ECLI:NL:RBHAA:2011:BS8747

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
2 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/993018-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fiscale fraude met onjuiste belastingaangiften door vennootschappen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 2 augustus 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van fiscale fraude. De verdachte, geboren in 1957, was directeur van [X Holding B.V.] en [X B.V.], en werd beschuldigd van het opzettelijk doen van onjuiste aangiften voor de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en omzetbelasting over de jaren 2002 tot en met 2006. De tenlastelegging omvatte drie feiten, waarbij de verdachte werd verweten dat hij samen met anderen opzettelijk onjuiste aangiften indiende, wat resulteerde in te weinig belastingheffing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de feiten, een geldboete van € 375.000, een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte onder feit 1 schuldig was aan het opzettelijk doen van onjuiste aangiften voor de inkomstenbelasting. Echter, de rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan de feiten 2 en 3, die betrekking hadden op de onjuiste aangiften voor de vennootschapsbelasting en omzetbelasting.

De rechtbank overwoog dat de verdachte als directeur verantwoordelijk was voor de administratie van de vennootschappen en dat hij feitelijke leiding had gegeven aan de onjuiste aangiften. De rechtbank legde de verdachte een geldboete op van € 200.000 en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het onder feit 1 ten laste gelegde, maar achtte de feiten 2 en 3 bewezen, waarbij de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften had gedaan, wat leidde tot een aanzienlijk fiscaal nadeel voor de belastingdienst.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/993018-08
Uitspraakdatum: 2 augustus 2011
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 juli 2011 in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na een toegelaten wijziging, ten laste gelegd dat:
feit 1.
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2003 tot en met 30 april 2006 te Zaandam en/of Wormer en/of Apeldoorn en/of Heerlen en/of Amstelveen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk drie, althans een of meer, bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, door op de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Zaandam dan wel Apeldoorn dan wel Heerlen dan wel Hoofddorp ingeleverde aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting over:
-het jaar 2002 (document 38) achter vraag 17b "Reguliere voordelen uit het aanmerkelijk belang van u of uw fiscale partner" niets te vermelden of te laten vermelden, terwijl dit in werkelijkheid euro 392.612, in ieder geval een aan te geven bedrag, diende te zijn en/of
-het jaar 2003 (document 39) achter vraag 17b "Reguliere voordelen uit het aanmerkelijk belang van u of uw fiscale partner" niets te vermelden of te laten vermelden, terwijl dit in werkelijkheid euro 379.084, in ieder geval een aan te geven bedrag, diende te zijn en/of
-het jaar 2004 (document 40) niet te vermelden of te laten vermelden dat hij euro 220.205, in ieder geval een aan te geven bedrag, voordeel uit aanmerkelijk belang had genoten,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
feit 2.
[X Holding B.V.] (vanaf 31 augustus 2005 [Y Holding B.V.] geheten) en/of [X B.V.] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2002 tot en met 31 januari 2005 te Zaandam en/of Wormer en/of Apeldoorn en/of Heerlen en/of Amstelveen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging (met een ander), althans alleen (als deel uitmakende van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting), opzettelijk 11, althans een of meer, bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting (ten name van de fiscale eenheid omzetbelasting [F.E. X Holding B.V. c.s.] en/of [Fiscale Eenheid Y Holding B.V, Z B.V., C.S.]), onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, althans doen of laten plegen, door op de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Zaandam dan wel Apeldoorn dan wel Heerlen dan wel Hoofddorp ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over:
-de maand juni 2002 (document 35 5/11) als totaal te betalen omzetbelasting euro 18.680 op te geven of te laten opgeven, terwijl dit in werkelijkheid euro 39.088,46, in ieder geval een hoger te betalen bedrag, diende te zijn en/of
-de maand januari 2003 (document 36 1/12) als totaal te betalen omzetbelasting euro 7.272 op te geven of te laten opgeven, terwijl dit in werkelijkheid euro 49.895,13, in ieder geval een hoger te betalen bedrag, diende te zijn en/of
-over de maand december 2004 (document 37 12/12) als totaal terug te vragen omzetbelasting euro 6.039 op te geven of te laten opgeven, terwijl dit in werkelijkheid een te betalen bedrag van euro 35.761, in ieder geval een te betalen bedrag, diende te zijn en/of
- acht, althans een of meer, maandtijdvakken in de eerdergenoemde periode(telkens) een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting of een te hoog bedrag aan terug te vragen omzetbelasting op te geven of te laten opgeven (documenten 35 2/11, 35 10/11, 35 11/11, 36 5/12, 36 8/12, 36 11/12, 37 7/12 en 37 10/12),
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 3.
[X Holding B.V.] (vanaf 31 augustus 2005 [Y Holding B.V.] geheten) en/of [X B.V.] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2003 tot en met 31 mei 2006 te Zaandam en/of Wormer en/of Apeldoorn en/of Heerlen en/of Amstelveen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging (met een ander), althans alleen (als deel uitmakende van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting), opzettelijk drie, althans een of meer, bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting (ten name van de fiscale eenheid vennootschapsbelasting [X Holding B.V.] en/of [Y Holding B.V.]), onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, althans doen of laten plegen, door op de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Zaandam dan wel Apeldoorn dan wel Heerlen dan wel Hoofddorp ingeleverde aangiftebiljet(ten) vennootschapsbelasting over:
-kalenderjaar 2002 (document 41) achter vraag 12a "belastbare winst" euro 168.907 te vermelden of te laten vermelden, terwijl dit in werkelijkheid euro 416.351, in ieder geval een hoger bedrag, diende te zijn en/of
-kalenderjaar 2003 (document 42) achter vraag 12a "belastbare winst" euro 87.760 te vermelden of te laten vermelden, terwijl dit in werkelijkheid euro 279.862, in ieder geval een hoger bedrag, diende te zijn en/of
-kalenderjaar 2004 (document 43) op pagina 4 als belastbare winst euro 82.674 te vermelden of te laten vermelden, terwijl dit in werkelijkheid euro 183.674, in ieder geval een hoger bedrag, diende te zijn, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Volgens de verdediging heeft de officier van justitie elementaire beginselen van een behoorlijk strafproces geschonden en moet het openbaar ministerie daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging. Die gestelde schendingen zijn - kort en zakelijk samengevat - gelegen in de volgende omstandigheden. Het opsporingsonderzoek heeft op onzorgvuldige wijze plaatsgehad waarbij onder meer het primaire materiaal (inclusief informatie van een aangeleverde zip-drive) niet adequaat is onderzocht en is afgegaan op de rancuneuze ex-partner van verdachte. Daarnaast werd de belangrijke getuige [getuige] niet gehoord. Voorts impliceert het dagvaarden van verdachte, terwijl reeds feiten zijn vastgelegd tussen de fiscus en verdachte, dat het openbaar ministerie het standpunt van de fiscus over mogelijke onregelmatigheden naast zich neerlegt. Tevens zijn niet diegenen vervolgd die verantwoordelijk zijn voor de ten laste gelegde belastingaangiftes. Ten slotte is sprake van schending van het ne bis in idem beginsel, nu over 2001 al een vergrijpboete is opgelegd.
De rechtbank overweegt daaromtrent het navolgende.
Het strafrechtelijk onderzoek heeft mede tot doel gehad kopiefacturen die zich op het huisadres van verdachte bevonden en die op naam van door verdachte geleide bedrijven stonden, te vergelijken met door die bedrijven aan afnemers uitgereikte originele facturen in de administratie van die afnemers. Het door de verdediging gewenste nadere onderzoek naar een externe gegevensdrager waarop evenbedoelde kopiefacturen in digitale vorm zouden voorkomen (de zogenaamde 'zip drive'), is dan niet van belang voor enig te nemen beslissing in deze strafzaak. De heer [getuige] is op 24 augustus 2010, in aanwezigheid van (onder meer) de raadsman van verdachte, bij de rechter-commissaris gehoord als getuige. Dat [getuige] niet gehoord zou zijn als getuige is derhalve onjuist. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het onderzoek van voldoende zorgvuldigheid getuigt. Dat de aanleiding voor dat onderzoek een tip van de rancuneuze ex-partner van verdachte is of zou zijn, verandert daaraan niets.
De omstandigheid dat verdachte en door hem geleide bedrijven ter zake van de inkomsten- en vennootschapsbelasting over de jaren in geding met de inspecteur van de belastingdienst vaststellingsovereenkomsten hebben gesloten, staat naar het oordeel van de rechtbank niet aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de weg. Deze overeenkomsten hebben slechts betrekking op de hoogte van de belastingschuld voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting en zeggen op zichzelf niets over het al dan niet opzettelijk doen van een onjuiste en/of een onvolledige belastingaangifte, zoals aan verdachte ten laste is gelegd.
Dat andere personen die betrokken zijn geweest bij de door verdachte geleide bedrijven niet strafrechtelijk zijn vervolgd, leidt evenmin tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, daargelaten dat op geen enkele manier aannemelijk is geworden dat sprake is van gelijke of vergelijkbare gevallen die buiten beeld van justitie zijn gebleven.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat een bestuurlijke boete, opgelegd aan een door verdachte geleid bedrijf ter zake van door dat bedrijf verschuldigde omzetbelasting over 2001, niet in de weg staat aan strafvervolging wegens het doen van onjuiste aangifte voor de omzetbelasting over een later jaar. Dat geldt ook indien sprake is van materieel vergelijkbaar gewraakt gedrag een later jaar, zoals in het voorliggende geval ten laste is gelegd. Strafsancties in verband met fiscale delicten staan immers in een evenredig verband met het daarmee gemoeide financiële belang en dat verband zou worden losgelaten indien repeterend strafbaar gedrag dat eenmaal beboet is geweest, in latere jaren niet meer bestreden zou kunnen worden.
De rechtbank komt tot de slotsom dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten;
- een geldboete van € 375.000;
- oplegging van een werkstraf voor de duur van 240 uren;
- oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte onder feit 1. ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast komen te staan dat de bankrekening met nummer [nummer] (hierna: de [rekening]) niet een zakelijke bankrekening betreft van [X Holding B.V.], dan wel van een van haar dochterondernemingen (hierna ook: [X.]). Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de [rekening] louter voor zakelijke doeleinden werd gebruikt en het tegendeel is niet voldoende gebleken. Dat deze rekening op naam van verdachte staat en niet op naam van de rechtspersoon doet hier niet aan af en staat ook niet in de weg aan het zakelijke gebruik en het zakelijke karakter ervan. Naar het oordeel van de rechtbank is aldus niet bewezen dat de geldbedragen die zijn opgekomen in de bedrijfsuitoefening en op de [rekening] zijn gestort op het moment van storting het vermogen van [X.] hebben verlaten en is aldus evenmin bewezen dat betalingen door afnemers op de [rekening] een voordeel uit aanmerkelijk belang constitueren.
In de jaren 2002 tot en met 2004 zijn bedragen van de [rekening] overgemaakt naar andere rekeningen die evenmin op naam van een door verdachte beheerde vennootschap stonden. Naar het oordeel van de rechtbank is de stelling van de officier van justitie dat laatstbedoelde rekeningen tot het privé vermogen van verdachte behoren (met uitzondering evenwel van Postbank rekening nummer [nummer]), gelet op hetgeen daarover ter terechtzitting door de verdediging is aangevoerd, aan twijfel onderhevig. Ook van die bedragen kan daarom niet worden gezegd dat bewezen kan worden dat zij het vermogen van [X.] hebben verlaten.
Van de [rekening] zijn in 2004 bedragen overgemaakt naar Postbank rekening nummer [nummer]. Deze rekening staat op naam van verdachte en uit de bankafschriften (D-013) volgt dat dit een privérekening is. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat deze bedragen zakelijke leningen betroffen, verband hielden met zakelijke activiteiten van [X.] en dat deze bedragen later zijn teruggestort. Ook van deze bedragen is mitsdien niet buiten twijfel dat zij het vermogen van [X.] blijvend hebben verlaten; derhalve is niet voldoende overtuigend bewezen dat de bedragen die van de [rekening] naar evengenoemde de Postbankrekening zijn overgemaakt, een voordeel uit aanmerkelijk belang vormen.
Verdachte heeft de betalingen door afnemers van [X.] op de [rekening] niet in zijn aangiften voor de inkomstenbelasting vermeld. In afwijking van de ingediende aangiften zijn deze betalingen als belastbare voordelen uit aanmerkelijk belang verwerkt in de aan verdachte opgelegde aanslagen inkomstenbelasting 2002 tot en met 2004. Later hebben verdachte en de Inspecteur van de Belastingdienst Zaandam bij overeenkomst vastgelegd dat deze correcties op het aangegeven inkomen zullen komen te vervallen. Deze overeenkomst biedt steun aan de opvatting van de rechtbank dat niet buiten twijfel bewezen kan worden dat verdachte over de jaren 2002 tot en met 2004 inkomsten uit aanmerkelijk belang heeft genoten.
Gelet op het vorenoverwogene dient verdachte van het onder feit 1. ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen en overweegt daartoe het volgende.
Algemeen
In de jaren 2002 tot en met 2004 hield verdachte alle aandelen in [X Holding B.V.] (in 2005 is de naam van deze vennootschap gewijzigd in [Y Holding B.V.]). [X Holding B.V.] had in die jaren twee 100%-dochtermaatschappijen te weten [X B.V.] en [X2 B.V.] (vanaf 2005 genaamd: [Z B.V.]). Deze drie vennootschappen waren in de jaren 2002 tot en met 2004 verenigd in een fiscale eenheid voor de omzetbelasting ([F.E. X Holding B.V. c.s.][2]) en in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting ([X Holding B.V.][3]).Deze vennootschappen exploiteerden een milieuadviesbureau dat tot 1993 in de vorm van een eenmanszaak werd gedreven. Voor alle genoemde vennootschappen beklede verdachte de functie van directeur. Verdachte was zelfstandig en als enige bevoegd om deze vennootschappen te vertegenwoordigen.[4]
Het strafdossier bevat een 21-tal kopiefacturen die zijn aangetroffen op het woonadres van verdachte. Deze facturen zijn afgedrukt op briefpapier van [X.] en vermelden onder meer een omschrijving van de geleverde prestatie, een factuurbedrag, een BTW-nummer, een bedrag aan omzetbelasting, en het verzoek om het verschuldigde bedrag binnen een bepaalde termijn over te maken op bankrekening [nummer] t.n.v. [X.]. Al deze kopiefacturen zijn voorzien van de gestempelde tekst 'pro forma'.[5]
Het strafdossier bevat eveneens een 21-tal door [X.] aan de afnemers uitgereikte facturen. Deze facturen zijn gelijkluidend aan voornoemde facturen met uitzondering van de gestempelde tekst "pro forma". Deze gestempelde tekst ontbreekt op de aan de afnemers uitgereikte facturen.[6]
[X.] verrichtte haar werkzaamheden op basis van no cure no pay. Het strafdossier bevat brieven van [X.] aan een aantal van haar afnemers waarin staat dat [X.] tevreden is met het behaalde positieve resultaat, [X.] aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en [X.] betaling verzoekt van het verschuldigde bedrag[7]. Naar aanleiding van deze brieven zijn eerdergenoemde 21 facturen aan de afnemers verzonden.
Voormeld bankrekeningnummer [nummer] staat op naam van verdachte.[8] Op deze bankrekening zijn de bedragen van voornoemde facturen binnengekomen.[9]
Tijdens belastingcontroles is vastgesteld dat de facturen niet zijn opgenomen in de boekhouding van [X.]. Voorts is vastgesteld dat de [rekening] in de financiële administratie is vermeld in grootboekrekening 1122. Voor 2002 staat zowel het begin- als het eindsaldo op nihil en er zijn op deze grootboekrekening geen mutaties verwerkt. De ontvangsten op de in 2002 uitgereikte facturen zijn niet geboekt.[10] De betalingen op de facturen uit in de jaren 2003 en 2004 zijn evenmin in de financiële administratie van [X.] verantwoord. De facturen zijn niet verwerkt in de grootboekrekening 800 (verkopen) en 1515 (af te dragen BTW).[11] In de financiële administratie van [X.] over de jaren 2003 en 2004 was het begin- en eindsaldo van grootboekrekening 1122 (de [rekening]) nihil en zijn er geen mutaties verwerkt.[12]
Bijschrijvingen op de [rekening] waren in een achttal gevallen[13] afkomstig van de Stichting Beheer Derdengelden van de heer [naam getuige], huisadvocaat van verdachte, aldus zijn bedragen ontvangen op respectievelijk 10 april 2002, 12 april 2002, 20 december 2002 en 17 april 2003. [getuige], de huisadvocaat van verdachte en van de door verdachte beheerde vennootschappen, heeft hierover verklaard dat verdachte op basis van "no cure no pay" afspraken met klanten maakte om vervuilde bedrijfsterreinen te saneren. Verdachte moest zorgen voor beschikkingen van overheidsinstanties op grond waarvan deze vervuilde terreinen tot ontwikkeling konden worden gebracht. Naar aanleiding van een aantal debacles met debiteuren kwam verdachte op het idee om zijn cliënten voorafgaand 50% van de opdrachtsom te laten betalen. Deze waarborgsommen werden op een derdenrekening van zijn kantoor gestort en hij maakte deze waarborgsommen naar [X B.V.] over op het moment dat een project was afgerond. Dit was, aldus de getuige, op het moment dat de beschikking voldeed aan de voorwaarden en [X B.V.] de cure had geleverd. [14]
Met betrekking tot de omzetbelasting, feit 2
De omzetbelasting op de pro-forma facturen is niet verantwoord in de door [F.E. X Holding B.V. c.s.] ingediende aangiften omzetbelasting en is evenmin voldaan.15 Deze aangiften zijn in veruit de meeste gevallen door verdachte ondertekend, en in een aantal gevallen door een ander, al dan niet in opdracht van verdachte.[16]
Als gevolg van het niet op aangifte voldoen van de op pro-forma facturen in rekening gebrachte omzetbelasting heeft de belastingdienst een fiscaal nadeel geleden van € 200.528,31.17 Ter zake zijn aan [F.E. X Holding B.V. c.s.] naheffingsaanslagen opgelegd.[18] Verdachte wist dat de omzetbelasting die in rekening wordt gebracht in datzelfde tijdvak op aangifte behoort te worden voldaan. Aangiften die aan hem ter ondertekening werden voorgelegd heeft hij zonder enige controle ondertekend.[19]
Met betrekking tot de vennootschapsbelasting, feit 3
De betalingen die in de jaren 2002 tot en met 2004 op pro-forma facturen op de [rekening] zijn binnengekomen, zijn niet in de door [X B.V.] ingediende aangiften vennootschapsbelasting vermeld.[20] Het strafdossier bevat aangiften vennootschapsbelasting over de jaren 2002 en 2003[21] van [X B.V.] die door verdachte zijn ondertekend, alsmede de gegevens van de elektronische vennootschapsbelasting 2004 van [X B.V.] die door de toenmalig belastingconsulent van verdachte aan de belastingdienst is toegezonden.[22] Blijkens de aangiften vennootschapsbelasting is over de jaren 2002/2004 een netto-omzet gerealiseerd van € 5.574.259. Het bedrag van de pro-forma facturen gezamenlijk bedraagt (excl. BTW) € 1.070.510.
Het nadeel dat de belastingdienst heeft geleden door het niet verantwoorden van de opbrengsten van de pro-forma facturen voor de toepassing van de vennootschapsbelasting heeft zijn weerslag gevonden in een vaststellingsovereenkomst tussen enerzijds [Y Holding B.V.] en anderzijds de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Noord/kantoor Zaandam, gedagtekend 16 december 2008.[23] Volgens deze overeenkomst en evenbedoelde aangiften vennootschapsbelasting luidt het aangegeven belastbaar bedrag en het bij compromis vastgestelde belastbaar bedrag over de jaren 2002 tot en met 2004 als volgt (bedragen in €):
Jaar 2002 2003 2004
Aangegeven belastbaar bedrag 168.907 87.760 82.674
Compromissoir vastgesteld belastbaar bedrag 400.450 298.902 183.674
4.3. Bewijsoverweging
[rekening]
Vast staat dat op de [rekening] bedragen zijn binnengekomen uit zakelijke transacties uit de sfeer van de bedrijfsuitoefening van [X.]. Deze mutaties op de [rekening] dienen te worden verwerkt in de financiële administratie van [X.].
Opzettelijk doen van onjuiste aangifte
Ingevolge de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn administratieplichtigen gehouden om van alles betreffende hun bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren dat daaruit de voor de belastingdienst van belang zijnde gegevens duidelijk blijken. In de jaren 2002 tot en met 2004 zijn geen mutaties op de [rekening] verwerkt in de financiële administratie van [X.]. [X.] is administratieplichtig in evenbedoelde zin en heeft zich ten aanzien van de [rekening] en de pro-forma facturen niet aan haar administratieplicht gehouden.
De omzetbelasting die op pro-forma facturen stond vermeld is niet op aangifte voldaan en betalingen op pro-forma facturen zijn niet als opbrengst in de financiële administratie van [X.] verantwoord. Als gevolg hiervan heeft [X.] onjuiste en onvolledige - want te lage - aangiften voor de omzetbelasting en voor de vennootschapsbelasting gedaan.
Uit de ingediende aangiften vennootschapsbelasting volgt dat [X.] in de jaren in geding een totale netto-omzet heeft gerealiseerd van € 5.574.259. Ten onrechte is de som van de pro-forma facturen, een bedrag van € 1.070.510, niet aangegeven. Het fiscale nadeel bedraagt € 203.397, dat is 19,2% van het wel aangegeven bedrag.
Voor de vennootschapsbelasting is over de jaren 2002 tot en met 2003 aangifte gedaan van belastbare bedragen van in totaal € 339.341 terwijl dit volgens het compromis € 883.026 had moeten zijn. Dat betekent dat slechts 38,4% van de belastbare bedragen in de aangifte is verantwoord.
Evengenoemde bedragen zijn zowel absoluut als relatief omvangrijk. Gelet op de omvang van deze bedragen kan het [X B.V.] niet zijn ontgaan dat deze bedragen buiten de financiële administratie zijn gebleven en niet in de aangiften stonden vermeld.
Belastingaangiften dienen duidelijk stellig en zonder voorbehoud te worden gedaan. Een belastingplichtige neemt door het doen van aangifte verantwoordelijkheid voor alle elementen in zijn belastingaangifte. [X B.V.] heeft de hulp van een derde ingeroepen bij het doen van aangifte en de door deze derde voorbereide aangiften zijn, aldus verdachte, zonder enige controle op de juistheid door verdachte ondertekend.
In een geval als het onderhavige, waarin over een reeks van jaren mutaties op de [rekening] niet in de administratie zijn verwerkt en aldus een substantiële geldstroom buiten de boeken is gebleven die is opgekomen in de bedrijfsuitoefening van [X B.V.] en [X B.V.] niet kan zijn ontgaan waar waakzaamheid en controle geboden waren, maar iedere controle niettemin geheel achterwege is gebleven, kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat [X.] minstgenomen welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat te weinig belasting werd geheven en deze klaarblijkelijk op de koop toe heeft genomen.
Pleitbaar standpunt ten aanzien van feit 3
De verdediging stelt dat de bedragen die op de pro-forma facturen zijn ontvangen dienen te worden beschouwd als waarborgsommen en dat zij pas tot de winst behoren als met betrekking tot een opdracht door een overheidsinstantie een beschikking is gegeven en aan de voorwaarden die in deze beschikking staan genoemd is voldaan. Tot het intreden van die voorwaarden in die beschikkingen bestaat, aldus de verdediging, de mogelijkheid dat het ontvangen bedrag aan de klant moet worden terugbetaald, aangezien er werd gewerkt op basis van 'no cure no pay.' Volgens de verdediging is in de jaren 2002 tot en met 2004 niet aan de voorwaarden genoemd in de beschikkingen voldaan, zodat [X.] in dit tijdvak niet gehouden was om ter zake van ontvangsten op de [rekening] winsten te verantwoorden. Aldus beschouwd zou de belastingdienst door de handelwijze van [X.] geen nadeel hebben geleden want er is niet minder vennootschapsbelasting geheven dan er verschuldigd was, althans, volgens de verdediging mocht [X.] in redelijkheid menen dat dit het geval was.
Bij de beantwoording van de vraag of dit als een pleitbaar standpunt mag worden beschouwd zoals de verdediging stelt, neemt de rechtbank het volgende tot uitgangspunt.
Volgens zijn verklaring bij de rechter-commissaris maakte de huisadvocaat van [X.] gelden van zijn derdenrekening over naar de [rekening] zodra [X.] volledig aan zijn verplichtingen had voldaan ('de cure had geleverd'). Vast staat dat in de jaren 2002 tot en met 2004 ter zake van een zestal pro-forma facturen gelden op de [rekening] zijn ontvangen van de derdenrekening van de huisadvocaat. Aangenomen moet worden dat in ieder geval ter zake van die facturen winstneming gerechtvaardigd was en verdachte hier ook mee bekend was. Met betrekking tot de overige facturen verwijst de rechtbank naar eerdergenoemde brieven van [X.] aan haar afnemers, waarin [X.] refereert aan het positief door haar behaalde resultaat en de verschuldigdheid van de betaling. Uit deze brieven volgt dat winstneming aan de orde was. Het voorgaande vindt steun in de vaststellingsovereenkomst die [Y Holding B.V.] en de Inspecteur van de Belastingdienst hebben gesloten waarin overeenstemming wordt bereikt over zowel absoluut als relatief omvangrijke navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2002 tot en met 2004.
Gelet op het voorgaande valt redelijkerwijs niet vol te houden dat [X.] mocht menen dat winst op evenbedoelde ontvangsten in de jaren 2002 tot en met 2004 nog niet behoefde te worden verantwoord. De rechtbank komt tot de slotsom dat het standpunt van de verdediging geen steun vindt in de feiten en is van oordeel dat van een pleitbaar standpunt geen sprake is.
Feitelijk leiding geven
[X.] werd aanvankelijk gedreven in de vorm van een eenmanszaak, is in 1993 geïncorporeerd in een besloten vennootschap en in 2001 is een holdingstructuur gecreëerd. Gedurende al die tijd was verdachte de drijvende kracht. Ten tijde in geding werd de directie over [X Holding B.V.] gevoerd door verdachte. Uit hoofde van zijn directeurschap was verdachte bevoegd en redelijkerwijs gehouden om het personeel van de vennootschap aanwijzingen en instructies te geven opdat de administratie van de vennootschap juist en volledig werd gevoerd. Voorts bracht zijn functie van directeur met zich mee dat verdachte bevoegd en gehouden was om de volledige administratie van de vennootschap aan zijn boekhouder of accountant ter hand te stellen ten behoeve van het samenstellen van de jaarrekening.
De omstandigheid dat een aanzienlijke facturen- en waardenstroom buiten de financiële administratie is gebleven, noopt tot de gevolgtrekking dat verdachte geen controle heeft uitgeoefend op de volledigheid van de door de vennootschap gevoerde administratie en evenmin erop heeft toegezien dat de volledige administratie aan de boekhouder werd verstrekt. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de door derden verzorgde belastingaangiften 'blind tekende.' Hij heeft zich derhalve minstgenomen in het geheel niet bekommerd over mogelijke onjuistheden in de aangiften en over de mogelijkheid dat niet alle omzet in de administratie werd geboekt. Dat klemt te meer in een geval als het onderhavige waarbij het niet in de administratie verantwoorde gedeelte van de omzet zowel absoluut als relatief omvangrijk is te noemen. Hiervoor is overwogen dat de rechtbank het standpunt dat de vennootschap niet gehouden was om in de jaren in geding winst te verantwoorden op ontvangsten op de [rekening], niet pleitbaar acht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte minstgenomen welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de vennootschap onjuiste en onvolledige aangiften voor de omzet- en vennootschapsbelasting zou doen waardoor te weinig belasting zou worden geheven. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank, gelet op het beschikkings- en aanvaardingscriterium, dan ook bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde.
4.4. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2, en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
feit 2.
[X Holding B.V.] (vanaf 31 augustus 2005 [Y Holding B.V.] geheten) en [X B.V.] op tijdstippen in de periode van 1 april 2002 tot en met 31 januari 2005 te Zaandam en Wormer en Heerlen, (als deel uitmakende van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting), opzettelijk 11, bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting (ten name van de fiscale eenheid omzetbelasting [F.E. X Holding B.V. c.s.] en [Fiscale Eenheid Y Holding B.V, Z B.V., C.S.]), onjuist en onvolledig hebben gedaan, door op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Zaandam dan wel Heerlen ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over:
-de maand juni 2002 (document 35 5/11) als totaal te betalen omzetbelasting euro 18.680 op te geven of te laten opgeven, terwijl dit in werkelijkheid euro 39.088,46, in ieder geval een hoger te betalen bedrag, diende te zijn en
-de maand januari 2003 (document 36 1/12) als totaal te betalen omzetbelasting euro 7.272 op te geven of te laten opgeven, terwijl dit in werkelijkheid euro 49.895,13, in ieder geval een hoger te betalen bedrag, diende te zijn en
-over de maand december 2004 (document 37 12/12) als totaal terug te vragen omzetbelasting euro 6.039 op te geven of te laten opgeven, terwijl dit in werkelijkheid een te betalen bedrag van euro 35.761, in ieder geval een te betalen bedrag, diende te zijn en
- acht maandtijdvakken in de eerdergenoemde periode telkens een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting op te geven of te laten opgeven (documenten 35 2/11, 35 10/11, 35 11/11, 36 5/12, 36 8/12, 36 11/12, 37 7/12 en 37 10/12),
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 3.
[X Holding B.V.] (vanaf 31 augustus 2005 [Y Holding B.V.] geheten) en [X B.V.] op tijdstippen in de periode van 1 november 2003 tot en met 31 mei 2006 te Zaandam en Wormer en Apeldoorn en Heerlen, in ieder geval in Nederland, (als deel uitmakende van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting), opzettelijk drie bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de vennootschapsbelasting (ten name van de fiscale eenheid vennootschapsbelasting [X Holding B.V.] en [Y Holding B.V.]), onjuist en onvolledig hebben gedaan, door op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Zaandam dan wel Apeldoorn dan wel Heerlen ingeleverde aangiftebiljetten vennootschapsbelasting over:
-kalenderjaar 2002 (document 41) achter vraag 12a "belastbare winst" euro 168.907 te vermelden of te laten vermelden, terwijl dit in werkelijkheid euro 400.450 diende te zijn en
-kalenderjaar 2003 (document 42) achter vraag 12a "belastbare winst" euro 87.760 te vermelden of te laten vermelden, terwijl dit in werkelijkheid euro 279.862, in ieder geval een hoger bedrag, diende te zijn en
-kalenderjaar 2004 (document 43) op pagina 4 als belastbare winst euro 82.674 te vermelden of te laten vermelden, terwijl dit in werkelijkheid euro 183.674 diende te zijn,
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
Feiten 2 en 3, telkens:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft in de periode 2002 tot en met 2004 een 21-tal facturen opgemaakt en verzonden naar klanten, waarop betalingen werden ontvangen. Deze facturen en betalingen werden niet opgenomen in de administratie van [X B.V.] Door deze handelwijze is door [X B.V.] omzet verzwegen waardoor genoemde rechtspersoon zich schuldig heeft gemaakt aan het doen van onjuiste aangiften omzet- en vennootschapsbelasting. Verdachte is als directeur ernstig tekort geschoten in zijn zorgplicht voor correcte belastingaangiftes, zoals de rechtbank in het kader van het opzet onder 4.3. heeft overwogen. In dat verband heeft verdachte vanuit zijn positie als bestuurder van [X B.V.] feitelijk leiding gegeven aan de strafbare feiten. De rechtbank rekent het verdachte dan ook aan dat hij verantwoordelijk was voor het ontstaan van een aanzienlijk bedrag aan fiscaal nadeel.
Bij het bepalen van de strafmodaliteit heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde, alsmede hetgeen de raadsman van verdachte ter terechtzitting over zijn persoonlijke situatie naar voren heeft gebracht. Tevens acht de rechtbank van belang dat het ontstane fiscale nadeel alsnog voldaan is aan de fiscus.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een geldboete van na te noemen hoogte dient te worden opgelegd, hetgeen gelet op de aard van de onderhavige zaak ook in de rede ligt. De rechtbank acht een boete van circa 50% van het fiscaal nadeel (bestaande uit de som van de te weinig geheven omzetbelasting [€ 203.397] en 35% van de niet verantwoorde belastbare bedragen voor de vennootschapsbelasting [35% * € 543.685 = € 190.290]), groot € 200.000, in dit geval passend en geboden.
Daarnaast acht de rechtbank uit hoofde van normstelling een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur geboden. De rechtbank zal bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 69
Wetboek van Strafrecht artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 51, 57
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1. is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 200.000 (zegge tweehonderdduizendeuro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door driehonderdvijfenzestig ( 365 ) dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES (6) MAANDEN, met bevel dat deze straf, groot zes (6) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Snitker, voorzitter,
mr. N.E. Kwak en mr. A. Eichperger, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Zeeman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 augustus 2011.
Voetnoten:
[1] De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
[2] Schriftelijke stukken, te weten aangiften omzetbelasting, aangiftetijdvakken februari 2002 tot en met december 2002 (D-35).
[3] Schriftelijk stuk, te weten aangifte vennootschapbelasting kalenderjaar 2002, d.d. 17 november 2003 (D-41).
[4] Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 juli 2011.
[5] Schriftelijke stukken, te weten facturen van [X.], vermeld onder bijlage nummers: D-14d; D-15c; D-16d; D-17d; D017h; D-18e; D-19c; D-20b; D-21e; D-22c; D-23d; D-24d; D-25e; D-26b; D-27d; D0-28d; D-29a; D-30e; D-31e; D-32d.
[6] Schriftelijke stukken, te weten facturen van [X.], vermeld onder de bijlage nummers: D-14f; D-15b; D-16e; D-17f, d-18e; D-19e; D-20c; D-21f; D-22c; D-23g; D-24e; D-25g; D 26-b; D- 27f; D-28e; D-29f; D -30f; D-31g; D-32g; D- 33f; D-34h.
[7] Schriftelijke stukken te weten brieven van [X.] aan klanten, vermeld onder de bijlage nummers D-14f, D-15b, D-18d, D-19b, D-21d, D-23c, D-24c, D-25d, D-31f, D-32e, D-33d, D-34f.
[8] Een schriftelijk stuk, te weten een fax van de Fortis Bank Nederland N.V. d.d. 23 augustus 2006 (D-004).
[9] Een schriftelijk stuk, te weten mutatieoverzicht van rekening [nummer] (D-005)
[10] Schriftelijke stukken, te weten ambtsedige verklaringen betreffende 2002 (AH-22), 2003 (AH-23) en 2004 (AH-24).
[11] Aldus verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 juli 2011.
[12] Schriftelijke stukken, te weten grootboekkaarten [X.] (D-49).
[13] Dit was het geval met betrekking tot de facturen behorend bij D-15, D-16, D-21, D-23, D-24, D-25.
[14] Verhoor van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris d.d. 24 augustus 2010.
[15] Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 juli 2011.
[16] Schriftelijke stukken, te weten aangiften omzetbelasting, aangiftetijdvakken februari 2002 tot en met december 2002 (D-35); aangiftetijdvakken januari 2003 tot en met december 2003 (D-36); en aangiftetijdvakken januari 2004 tot en met november 2004 (D-37).
[17] Een schriftelijk stuk, te weten een nadeelberekening van de Belastingdienst Holland-Noord/kantoor Zaandam d.d. 12 november 2008, bijlage 2 bij Aanvullend proces-verbaal d.d. 16 april 2009, .O-PV-02.
[18] Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 juli 2011.
[19] Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 juli 2011.
[20] Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 19 juli 2011.
[21] Schriftelijke stukken, te weten aangiften vennootschapbelasting kalenderjaren 2002 (D-41) en 2003
(D-42).
Schriftelijk stuk, te weten gegevens van de elektronische vennootschapsbelasting 2004 van [X B.V.] (D-43).
[22] Proces-verbaal inzake ontvangen belastingaangiften d.d. 7 april 2008 (AH-25) en een schriftelijk stuk, te weten gegevens van de elektronische vennootschapsbelasting 2004 van [X B.V.] (D-43).
[23] Schriftelijk stuk, te weten een Vaststellingsovereenkomst d.d. 16 december 2008, tussen [Y Holding B.V.] en de Inspecteur van Belastingdienst/Holland-Noord/kantoor Zaandam (los opgenomen).