ECLI:NL:RBHAA:2011:BS8941

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700392-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van cocaïne en MDMA, wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 5 september 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende ongeveer een jaar schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne en het bezit van een aanzienlijke hoeveelheid MDMA (XTC-pillen). De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk cocaïne heeft verkocht en in zijn bezit had, evenals een vuurwapen en een stroomstootwapen. De verdachte werd op 16 mei 2011 aangehouden na een verkeerscontrole, waarbij verbalisanten een sterke geur van drugs in de auto waar namen van de verdachte en zijn medeverdachten werden aangetroffen. Tijdens de doorzoeking van de auto werd een geladen revolver en cocaïne aangetroffen. Na zijn aanhouding werd ook de woning van de verdachte doorzocht, waar meer drugs en een stroomstootwapen werden gevonden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het bezit van wapens. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van twintig maanden opgelegd, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens zijn er verbeurdverklaringen gedaan voor de in beslag genomen auto en geld, en zijn de XTC-pillen onttrokken aan het verkeer. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de risico's die verbonden zijn aan het bezit van wapens en de handel in verdovende middelen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700392-11
Uitspraakdatum: 5 september 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 augustus 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Velsen,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem, te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de perioden in of omstreeks 1 augustus 2010 tot en met 15 mei 2011 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
feit 2:
hij op of omstreeks 16 mei 2011 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 16 mei 2011 tot en met 17 mei 2011 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 91 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
feit 4:
hij op of omstreeks 16 mei 2011 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een revolver (merk Smith & Wesson, type 37 .38, kaliber .38 special), en/of munitie van categorie III, te weten vier patronen kaliber .38 special, voorhanden heeft gehad.
feit 5:
hij in of omstreeks de periode van 16 mei 2011 tot en met 17 mei 2011 te IJmuiden, gemeente Velsen, (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een handwapen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel, voorhanden heeft gehad.
feit 6:
hij op of omstreeks 19 mei 2011 te Haarlem, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en gevorderd dat:
- verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een (1) jaar en acht (8) maanden gevangenisstraf met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven personenauto wordt verbeurd verklaard;
- de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoon, XTC-pillen, zak en plastic tas worden onttrokken aan het verkeer en
- het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geld wordt onttrokken aan het verkeer.
4. Bewijs
4.1 Redengevende feiten en omstandigheden1
Ten aanzien van de feiten 2 tot en met 6:
Op 16 mei 2011 zien verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verdachte een auto besturen waarvan het rechter dimlicht kapot is. Verbalisanten rijden achter verdachte aan en als de auto in IJmuiden, gemeente Velsen, tot stilstand komt, vorderen zij het rijbewijs van verdachte. Verbalisanten ruiken tijdens hun gesprek met verdachte dat in de auto een joint is gerookt. Verdachte geeft desgevraagd aan dat zijn passagier [medeverdachte] zojuist een joint in de auto heeft gerookt. [medeverdachte] overhandigt verbalisanten vervolgens een zakje hennep.
Verbalisant [verbalisant 1] deelt hierop mede dat hij op grond van de Opiumwet de auto van verdachte zal doorzoeken. Bij de doorzoeking van de auto trof verbalisant [verbalisant 1] in het dashboardkastje een zwart lederen schoudertasje aan waarin een revolver van het merk Smith & Wesson (type 37 .38 kaliber .38 special) zat. Voornoemd wapen was geladen met bijbehorende munitie.2 Voorts werd in het schoudertasje 9.4 gram cocaïne aangetroffen.3 Verdachte is vervolgens aangehouden.4
Na de aanhouding van verdachte is op 17 mei 2011 te IJmuiden de woning waar verdachte woont, doorzocht. In de box behorende bij deze woning werden daarbij een tas met daarin 91 pillen, bevattende MDMA,5 en een stroomstootwapen6 aangetroffen.7
Op 19 mei 2011 werden bij de visitatie van verdachte voor insluiting in het Huis van Bewaring te Haarlem twaalf pakjes aangetroffen, waarin zich in totaal 4.8 gram cocaïne bevond.8
Verdachte heeft verklaard dat de in zijn auto aangetroffen revolver en munitie, de in de box behorende bij zijn woning aangetroffen pillen en het stroomstootwapen en de in het Huis van Bewaring onder hem aangetroffen cocaïne, zijn eigendom zijn. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij wist dat er cocaïne in zijn auto lag.9
Gelet op vorenstaande redengevende feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot bewezenverklaring van de onder feit 2 tot en met feit 6 ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het onder feit 2 en feit 4 ten laste gelegde medeplegen nu daarvan niet is gebleken. Verdachte zal in zoverre worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1:
Bij zijn aanhouding op 16 mei 2011 zijn onder verdachte twee mobiele telefoons aangetroffen.10 Deze mobiele telefoons zijn nader onderzocht. Bij dit onderzoek zijn in een van deze telefoons ongeveer vijfhonderdvijftig sms-berichten aangetroffen, waaronder sms-berichten met - kort weergegeven - de volgende inhoud:
'Deze is goed, wij vonden het de laatste tijd slecht. Ik zou deze houden als ik jou was';
'Ze vinden hem goed ouwe. Ze gaan je zeker vaker bellen zeggen ze';
'Als je bij hun altijd snel levert blijven ze bij je';
'Kom je nog, heb geld' en
'Bedankt maat voor zo laat nog, volgende keer dat ik je bel reken ik 30 voor 1'.
De inhoud van deze sms-berichten deed bij verbalisanten het vermoeden ontstaan dat verdachte zich zou bezighouden met de handel in verdovende middelen.11
Verbalisanten hebben vervolgens enkele afzenders van de sms-berichten achterhaald en gehoord. [afnemer 1] heeft verklaard dat hij wel eens een halve gram cocaïne van verdachte heeft gekocht.12 Ook [afnemer 2], wiens telefoonnummer in de telefoon van verdachte is opgeslagen onder de naam 'Potje', heeft verklaard wel eens cocaïne van verdachte gekocht te hebben.13 [afnemer 3] ('Sjonny') heeft verklaard gedurende drie maanden cocaïne gekocht te hebben van een Turk die [voornaam verdachte] zou heten.14 Ten slotte heeft [medeverdachte] verklaard dat hij sinds de zomer van 2010 cocaïne bij verdachte kocht.15 In de berging van de woning van verdachte is een plastic boodschappentas aangetroffen met daarin - onder meer - een aantal kladblokvelletjes met aantekeningen, waaronder de namen Robin, Sjonny en Potje met daarachter een getal, verschillende berekeningen en 'gem. winst'.16
Op grond van vorenstaande verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien met de in de telefoon van verdachte aangetroffen sms-berichten, de aangetroffen kladblokvelletjes met aantekeningen en de grote hoeveelheid cocaïne die onder verdachte is aangetroffen, acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 15 mei 2011 in de (omgeving van) IJmuiden in cocaïne heeft gehandeld. De verklaring van verdachte, dat de cocaïne niet van hem was en dat zijn telefoon voor het merendeel door anderen werd gebruikt, acht de rechtbank niet aannemelijk daar deze volstrekt niet strookt met hetgeen uit de overige stukken van het strafdossier blijkt. De rechtbank komt aldus tot bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde feit.
4.2 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
feit 1:
hij in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 15 mei 2011 te IJmuiden, gemeente Velsen, althans in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
feit 2:
hij op 16 mei 2011 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 9,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
feit 3:
hij in de periode van 16 mei 2011 tot en met 17 mei 2011 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 91 pillen van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
feit 4:
hij op 16 mei 2011 te IJmuiden, gemeente Velsen, een wapen van categorie III, te weten een revolver (merk Smith & Wesson, type 37 .38, kaliber .38 special) en munitie van categorie III, te weten vier patronen kaliber .38 special, voorhanden heeft gehad.
feit 5:
hij in de periode van 16 mei 2011 tot en met 17 mei 2011 te IJmuiden, gemeente Velsen, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een handwapen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel, voorhanden heeft gehad.
feit 6:
hij op 19 mei 2011 te Haarlem, opzettelijk aanwezig heeft gehad 4,8 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 4:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
feit 5:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
feit 6:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sancties en maatregel
De hoofdstraf
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het door GGZ Palier Haarlem uitgebrachte rapport van 8 augustus 2011 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte zich gedurende ongeveer een jaar heeft schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en ook een hoeveelheid cocaïne en een grote hoeveelheid zogenoemde XTC-pillen (MDMA) in zijn bezit heeft gehad. Cocaïne en MDMA zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen.
De verspreiding van en handel in cocaïne gaat bovendien gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Verdachte heeft door deze stof te verhandelen een actieve bijdrage geleverd aan het ontstaan van dit soort overlast.
Verdachte heeft voorts een vuurwapen en een stroomstootwapen voorhanden gehad, waarbij hij het geladen vuurwapen in zijn auto bewaarde. Illegaal wapenbezit, en zeker op deze wijze, brengt een onaanvaardbaar risico met zich mee voor de veiligheid van personen en de maatschappij in het algemeen. Bovendien is de potentiële schade zeer groot als dergelijke wapens in handen vallen van kwaadwillenden. Het gaat dan ook om een ernstig feit waarop forse straffen staan.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank ten voordele van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor overtreding van de Opiumwet of de Wet wapens en munitie.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf met betrekking tot het onder feit 1 ten laste gelegde feit, anders dan de officier van justitie, rekening gehouden met de door het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) opgestelde oriëntatiepunten inzake de handel in cocaïne.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal daarbij echter - anders dan de officier van justitie heeft geëist - bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens GGZ Palier Haarlem, ook als dit inhoudt dat verdachte zich bij die instelling moet melden. Een bijzondere voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Verbeurd verklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven auto, te weten:
(1) 1 STK Personenauto, [kenteken], merk Mazda,
dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de onder feit 1, feit 2 en feit 4 bewezenverklaarde feiten met behulp van die aan verdachte toebehorende personenauto zijn begaan of voorbereid.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geld, te weten:
(4) Geld, 1390 euro;
(8) Geld, 18,30 euro en
(16) Geld, 45 euro,
dient te worden verbeurd verklaard. Het merendeel van dit geld bestond voornamelijk uit kleine coupures en is in de auto van verdachte aangetroffen in een zakje waarin zich eveneens ruim negen gram cocaïne in bevond. Verdachte heeft zich, zoals hiervoor reeds overwogen, schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in verdovende middelen zoals cocaïne gepaard gaat met (grote bedragen aan) contant geld.
De - controleerbare - financiële situatie van verdachte kan het aangetroffen geld naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze verklaren. Verdachte heeft verklaard dat hij het onder hem aangetroffen geld in het casino gewonnen heeft. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte, bezien de stukken van het strafdossier, volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank gaat er gelet op het vorenstaande dan ook vanuit dat het bij verdachte aangetroffen geld zogenaamd handgeld is geweest. Uit het onderzoek op de terechtzitting is aldus gebleken dat het onder feit 1 bewezenverklaarde feit met behulp van dit geld, dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen XTC-pillen, te weten:
(13) 91 STK XTC, kleur wit, verpakt in plastic zakje,
dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit 3 met betrekking tot die pillen is begaan. Het ongecontroleerde bezit van XTC is in strijd met de wet.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
(12) 1 STK Gsm-toestel, Nokia;
(14) 1 STK Zak en
(15) 1 STK Tas,
dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen behoren verdachte toe. Deze voorwerpen zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen is derhalve in strijd met het algemeen belang.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57 van het Wetboek van Strafrecht.
2 en 10 van de Opiumwet.
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
TWINTIG (20) MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
ACHT (8) MAANDEN, niet zal worden ten uitvoer gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee (2) jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens GGZ Palier Haarlem, zolang deze instelling dat nodig oordeelt, ook als dat inhoudt dat verdachte zich bij die instelling moet melden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
(1) 1 STK Personenauto, [kenteken], merk Mazda;
(4) Geld, 1390 euro;
(8) Geld, 18,30 euro en
(16) Geld, 45 euro.
Onttrekt aan het verkeer:
(13) 91 STK XTC, kleur wit, verpakt in plastic zakje;
(12) 1 STK Gsm-toestel, Nokia;
(14) 1 STK Zak en
(15) 1 STK Tas.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.N.A. Jolink, voorzitter,
mr. M.J. Kronenberg en mr. I.H. Lips, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.S. Kikkert,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 september 2011.
Mr. J.N.A. Jolink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 mei 2011, p.125-onder.
3 Het proces-verbaal verdovende middelen, d.d. 16 mei 2011, p. 135-136 en het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 4 juli 2011, p.141 e.v.
4 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 mei 2011, p.102-midden/onder, 103-104.
5 Het proces-verbaal verdovende middelen, d.d. 17 mei 2011, p.137-138 en het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 4 juli 2011, p.141 e.v..
6 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 mei 2011, p.131-132.
7 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 17 mei 2011, p.106 onder-107-boven.
8 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 mei 2011, p.110-111, het proces-verbaal verdovende middelen, d.d. 17 mei 2011, p.139-140 en het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 4 juli 2011, p.141 e.v..
9 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 17 mei 2011, p.173-midden, het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 18 mei 2011, p.178-onder, 179-onder en 181-boven en het proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 18 mei 2011, p.186-midden/onder en 187-boven.
10 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 mei 2011, p.104-onder.
11 Het proces-verbaal van relaas, d.d. 27 juli 2011, p.44-onder, 45 en 46-boven, het proces-verbaal uitlezen Nokia C1-01, d.d. 17 mei 2011, p.222 tot en met 225, de uitdraai inkomende en uitgaande sms berichten, p.230 tot en met 256, en de Device Report, p. 257 tot en met 332.
12 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 juli 2011, p.153-boven.
13 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 juli 2011, p.157-boven.
14 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 juli 2011, p.159-boven.
15 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte], d.d. 17 mei 2011, p.166-onder.
16 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 20 juli 2011, p.112, met bijlagen, p. 115 tot en met 122.