en benadrukte de ernst van het feit. De verdachte werd gedeeltelijk vrijgesproken van 'met voorbedachten rade' handelen, maar de poging tot zware mishandeling werd wel bewezen verklaard. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 365 dagen, waarvan 262 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en verplichte begeleiding door de Jeugdreclassering. Daarnaast werd de schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/790026-11
Uitspraakdatum: 5 september 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2011 in de zaak tegen de minderjarige verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Haarlem,
thans gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 mei 2011 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), zwaar lichamelijk letsel, toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, opzettelijk aan een vriend/ander een mes heeft gevraagd en/of vervolgens na dit mes te hebben opengeklapt zwaaiende met dat mes op die [slachtoffer] is afgelopen en/of
(vervolgens) (dicht)bij die [slachtoffer] staand stekende bewegingen in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt en/of (vervolgens)die [slachtoffer] in de borstkas heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat:
- verdachte terzake zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van acht maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvaan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich in het kader van de maatregel hulp en steun zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Jeugdreclassering, ook indien dit inhoudt dat verdachte zal meewerken aan de ITB-CRIEM maatregel;
- de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, inclusief wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4. Bewijs
4.1 Partiële vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat verdachte 'met voorbedachten rade' heeft gepoogd het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank overweegt daartoe dat op grond van de stukken van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat het steekincident heeft plaatsgevonden op een moment waarop actief werd gevochten door twee groepen. Gedurende dit gevecht heeft verdachte een mes bemachtigd. Niet gebleken is dat verdachte voor, tijdens of na het verkrijgen en gebruiken van het mes, tijd en gelegenheid heeft gehad zich te beraden over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het bestanddeel 'met voorbedachten rade'.
4.2 Redengevende feiten en omstandigheden1
Op maandag 24 mei 2011 bevond aangever [slachtoffer] zich samen met zijn vriendin [getuige 1] en zijn twee vrienden [getuige 2] en [getuige 3] in de Dekamarkt gelegen aan de Planetenlaan te Haarlem.
Tijdens het winkelen is naar aanleiding van een woordenwisseling een opstootje ontstaan tussen [slachtoffer] en zijn twee vrienden enerzijds en verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] anderzijds. Als het opstootje gesust is en [slachtoffer] met zijn vrienden bij de kassa staat, wordt vanuit het groepje van verdachte tegen hen gezegd dat zij buiten zullen worden opgewacht.2
Verdachte en zijn medeverdachten hebben consequent verklaard dat zij het groepje van aangever [slachtoffer] niet hebben opgewacht, noch dat zij daar de intentie toe hebben gehad. Deze verklaringen staan haaks op de verklaringen van [slachtoffer] en zijn vrienden, die allen hebben verklaard dat in de Dekamarkt tegen hen gezegd is dat zij buiten opgewacht zouden worden. Nu ook de - als onafhankelijk te beschouwen - getuige [getuige 4] heeft verklaard dat door het groepje van verdachte in de Dekamarkt is gezegd dat [slachtoffer] en zijn vrienden buiten opgewacht zouden worden, gaat de rechtbank op dit punt uit van de juistheid van de aangifte en de daaromtrent door [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] afgelegde verklaringen.
Als het groepje van [slachtoffer] na het afrekenen met de auto van het parkeerdek naar beneden rijdt, ziet [slachtoffer] dat de vrienden van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], hem de weg versperren. [slachtoffer], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 1] zijn hierop direct uit de auto gestapt, waarna een vechtpartij is ontstaan.
Gedurende deze vechtpartij zien [slachtoffer] en [getuige 1] op een gegeven moment dat [medeverdachte 1] een mes in zijn handen heeft.3 Verdachte zegt dan tegen [medeverdachte 1] dat hij hem het mes moet geven. Verdachte heeft hierop het mes in handen gekregen.4
Verdachte heeft het mes vervolgens opengeklapt5 en is op [slachtoffer] afgelopen. Verdachte heeft daarbij zwaaiende en stekende bewegingen met het mes gemaakt, in de richting van de op dat moment dichtbij staande [slachtoffer]. [slachtoffer] heeft hierbij een oppervlakkige steekwond van ongeveer 10 centimeter opgelopen op een afstand van twee centimeter onder zijn hart.6 7
Verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben consequent verklaard dat het mes niet afkomstig was van [medeverdachte 1], maar van [getuige 1]. [medeverdachte 2] heeft daarbij verklaard dat [getuige 1] het mes de hele tijd in haar bezit heeft gehad en verdachte heeft diverse keren uitdrukkelijk verklaard dat hij het mes niet in handen heeft gehad. De rechtbank passeert ook deze verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank overweegt daartoe dat niet alleen [slachtoffer] en [getuige 1] verklaard hebben dat het mes via [medeverdachte 1] bij verdachte terecht is gekomen, maar dat ook [medeverdachte 1] zelf heeft verklaard dat hij het mes in zijn handen heeft gehad en dat het mes vervolgens door iemand van hem werd afgepakt. In zoverre sluit de verklaring van [medeverdachte 1] aan bij de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 1], terwijl de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 2] in de dossierstukken verder geen enkele steun vinden. De rechtbank acht het bovendien volstrekt onaannemelijk dat [getuige 1] haar eigen vriend met het mes zou steken, op zodanige wijze dat er een oppervlakkige steekwond van 10 centimeter lang ontstaat. De rechtbank schuift de aangehaalde verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten dan ook als onaannemelijk terzijde en zal uitgaan van de juistheid van de aangifte en de daaromtrent door [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] afgelegde verklaringen.
Verdachte heeft aldus, gedurende een vechtpartij, met een mes zwaaiende en stekende bewegingen in de richting van (de borstkas van) [slachtoffer] gemaakt. Door aldus te handelen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen en deze kans voor lief genomen. Nu het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel bespaard is gebleven komt de rechtbank tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
4.3 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 23 mei 2011 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk aan een persoon (te weten [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet aan een ander een mes heeft gevraagd en vervolgens na dit mes te hebben opengeklapt en zwaaiende met dat mes op die [slachtoffer] is afgelopen en vervolgens dicht bij die [slachtoffer] staand stekende bewegingen in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt en vervolgens die [slachtoffer] in de borstkas heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de vanwege de Jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming uitgebrachte rapporten is gebleken.
Met betrekking tot het bewezenverklaarde feit heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte tezamen met zijn vrienden, na een opstootje zonder noemenswaardige aanleiding, het slachtoffer en zijn vrienden heeft opgewacht om welbewust nogmaals de confrontatie met het hen op te zoeken. Deze confrontatie is uitgemond in een vechtpartij. Verdachte heeft op een gegeven moment gedurende deze vechtpartij aan een vriend een mes gevraagd, waarna hij wild zwaaiend en stekend met dit mes op het uiteindelijke slachtoffer is afgelopen. Verdachte heeft uiteindelijk niet geschuwd het slachtoffer daadwerkelijk in de borst te steken.
Door aldus te handelen heeft verdachte welbewust, om een verwaarloosbare aanleiding, bijzonder zwaar geweld toegepast. Verdachte heeft het slachtoffer op twee centimeter onder het hart in het lichaam gestoken. De steekwond is 10 centimeter lang. Het is slechts aan een gelukkige samenloop van omstandigheden, en niet aan het gedrag van verdachte, te danken dat het mes niet recht in het lichaam/het hart van het slachtoffer terecht gekomen is, maar slechts een onderhuids lopende wond veroorzaakt heeft. Onderhavige zaak had voor het slachtoffer dan ook veel ongelukkiger en zelfs dodelijk kunnen aflopen. In die zin doet de bewezenverklaring en kwalificatie de zaak onvoldoende recht. De rechtbank kan echter niet buiten de kaders van de tenlastelegging treden.
Verdachte heeft door aldus te handelen aangegeven dat hij in situaties die hem niet welgevallig zijn, zwaar geweld niet schuwt en dat hij geen enkel respect heeft voor het slachtoffer in het bijzonder en de maatschappij in het algemeen. Het is dergelijk gedrag dat in de maatschappij grote afschuw doet ontstaan voor de plegers van dergelijk geweld. Geweld dat in deze vorm in het openbaar gepleegd wordt schokt de rechtsorde ernstig en brengt in zijn algemeenheid gevoelens van angst, onrust, onveiligheid en verpaupering van de maatschappij met zich mee. Dat onderhavig incident vooral bij zowel het slachtoffer als in zijn omgeving grote impact heeft gehad blijkt te meer uit de door het slachtoffer, via slachtofferhulp Nederland, gegeven toelichting over de gevolgen van het incident.
De rechtbank neemt dit alles verdachte zeer kwalijk.
Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat hij in het verleden eenmaal een transactie heeft geaccepteerd wegens een mishandeling. Verder houdt de rechtbank rekening met de jegens verdachte uitgebrachte rapporten van de Jeugdreclassering, waaronder het rapport van 12 augustus 2011, met de daarop gegeven toelichting ter terechtzitting en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 26 mei 2011 met de 'BooG-uitdraai, raadsonderzoeker'. Hieruit blijkt onder meer het volgende.
Verdachte lijkt geen echte spijt van zijn daad te hebben. Verdachte heeft zich gedurende zijn detentie onttrokken aan zijn bijzonder verlof, omdat hij vond dat hij onschuldig is en 'wat zaakjes' moest regelen. De Jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming hebben dan ook weinig vertouwen in een open structuur.
Verdachte is recentelijk geslaagd voor zijn VMBO opleiding en heeft zich in navolging hierop aangemeld voor een vervolgopleiding aan het NOVA-college in de richting ICT. Deze opleiding zal begin september 2011 starten.
De Jeugdreclassering acht het risico op het opnieuw plegen van een strafbaar feit door verdachte hoog. Verdachte is het afgelopen jaar in korte tijd driemaal met de politie in aanraking gekomen. Verdachte heeft vrienden met politiecontacten en de normen en waarden in de vriendengroep van verdachte zijn naar het oordeel van de Jeugdreclassering niet goed en vergroten de kans op wangedrag. Naar mening van de Jeugdreclassering en de vader van verdachte laat verdachte zijn binding met zijn vriendengroep zwaarder wegen dan de binding met thuis, school en de maatschappij. Het is derhalve onder andere van belang dat de ouders van verdachte door de Jeugdreclassering worden ondersteund bij het (buitenshuis) houden van toezicht op verdachte. Verdachte moet ook werken aan zijn denkpatronen, gedrag en vaardigheden.
Verdachte staat in verband met een eerdere veroordeling door de kinderrechter sinds oktober 2010 onder begeleiding van de jeugdreclassering. Het contact verliep moeizaam en een poging om de maatregel ITB-CRIEM van de grond te krijgen is mislukt. Verdachte lijkt thans echter wel bereid mee te werken aan de begeleiding door de jeugdreclassering en gemotiveerd om zijn ICT diploma te halen. De vader van verdachte is betrokken en werkt mee met de begeleiding van de Jeugdreclassering.
De Jeugdreclassering adviseert derhalve om een jeugddetentie met een voorwaardelijk deel op te leggen, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich in het kader van de maatregel hulp en steun zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Jeugdreclassering, ook indien zulks inhoud dat verdachte gedurende drie maanden zal meewerken aan de ITB-CRIEM maatregel met de mogelijkheid tot verlenging met drie maanden.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte gedurende de behandeling ter terechtzitting geen enkel inzicht of berouw heeft getoond voor zijn daad. De rechtbank acht het derhalve van belang om met de strafoplegging verdachte ervan te doordringen dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan een zéér ernstig misdrijf dat nooit meer mag plaatsvinden. Enerzijds rechtvaardigt het onderhavige feit dan ook een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van lange duur. Anderzijds heeft de rechtbank oog voor het belang bij een adequate begeleiding van verdachte en het belang van verdachte bij het volgen van een vervolgopleiding. Alles afwegende zal de rechtbank een straf opleggen die verdachte, bij wijze van allerlaatste kans, in de gelegenheid stelt in september 2011 met zijn vervolgopleiding te beginnen. De rechtbank overweegt hierbij uitdrukkelijk dat verdachte deze kans niet aan zichzelf te danken heeft, maar enkel aan de omstandigheid dat zijn opleiding kennelijk op 5 september 2011 aanvangt.
Gelet op de ernst van het feit en de opstelling van verdachte ter terechtzitting acht de rechtbank daarnaast een forse voorwaardelijke vrijheidsstraf passend en geboden om verdachte ervan te weerhouden nogmaals een (dergelijk) strafbaar feit te plegen.
Gelet op het vorenstaande merkt de rechtbank op dat de officier van justitie bij een eis van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk - kennelijk - de ernst van de zaak anders waardeert dan de rechtbank. De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit en zal verdachte derhalve een zwaardere straf opleggen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een gedeeltelijk voorwaardelijke jeugddetentie moet worden opgelegd. De rechtbank zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
Daarnaast acht de rechtbank verplichte begeleiding door de Jeugdreclassering noodzakelijk. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf worden verbonden.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
Materiële schade
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 251,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2011 tot aan de dag der algehele vergoeding, ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit beschadigde kleding.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan (23 mei 2011) tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft voorts een vordering tot schadevergoeding van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2011 tot aan de dag der algehele vergoeding, ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade alleszins billijk voor. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan (23 mei 2011) tot aan de dag der algehele voldoening.
Overige
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, thans begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht. Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vorderingen van de benadeelde partij zijn toegewezen, te weten € 251,95 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77l, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 302 Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte partieel vrij zoals hiervoor onder 4.1. vermeld.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
DRIEHONDERD VIJFENZESTIG (365) DAGEN.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
tweehonderd tweeënzestig (262) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee (2) jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, thans in de persoon van [jeugdreclasseringswerker] van de afdeling Jeugdreclassering, ook indien dat inhoudt dat verdachte zal meewerken aan de ITB-CRIEM maatregel, zolang deze instelling dat nodig oordeelt.
Geeft in het kader van deze bijzondere voorwaarde tevens aan bovengenoemde instelling de opdracht tot het verlenen van hulp en steun ex artikel 77aa Wetboek van Strafrecht.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 1.251,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2011 tot aan de dag der algehele vergoeding, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Voormelde schade bestaat uit € 251,95 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1.251,95 (bestaande uit € 251,95 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2011, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door twaalf (12) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis en gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.H. Lips, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. M.J. Kronenberg en mr. J.N.A. Jolink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.S. Kikkert
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 september 2011.
Mr. J.N.A. Jolink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], d.d. 23 mei 2011, p.102-onder en 103-boven en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], d.d. 25 mei 2011, p.131-boven.
3 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], d.d. 23 mei 2011, p.103-midden en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], d.d. 24 mei 2011, p.111-midden.
4 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], d.d. 23 mei 2011, p.103-onder, het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], d.d. 24 mei 2011, p.122-onder en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], d.d. 24 mei 2011, p.126-midden.
5 Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], d.d. 23 mei 2011, p.108-midden.
6 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], d.d. 23 mei 2011, p.104-boven en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], d.d. 24 mei 2011, p.111-onder, het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], d.d. 24 mei 2011, p.123-boven en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], d.d. 24 mei 2011, p.126-midden.
7 Het als bijlage 4 bij het voegingsformulier van de benadeelde partij overgelegde aanvraagformulier medische informatie, d.d. 13 juni 2011.