ECLI:NL:RBHAA:2011:BR6719

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09 / 5241 & 09 / 5243
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepschriften inzake navorderingsaanslagen Ziekenfondswet zelfstandigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 10 mei 2011 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van beroepschriften die door eiser zijn ingediend tegen navorderingsaanslagen in de premie Ziekenfondswet zelfstandigen. De beroepen zijn geregistreerd onder de nummers AWB 09/5241 en AWB 09/5243. Eiser had tegen de navorderingsaanslag voor het jaar 2003 en de aanslag voor het jaar 2004 beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de beroepschriften buiten de wettelijke termijn waren ingediend. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 1 maart 2011 aangevangen, waarbij de zaken gelijktijdig zijn behandeld met andere aanverwante zaken. Na het horen van getuigen op 29 maart 2011, heeft de rechtbank het onderzoek opnieuw gesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepschriften op 22 oktober 2009 zijn binnengekomen, terwijl de uitspraken op bezwaar gedateerd zijn op 26 augustus 2009. Dit leidde tot de conclusie dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, omdat eiser niet tijdig heeft gereageerd op de uitspraken op bezwaar. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beroepen van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Zaaknummers: AWB 09/5241 ZFWZELF V00 en AWB 09/5243 ZFWZELF V00
Uitspraakdatum: 10 mei 2011
Uitspraak in het geding tussen
[X], te [Z], eiser,
gemachtigde: mr. [A], advocaat te [P],
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Amsterdam, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
In de zaak met nummer 09/5241
1.1. Verweerder heeft met dagtekening 4 december 2008 aan eiser voor het jaar 2003 een navorderingsaanslag in de premie Ziekenfondswet zelfstandigen opgelegd, berekend naar een premiegrondslag van € 20.250. Bij gelijktijdig genomen beschikking is € 114 heffingsrente in rekening gebracht.
In de zaak met nummer 09/5243
1.2. Verweerder heeft met dagtekening 28 november 2008 aan eiser voor het jaar 2004 een aanslag in de premie Ziekenfondswet zelfstandigen opgelegd, berekend naar een premiegrondslag van € 20.800.
In beide zaken
1.3. Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslagen en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
1.4. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.
1.5. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
1.6. Het onderzoek ter zitting is aangevangen op 1 maart 2011. De zaken zijn gelijktijdig behandeld met de zaken die zijn geregistreerd onder de nummers AWB 09/5239 OB V00, AWB 09/5240 IB/PVV V00, AWB 09/5242 IB/PVV V00 en AWB 09/5244 IB/PVV V00. De rechtbank heeft het onderzoek in de zaken gesloten. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Op 8 maart 2011 heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen, opdat mevrouw [B] en mevrouw [C] als getuigen kunnen worden gehoord. Deze getuigenverhoren hebben plaatsgevonden ter zitting van de rechtbank van 29 maart 2011. Het onderzoek in de zaken is opnieuw gesloten. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Tussen partijen vaststaande feiten
In beide zaken
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde zijn in beroep de volgende feiten als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, komen vast te staan:
De uitspraken op bezwaar zijn beide gedagtekend 26 augustus 2009. De respectievelijke beroepschriften zijn bij de rechtbank binnengekomen op 22 oktober 2009.
Geschil, standpunten en conclusies van partijen
In beide zaken
3.1. In geschil is (i) of de beroepen ontvankelijk zijn, en zo ja, of de navorderingsaanslag voor het jaar 2003 c.q. de aanslag voor het jaar 2004 tot het juiste bedrag is vastgesteld.
3.2. Eiser stelt zich, naar de rechtbank begrijpt, op het standpunt dat de beroepen ontvankelijk zijn en dat de aanslagen zijn berekend naar een te hoog premie-inkomen. Eiser concludeert tot ontvankelijkverklaring van de beroepen en tot vermindering van de aanslagen.
3.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn en dat het premie-inkomen naar het juiste bedrag is vastgesteld. Verweerder concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen en subsidiair tot ongegrondverklaring van de beroepen.
3.4. Voor de gronden waarop partijen hun standpunten doen steunen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken en naar het verhandelde ter zitting.
Beoordeling van het geschil
In beide zaken
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de respectievelijke beroepschriften buiten de wettelijke termijn zijn ingediend.
4.2. Op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.3. Eiser stelt dat hij niet heeft gelet op de data van de aanslagen en van de uitspraken op bezwaar en dat deze alle tegelijkertijd bij hem zijn binnengekomen. Zulks kan echter geen dragende redengeving zijn die kan leiden tot het oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiser in verzuim is geweest bij het tijdig indienen van de beroepschriften.
4.4. Gezien het vorenoverwogene dienen de beroepen van eiser niet-ontvankelijk verklaard te worden.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 10 mei 2011 door mr. Chr.Th.P.M. Zandhuis, voorzitter, mr. P.J.J. Vonk en mr. H.A.J. Kroon, leden, in aanwezigheid van mr. J.H.R. Massmann en mr. D.J. Jansen, griffiers. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep