Parketnummer: 15/700747-10
Uitspraakdatum: 6 juli 2011
Tegenspraak
Verkort strafvonnis (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 juni 2011 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
primair
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 29 oktober 2010 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met kracht de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of dichtgeknepen/dichtgedrukt gehouden en/of met een mes, althans een scherp voorwerp, één- of meerma(a)l(en) heeft gesneden in de nek/hals van die [slachtoffer] en/of één- of meerma(a)l(en) dat/een mes, althans een scherp voorwerp, (met kracht) heeft gedrukt/geduwd op/tegen de nek/hals van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 29 oktober 2010 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met kracht de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of dichtgeknepen/dichtgedrukt gehouden en/of met een mes, althans een scherp voorwerp, één- of meerma(a)l(en) heeft gesneden in de nek/hals van die [slachtoffer] en/of één- of meerma(a)l(en) dat/een mes, althans een scherp voorwerp, (met kracht) heeft gedrukt/geduwd op/tegen de nek/hals van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 29 oktober 2010 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met kracht de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of dichtgeknepen/dichtgedrukt gehouden en/of met een mes, althans een scherp voorwerp, één- of meerma(a)l(en) heeft gesneden in de nek/hals van die [slachtoffer], en/of één of meerma(a)l(en) dat/een mes, althans een scherp voorwerp,(met kracht) heeft gedrukt/geduwd op/tegen de nek/hals van die [slachtoffer],waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het onder subsidiair ten laste gelegde feit en heeft gevorderd dat verdachte ter zake van laatstgenoemd feit zal worden veroordeeld tot
- een gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen, waarvan 120 dagen in voorwaardelijke vorm, met aftrek van de tijd welke verdachte reeds heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis, met aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf verbonden een proeftijd voor de duur van drie jaren en de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact, ook indien dit inhoudt dat verdachte een behandeling zal volgen bij Inforsa of een soortgelijke instelling, alsmede
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte zal worden opgeheven.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze zal worden toegewezen en dat de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte zal worden opgelegd.
4.1 Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder primair en subsidiair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat de bewezenverklaarde handelingen niet kunnen leiden tot het aannemen van opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, op de dood van of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer.
4.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 29 oktober 2010 te Volendam, gemeente Edam-Volendam, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], met kracht de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en dichtgeknepen/dichtgedrukt gehouden en een mes heeft gedrukt/geduwd tegen de hals van die [slachtoffer], waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4.3 Bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op: mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
In de over verdachte uitgebrachte psychiatrische en psychologische rapporten van het Nederlands Instituut voor Forensische psychiatrie en psychologie (NIFP), in de personen van I. Maksimovic, psychiater en prof. dr. J.J. Baneke, forensisch psycholoog, van respectievelijk 12 januari 2011 en 24 januari 2011 staat beschreven dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van het syndroom van Asperger en van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een obsessief-compulsieve stoornis, een depressieve stoornis, recidiverend, matig, zonder psychotische kenmerken, in remissie en een posttraumatische stoornis, in gedeeltelijke remissie.
Rapporteur Maksimovic heeft gerelateerd dat verdachte, vanuit zijn syndroom van Asperger, moeite heeft met het aanvoelen en herkennen van emoties van een ander en met het aanvoelen van de emotionele en andere gevolgen van zijn acties op een ander. Ondanks het feit dat verdachte op rationeel niveau weet dat het bewezenverklaarde ontoelaatbaar is, heeft hij er vanwege het syndroom van Asperger moeite mee in te schatten hoe te handelen en vervolgens zijn agressieve impulsen in toom te houden. Bovendien heeft verdachtes sombere stemming, passend bij zijn depressieve stemming ten tijde van het bewezenverklaarde, ertoe bijgedragen dat hij in iets mindere mate zijn agressieve impulsen kon remmen. Concluderend heeft rapporteur Maksimovic de rechtbank in overweging gegeven verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Rapporteur Baneke heeft gerelateerd dat verdachte zeer intelligent, alsmede verbaal en analytisch begaafd is, maar emotioneel en sociaal beperkt. Tevens is bij verdachte sprake van veel psychische en lichamelijke spanningsklachten, basale angsten en depressieve klachten. Verdachte laat bovendien een zeer hoge psychoneurotische labiliteit zien, die zelfs in vergelijking met andere psychiatrische patiënten bovengemiddeld is. In de kern is verdachte erg onzeker en afhankelijk van anderen voor zijn zelfwaardering en identiteit. Daarnaast zijn er theatrale en obsessief-compulsieve trekken, in combinatie met recidiverende depressieve klachten met suïcidale gedachten en veel onderliggende angsten. Ten slotte bestaat bij verdachte veel achterdocht, hetgeen wijst op sterke gevoelens van onveiligheid en machteloosheid. Volgens rapporteur Baneke is aannemelijk dat het bewezenverklaarde mede een gevolg kan zijn van de posttraumatische stoornis. Juist de combinatie van de autistische stoornis en de posttraumatische stoornis leidt namelijk tot versterking van de problemen om adequaat om te kunnen gaan met emoties en sociaal complexe situaties. Concluderend heeft rapporteur Baneke de rechtbank in overweging gegeven verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare, hetgeen erin resulteert dat het bewezenverklaarde niet geheel aan verdachte zal worden toegerekend. Er is echter geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en de aldaar besproken genoemde psychologische en psychiatrische rapportages alsmede het aldaar besproken reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 9 februari 2011.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 29 oktober 2010 schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn ex-vriendin door haar naar de grond te trekken, in een houdgreep/nekklem te nemen waardoor haar keel enige tijd werd dichtgedrukt en vervolgens een mes haar op keel te zetten. Dat het slachtoffer hierdoor niet alleen pijn maar ook zeer grote angst heeft ervaren, blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring, waarin beschreven staat dat het slachtoffer dacht dat zij het geweld van verdachte niet zou overleven en de strijd in gedachten al had opgegeven, daarbij hopend dat zij snel dood zou gaan en het weinig pijn zou doen. Inmiddels zijn een posttraumatische stresstoornis en een paniekstoornis bij het slachtoffer gediagnosticeerd en heeft zij een zeer intensief behandelprogramma gevolgd bestaande uit traumaverwerking en arbeidstherapie. Hoewel haar angsten naar aanleiding van het bewezenverklaarde hierdoor wat zijn afgenomen, is het slachtoffer nog dagelijks met het gebeurde bezig en is zij zeer bang verdachte onverwachts tegen te komen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij het slachtoffer dit alles heeft aangedaan op een plek waar zij zich het meest veilig had moeten kunnen voelen, namelijk in haar eigen woning. Ook rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat door zijn toedoen het slachtoffer geweld heeft moeten ondervinden van een persoon uit haar directe omgeving met wie zij jarenlang een relatie heeft gehad en die zij derhalve bij uitstek had moeten kunnen vertrouwen.
Rapporteur Baneke heeft gerelateerd dat bij verdachte wel sprake is van een cognitief weten van zijn beperkingen, maar dat hij onvoldoende geleerd heeft hoe hij met concrete complexe/stressvolle sociale situaties moet/kan omgaan. Verdachte onderkent immers onvoldoende dat hij in dergelijke situaties eerst meent de zaak onder controle te kunnen houden, maar dan vervolgens toch blijkt te falen. Daarbij kan hij zelf ook, mogelijk in reactie op de agressie van anderen, agressief handelen. In elk geval beseft hij niet dat hij zelfs in zijn verbale uitingen bedreigend en eventueel zelfs agressief kan overkomen. Rapporteur Baneke acht behandeling van verdachte aangewezen en meent dat een forensische setting hiervoor het meest geschikt is. Hij adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van verplicht reclasseringstoezicht en het volgen van een behandeling binnen een forensisch-psychiatrische (poli)kliniek, waarbinnen voldoende expertise moet zijn op het gebied van autistische stoornissen. Rapporteur Maksimovic en Reclassering Nederland komen tot hetzelfde advies en wijzen daarbij op de voorkeur voor de instelling Inforsa te Amsterdam.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij reeds vrijwillig onder behandeling is bij Inforsa en, ongeacht de uitkomst van onderhavige zaak, zal doorgaan met zijn behandeling aldaar aangezien hij er naar eigen zeggen baat bij heeft. Hoewel de rechtbank deze opstelling van verdachte positief acht, zal zij toch bovengenoemde adviezen volgen, aangezien de noodzakelijke behandeling van verdachte niet slechts afhankelijk gemaakt moet worden van zijn eigen motivatie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd, waarbij de rechtbank opmerkt dat zij van oordeel is dat in de persoonlijke omstandigheden van verdachte grond is gelegen af te wijken van het aantal uren zoals door de officier van justitie is gevorderd, alsmede een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur. De rechtbank zal echter bepalen dat deze vrijheidsbenemende straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met Reclassering Nederland noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.500,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het volgende feit oplevert: mishandeling.
Verklaart dit feit strafbaar.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 160 (honderdzestig) dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 120 (honderdtwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang die instelling dat nodig acht, ook als zulks inhoudt dat verdachte (een) behandeling(en) zal volgen bij Inforsa of een soortgelijke instelling.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 60 (zestig) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van
€ 2.500,-, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuit¬voerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.500,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.A.F. Jansen, voorzitter,
mrs. M.J.A. Plaisier en J.H. Crijns, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. P. de Mos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 juli 2011.