4.1. Redengevende feiten en omstandigheden 1
Op 22 juni 2010 heeft de moeder van [slachtoffer], [naam moeder], namens haar 12-jarige zoon aangifte gedaan van het plegen van ontuchtige handelingen.2 Na een telefoontje op woensdag 9 juni 2010 van mevrouw [naam], leerkracht van groep 8 van de [naam school], (verder juf [voornaam]), zijn de ouders van [slachtoffer] naar school gegaan voor een gesprek. Bij dit gesprek was juf [voornaam], [naam vertrouwenspersoon], de vertrouwenspersoon van de school, de ouders en [slachtoffer] zelf aanwezig. Aan de ouders werd meegedeeld dat [slachtoffer] en verdachte gezoend hadden met elkaar. 's Avonds en de volgende dag heeft moeder met [slachtoffer] gesproken. In dat gesprek heeft [slachtoffer] gezegd dat verdachte aan zijn piemel had gezeten. Hij vertelde toen ook dat ze getongzoend hadden. Op donderdag 10 juni 2010 heeft op school een gesprek plaatsgevonden met verdachte. Na dit gesprek heeft juf [voornaam] de ouders gebeld en gezegd dat verdachte alles heeft verteld en dat er nog meer was gebeurd. Die avond zijn de ouders weer naar school gegaan voor een gesprek. Voordat zij weggingen heeft moeder nogmaals met [slachtoffer] gesproken en aan hem gevraagd echt alles te vertellen. Toen heeft [slachtoffer] haar verteld dat verdachte op de wc's op school met zijn mond aan zijn piemel heeft gezeten. Na het gesprek op school is juf [voornaam] met de ouders mee naar huis gegaan en toen heeft zij aan hen verteld dat verdachte had toegegeven dat hij [slachtoffer] in de meivakantie 2010 met de auto had opgehaald en in de auto oraal contact met [slachtoffer] had gehad. Vanaf 28 april 2010 hebben [slachtoffer] en verdachte dagelijks sms-contact met elkaar gehad. [slachtoffer] zelf is op 23 juni 2010 verhoord.3 Hij heeft verklaard verliefd te zijn geworden op verdachte, stagemeester op de [naam school] in [plaatsnaam]. Op een keer heeft verdachte hem opgehaald in de auto. Ze zijn toen ergens naartoe gereden, een parkeerplaats bij fabrieken, en daar hebben ze met elkaar getongzoend. Daarna heeft verdachte de spijkerbroek en onderbroek van [slachtoffer] een beetje omlaag gedaan en vervolgens heeft verdachte het geslachtsdeel van [slachtoffer] in zijn mond genomen en ging met zijn mond bewegen. [slachtoffer] heeft verklaard niet te weten of hij er bepaalde gevoelens bij had maar wel dat zijn geslachtsdeel stijf was. Verdachte heeft tegen [slachtoffer] gezegd dat hij er niet met anderen over moest praten. Toen ze net van schoolkamp terug waren en [slachtoffer] op het schoolplein aan het voetballen was, was verdachte op school om spullen op te halen. [slachtoffer] is mee naar binnen gegaan en verdachte heeft toen gezegd 'we gaan even naar het plekje waar de deur op slot kan'. [slachtoffer] heeft verklaard dat daar hetzelfde is gebeurd als toen in de auto, maar dan korter. Die dag, 29 mei 2010, kwam de vader van [slachtoffer] naar school omdat hij [slachtoffer] zijn telefoon wilde geven. Hij had een bericht in de telefoon van [slachtoffer] zien staan. [slachtoffer] heeft toen tegen zijn vader gezegd dat de tekst 'Rick ik vind je leuk' of 'Rick ik hou echt van jou' niet sloeg op verdachte maar op een andere jongen met dezelfde naam.4 De vader van [slachtoffer] heeft verklaard dat hij die dag naar school ging en verdachte in de gang zag lopen. Toen [slachtoffer]s vader aan hem vroeg waar [slachtoffer] was, zei hij alleen 'op de wc' zonder zich om te draaien of te stoppen. Toen de vader [slachtoffer] riep, hoorde hij hem zeggen 'ik ben hier' en dat dit antwoord kwam vanaf de toiletten.5
Juf [voornaam], tevens mentrix van verdachte op de [naam school], heeft verklaard dat verdachte als LIO bij haar in groep 8 les gaf en dat zij met verdachte in april 2010 heeft gesproken over [slachtoffer]s homoseksuele gevoelens.6 Zij heeft verdachte aangesproken op zijn gedrag toen haar ter ore was gekomen dat hij anderhalf uur met [slachtoffer] in de klas met gesloten deur had zitten praten. Zij heeft verdachte op diens verantwoordelijkheden gewezen. Later heeft zij [slachtoffer] gesproken over dit gesprek en ook met de ouders van [slachtoffer]. [slachtoffer] vertelde in dat gesprek dat hij verliefd was op verdachte. Zij heeft verdachte hierover ingelicht en hem gezegd dat hij voorzichtig moest zijn.
Op een vrijdag toen juf [voornaam] vrij was, heeft zij verdachte en [slachtoffer] bij de bushalte zien staan. Zij heeft met [slachtoffer] na schooltijd gesproken en toen heeft [slachtoffer] gezegd dat hij elke dag met verdachte sms-te. Het telefoonnummer had hij van verdachte gekregen op de dag van de schooldisco, op 28 april. Hij knikte toen juf [voornaam] hem vroeg of zij ook hadden gezoend. De dag erna heeft juf [voornaam] opnieuw met [slachtoffer] gesproken. Hij knikte toen zij hem vroeg of verdachte seksuele handelingen bij hem had gedaan. [slachtoffer] heeft toen gezegd dat hij dit niet kon vertellen en of juf dat maar aan de meester wilde vragen. Juf [voornaam] heeft vervolgens de ouders ingelicht, de directie van de school, de psycholoog en de PABO. Op donderdag heeft er een gesprek plaatsgevonden met verdachte. In dat gesprek heeft verdachte gezegd dat hij [slachtoffer] oraal heeft bevredigd.
In het dossier is het verslag gevoegd van het gesprek dat op 10 juni 2010 heeft plaatsgevonden op school waarbij aanwezig waren verdachte, [naam] (directeur), [naam] (contactpersoon) en [naam] (leerkracht groep 8). Dit verslag is ondertekend door [naam directeur] en [naam contactpersoon]. De derde handtekening zonder naamsvermelding onder het verslag is identiek aan de handtekening van [naam leerkracht groep 8] onder het proces-verbaal van verhoor d.d. 29 juni 2010 en ondertekend op 8 juli 2010. In dit gespreksverslag staat vermeld dat verdachte heeft verklaard bijna dagelijks sms-contact met [slachtoffer] te hebben en dat dit ook in de meivakantie plaatsvond. Aan het einde van de meivakantie hebben verdachte en [slachtoffer] een afspraakje gemaakt waarbij het eerste lichamelijke contact heeft plaatsgevonden in de vorm van zoenen. Twee weken na de meivakantie is er eenmalig oraal contact tussen beiden geweest.7
De printlijst van de telefoon van [slachtoffer] is bij de provider opgevraagd en hieruit is gebleken dat de gebruiker [slachtoffer] 577 berichten heeft verzonden naar verdachte en dat verdachte 288 berichten naar [slachtoffer] heeft verzonden in de periode 29 april 2010 tot en met 8 juni 2010.8