ECLI:NL:RBHAA:2011:BS1582

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
24 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700433-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een ISD-maatregel na winkeldiefstal door stelselmatige dader

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 24 augustus 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 juni 2011 in Haarlem samen met een ander twee flessen port heeft gestolen uit de Albert Heijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal, waarbij hij samen met een mededader handelde. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, dat aangeeft dat hij een stelselmatige dader is. De verdachte had eerder al een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd gekregen, maar heeft zich niet gehouden aan de voorwaarden. De reclassering heeft geadviseerd om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, gezien de ernstige verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte. De rechtbank heeft dit advies overgenomen en de maatregel voor de duur van twee jaar opgelegd.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat er na zes maanden een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de ISD-maatregel moet plaatsvinden. Dit is gedaan om te waarborgen dat de verdachte in een geschikte setting wordt geplaatst, gezien zijn kwetsbare positie en de risico's van een reguliere ISD-afdeling. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd, met als doel de veiligheid van goederen en de resocialisatie van de verdachte te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700433-11
Uitspraakdatum: 24 augustus 2011 (bij vervroeging)
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 augustus 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Hoorn,
ingeschreven te [adres],
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum van de Penitentiaire Inrichting Amsterdam Over-Amstel.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd:
hij op of omstreeks 3 juni 2011 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) twee fles(sen) Port, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit (inclusief het medeplegen) en gevorderd dat aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna ook: ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen waarbij de rechtbank - nu verdachte een bekennende verdachte is als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
* het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 6 juni 2011, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte;
* het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangever] (namens Albert Heijn) d.d. 4 juni 2011 (dossierparagraaf 25);
* het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 5 juni 2011 (dossierparagraaf 27);
* het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] d.d. 3 juni 2011 (dossierparagraaf 30).
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 3 juni 2011 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee flessen port, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals daarvan uit het vanwege het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering uitgebrachte rapport van 29 juli 2011 is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstallen zijn ergelijke feiten, die naast materiële schade vooral ook overlast en hinder voor de gedupeerde bedrijven veroorzaken.
Het is voorts niet de eerste keer dat verdachte een strafbaar feit begaat. Verdachte heeft een omvangrijk strafblad en is aangemerkt als een zeer actieve veelpleger. Ten aanzien van de pogingen om verdachte van het plegen van strafbare feiten te weerhouden, blijkt uit de stukken dat verdachte tweemaal een reclasseringstoezicht is opgelegd waarvan één voortijdig negatief is beëindigd. Op 24 maart 2011 heeft de rechtbank verdachte een voorwaardelijke ISD-Maatregel opgelegd met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, hetgeen inhield dat hij diende mee te werken aan een behandeling voor zijn middelenverslaving (alcohol en drugs), zijn psychische gesteldheid en zijn persoonlijkheidsproblematiek. Nadat in februari 2011 bij verdachte is vastgesteld dat duidelijk sprake is van sterk gedragsgestoorde en licht verstandelijk gehandicapte problematiek (SGLVG) is op 27 mei 2011 de bijzondere voorwaarde aangepast in die zin dat verdachte diende mee te werken aan een zogenoemde intakeprocedure bij de instelling Wier (een centrum gericht op mensen met een SGLVG problematiek). Echter, aan de intake bij de instelling Wier heeft verdachte vervolgens niet meegewerkt.
Verdachte werd vóór het plegen van het onderhavige delict begeleid door het ACT+ team van onder andere Brijder Verslavingszorg. Dit betreft een intensieve multidisciplinaire outreachende ambulante behandelmethodiek gericht op zorgmijdende cliënten met comorbide psychische en verslavingsproblematiek. Het verplichte contact met de reclassering heeft niet kunnen voorkomen dat verdachte opnieuw met justitie in aanraking is gekomen, aldus de reclassering. De reclassering schat de kans op recidive hoog in, indien verdachte niet langdurig wordt opgenomen in een klinische setting waar hem adequate hulp en behandeling voor zijn psychische gesteldheid en middelenafhankelijkheid wordt geboden.
De kans van slagen van behandeling van verdachte wordt door het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering het grootst geacht in het kader van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Geadviseerd wordt dan ook om deze maatregel op te leggen. De reclassering acht het daarbij van belang om verdachte te plaatsen bij de instelling Wier of een vergelijkbare SGLVG-instelling. Mocht verdachte worden geplaatst op een reguliere ISD-afdeling, dan is de verwachting dat zijn psychiatrische problematiek snel zal verslechteren, dat hij onvoldoende vooruitgang kan boeken op het vlak van resocialisatie, maar in het bijzonder dat verdachte te jong en te kwetsbaar is om op een dergelijke afdeling zichzelf staande te kunnen houden, aldus de reclassering.
De rechtbank stelt vast dat verdachte een stelselmatige dader is in de zin van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en dat verdachte ook overigens voldoet aan de in dat artikel genoemde criteria voor oplegging van de ISD-maatregel. Verdachte is de afgelopen drie jaar voorafgaand aan het plegen van deze feiten zeven maal wegens een misdrijf tot een onherroepelijke vrijheidsbenemende straf en (voorwaardelijke) maatregel veroordeeld. Het onderhavige feit is na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straffen gepleegd en er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Met name gezien de verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek van verdachte acht de rechtbank een reëel en ernstig gevaar voor herhaling aanwezig.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat verdachte zelf inziet dat er nu echt iets moet gebeuren en bereid is aan de intake bij de instelling Wier mee te werken. Verdachte verzet zich dan ook niet tegen oplegging van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Gezien de inhoud van het strafdossier, waaronder het omvangrijke strafblad van verdachte, waaruit mede blijkt dat verdachte in de proeftijd van een voorwaardelijke ISD-maatregel liep, alsmede het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies - waaruit zijn ernstige verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek blijkt en waarin een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wordt geadviseerd - is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders moet worden opgelegd voor de duur van twee jaren. De veiligheid van goederen eist het opleggen van deze maatregel.
Wel ziet de rechtbank, gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies en het gedane verzoek van de raadsman van verdachte aanleiding om na zes maanden een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel te gelasten. Dit gezien de hierboven aangegeven negatieve verwachtingen van de reclassering indien verdachte toch onverhoopt op een reguliere ISD-afdeling zou worden geplaatst. Bij een tussentijdse beoordeling kan dan de plaatsing worden getoetst.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
38m, 38n, 38s en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt aan verdachte op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-MAATREGEL) voor de duur van TWEE (2) JAREN.
Bepaalt dat na zes (6) maanden na aanvang van de ISD-maatregel een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel dient plaats te vinden.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Jongeling, voorzitter,
mr. J.M. Sassenburg en mr. C.G. Beyer-Lazonder, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.M.A. Richelle,
en bij vervroeging uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 augustus 2011.