ECLI:NL:RBHAA:2011:BR1387

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 507571 \ VV EXPL 11-101
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake re-integratie en loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 10 juni 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [X.], een werkneemster, en haar werkgever, Vomar B.V. [X.] had Vomar gedagvaard met het verzoek om voorlopige voorzieningen, waaronder de betaling van haar salaris en de verplichting tot re-integratie in het tweede spoor. De werkneemster was sinds 15 juni 2009 arbeidsongeschikt en had een rapport van een arbeidsdeskundige overgelegd, waarin werd geadviseerd om haar re-integratie op therapeutische basis te hervatten. Vomar had echter de loondoorbetaling stopgezet en een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV, wat leidde tot de rechtszaak.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 mei 2011 werd duidelijk dat Vomar aan de vorderingen van [X.] had voldaan, maar dat er onenigheid bestond over de juistheid van de betaalde bedragen. De kantonrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om de voorlopige voorzieningen toe te wijzen, omdat Vomar aan de vorderingen onder a tot en met d had voldaan. Wat betreft de vordering tot re-integratie in het tweede spoor, oordeelde de kantonrechter dat er onvoldoende bewijs was voor een verplichting van Vomar om deze re-integratie te effectueren. De kantonrechter concludeerde dat [X.] ook in een ander filiaal van Vomar kon re-integreren, en dat de problemen met de filiaalhouder geen belemmering hoefden te zijn voor haar re-integratie.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de gevorderde voorlopige voorzieningen geweigerd en [X.] veroordeeld in de proceskosten, omdat zij in het ongelijk was gesteld. Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en is openbaar uitgesproken op de zitting van 10 juni 2011.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 507571 \ VV EXPL 11-101
datum uitspraak: 10 juni 2011
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[X.]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [X.]
gemachtigde mr. M.A. Decoz
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vomar B.V.
te Alkmaar
gedaagde partij
hierna te noemen Vomar
gemachtigde mr. R.A.M. Schram
De procedure
[X.] heeft Vomar op 19 mei 2011 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 mei 2011, waarbij de gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities. Partijen hebben nog stukken in het geding gebracht.
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro¬ken inhoud van de producties, staat tussen partij¬en het volgende vast:
a. [X.] is op 24 januari 2001 bij Vomar in dienst getreden in de functie van winkelmedewerker op de afdeling kruidenierswaren.
b. Het huidige salaris van [X.] bedraagt €11,62 bruto per uur.
c. [X.] is sedert 15 juni 2009 arbeidsongeschikt.
d. In zijn rapport van 22 december 2010 heeft de arbeidsdeskundige [P.] van Elabo, Bureau voor arbeidsconsultancy (hierna: Elabo) het volgende vermeld respectievelijk geadviseerd, een en ander naar aanleiding van de vraagstelling: Wat zijn de re-integratiemogelijkheden bij de eigen werkgever dan wel elders op de arbeidsmarkt en wat is de beste re-integratieroute:
“(…)
Bij een volledige adequate functie-uitoefening wordt haar belastbaarheid in ieder geval overschreden op een aantal aspecten aangaande het persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen.
(…)
Op basis van de vastgestelde beperkingen enerzijds en de gevraagde belasting in het eigen werk anderzijds, ben ik van oordeel dat de werknemer op dit moment niet volledig geschikt is te achten voor het eigen werk.
(…)
De werkgever wil haar deze mogelijkheid bieden en daarom adviseer ik dit volgens onderstaand schema te laten plaatsvinden:
• Vanaf 1 januari 2011: 2x2 uur per week – op arbeidstherapeutische basis
• Vanaf 15 januari 2011: 3x2 uur per week – loonwaarde 25% daar er nog sprake is van tempoverlies
• Vanaf 1 februari 2011: 5x2 uur per week – loonwaarde 50% daar er nog sprake is van tempoverlies
• Vanaf 1 maart 2011: 5x3 uur per week - loonwaarde 65% daar er nog sprake is van tempoverlies
• Vanaf 15 maart 2011: 5x3 uur per week – loonwaarde 96%
Ik adviseer de werkgever om de werknemer niet volledig beter te melden. Gelet op de klachten van de werknemer in combinatie met haar werkzaamheden adviseer ik (…) de wachttijd van 2 jaar vol te maken. Na 2 jaar wachttijd zal er een WIA-beoordeling plaatsvinden.
(…)
Op dit moment is de werknemer al 1.5 jaar ziek. Ik adviseer de werknemer om ook op zoek te gaan naar passend werk bij een andere werkgever elders op de arbeidsmarkt. Er kan dan toegewerkt worden naar een bevredigend re-integratietraject conform de WVP binnen de door de bedrijfsarts aangegeven mogelijkheden.
Ik adviseer de werkgever om de arbeidsmogelijkheden van de werknemer te laten onderzoeken door een verkort BAW traject i te kopen. (…)
Wanneer er geen concrete arbeidsmogelijkheden voor de werknemer zijn te duiden, adviseer ik de werkgever om een Deskundigenoordeel aan te vragen bij het UWV. Het UWV kan dan een oordeel geven of de werkgever met de ondernomen stappen voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
(..)
Ik adviseer de werkgever, wanneer het re-integratiebureau geen concrete arbeidsmogelijkheden voor de werknemer kan duiden, om een Deskundigenoordeel aan te vragen bij het UWV. Het UWV kan dan een oordeel geven of de werkgever met de ondernomen stappen voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
(…)”
e. Bij brief van 3 januari 2011 heeft Vomar [X.] gesommeerd om zich op 5 januari 2011 bij haar filiaalmanager te melden voor het verrichten van werkzaamheden. Zij heeft daarbij aangekondigd dat, indien [X.] geen gehoor geeft aan de oproep, het salaris per 5 januari 2011 zal worden stopgezet.
f. Bij brief van 5 januari 2011 heeft Vomar het volgende aan [X.] geschreven:
“Maandag 3 januari 2011 hebben wij telefonisch contact met u opgenomen en aangegeven dat u, conform het advies van de arbeidsdeskundige, uw werkzaamheden per 4 januari 2011 gedeeltelijk dient te hervatten.
U gaf aan dat u op dinsdagmiddag naar de GGZ moest en niet kon werken. Wij hebben dezelfde dag nog een brief verstuurd en wij hebben u gesommeerd om zich woensdag 5 januari 2011 om 09:00 uur (…) te melden voor het verrichten van werkzaamheden. Echter, u bent zonder afbericht niet op uw werk verschenen.
(…)
Wij hebben u regelmatig in de gelegenheid gesteld om alsnog binnen Vomar Voordeelmarkt te re-integreren, echter nu is de maat vol! Wij zullen uw salaris per onmiddellijke ingang opschorten. Bovendien geven wij u bij deze een officiële waarschuwing voor het niet meewerken aan uw re-integratie. Tevens sommeren wij u om zich vrijdag 7 januari 2011 om 09:00 uur (…) te melden voor werk. Indien u wederom geen gehoor geeft aan onze oproep, zullen wij uw salaris stopzetten wegens het niet meewerken aan uw re-integratie.”
g. Bij brief van 7 januari 2011 heeft Vomar het volgende aan [X.] geschreven:
“Helaas hebt u geen gehoor gegeven aan onze oproep van woensdag 5 januari jl.
(…)
Hierbij geven wij u wederom een officiële waarschuwing en sanctie voor het feit dat u geen gehoor geeft aan onze oproepen. Als sanctie zullen wij uw salarisbetaling per 5 januari 2011 stopzetten wegens het niet-meewerken aan uw re-integratie. (…)
U krijgt bij deze een laatste kans om zich aanstaande maandag 10 januari 2011 om 09:00 (…) te melden voor werk, conform het advies van de arbeidsdeskundige. Indien u wederom geen gehoor geeft aan onze oproep, zullen wij overgaan tot de beëindiging van uw dienstverband per 5 januari 2011.”
h. Bij brief van 12 januari 2011 heeft Vomar een ontslagvergunning aangevraagd bij UWV.
i. Bij brief van 4 februari 2011 van de gemachtigde van [X.] heeft deze aan Vomar bericht dat [X.] aanspraak maakt op doorbetaling van haar salaris en dat zich beschikbaar houdt voor het verrichten van haar werkzaamheden.
j. Bij brief van 9 mei 2011 heeft het UWV aan Vomar medegedeeld dat de toestemming om de arbeidsverhouding met [X.] te beëindigen wordt onthouden.
k. Op 20 mei 2011 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat [X.] in staat is met ingang van 30 mei 2011 gedurende 2x2 uren per week aangepaste werkzaamheden te verrichten in een ander filiaal en dat in de komende periode verdere opbouw van de werktijd zal plaatsvinden conform het door de arbeidsdeskundige eerder voorgestelde opbouwschema.
l. Bij brief van 20 mei 2011 heeft Vomar het volgende aan [X.] geschreven:
“Vrijdag 20 mei 2011 bent u op het spreekuur van de bedrijfsarts geweest. De bedrijfsarts heeft geadviseerd om met ingang van 30 mei 2011 2 x 2 uur per week (aangepaste) werkzaamheden in een ander filiaal te hervatten (…).
Hierbij wordt u gesommeerd om zich maandag 30 mei 2011 om 10:00 uur bij de heer [B.], filiaalmanager van het filiaal Belgiëlaan te melden voor aangepaste werkzaamheden. Het adres is Belgiëlaan 45, 2034 AW te Haarlem.
Tijdens het spreekuur van de bedrijfsarts hebt u aangeven dat u niet binnen Vomar Voordeelmarkt wilt re-integreren. Indien u het niet eens bent met het advies van de bedrijfsarts, adviseer ik u om een deskundigenoordeel aan te vragen bij het UWV Werkbedrijf. (...)”
De vordering
[X.] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van Vomar:
a. tot betaling van het resterende salaris over de maanden januari 2011 tot 19 mei 2011;
b. tot betaling van het salaris vanaf 19 mei 2011;
c. tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
d. tot betaling van de wettelijke rente vanaf elke vervaldatum;
e. om de re-integratie in het tweede spoor te starten zoals beschreven in het rapport van Elabo van 22 december 2010 te weten door de arbeidsmogelijkheden te laten onderzoeken en een re-integratiebureau in te schakelen;
f. tot betaling van de proceskosten.
[X.] stelt daartoe het volgende:
De arbeidsdeskundige van de arbodienst van Vomar heeft geadviseerd om [X.] per 1 januari 2011 haar werkzaamheden “op therapeutische basis” gedeeltelijk te laten hervatten. Ook is daarbij geadviseerd om dit op een andere locatie te laten plaatsvinden en tevens re-integratie in het tweede spoor in te zetten.
Vomar heeft te snel en gemakkelijk aangestuurd op beëindiging van de arbeidsovereenkomst, terwijl de loonsanctie geen effect heeft kunnen hebben.
[X.] heeft zich ondanks haar fysieke en psychische beperkingen beschikbaar gehouden voor re-integratie. Vomar heeft daarentegen niet als goed werkgever gehandeld door tegen de uitdrukkelijke wens van [X.] en de behandelend sector in van [X.] te verlangen dat zij in haar eigen werkzaamheden in haar eigen filiaal zou re-integreren.
Namens [X.] is aan Vomar op 4 februari 2011 aangegeven dat [X.] zich beschikbaar houdt om mee te werken aan haar re-integratie en is verzocht de loondoorbetaling per 7 januari 2011 te hervatten. Namens [X.] is dit op 14 maart 2011 nogmaals verzocht. Vomar heeft per brief van 23 maart 2011 laten weten niet te willen overgaan tot loondoorbetaling.
Gezien het feit dat er voor [X.] geen passend werk is bij de vestiging waar zij werkzaam is geweest, noch bij andere vestigingen, wordt tevens verzocht om Vomar te veroordelen de re-integratie in het tweede spoor in te zetten. Dat is ook geadviseerd door de arbeidsdeskundige van Vomar in de rapportage van 22 december 2010.
Het verweer
Vomar betwist de vordering en voert daartoe -voor zover thans nog van belang- het volgende aan:
Voor een vordering tot re-integratie in het tweede spoor is geen enkele grond.
Er zijn immers ruimschoots mogelijkheden om binnen het bedrijf van Vomar te re-integreren.
Vomar heeft aangeboden dat [X.] op re-integratiebasis werkzaamheden gaat verrichten in een ander filiaal. Ook de bedrijfsarts heeft op 20 mei 2011 het advies te geven om te re-integreren in een ander filiaal. [X.] heeft aangegeven dit niet te willen, maar voor die weigering bestaat geen grond.
De beoordeling van het geschil
1. Vooropgesteld wordt dat een voorlopige voorziening zoals gevraagd alleen kan worden toegewezen als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat in een eventueel tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering van [X.] tot een toewijzing daarvan zal leiden. De kantonrechter is voorshands, op grond van de thans voorliggende gegevens, van oordeel dat dit niet het geval is.
2. Ten aanzien van de vorderingen onder a tot en met d is de kantonrechter van oordeel dat geen aanleiding meer bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is immers gebleken dat Vomar aan die vorderingen heeft voldaan. Weliswaar heeft [X.] aangevoerd dat de betaalde bedragen niet geheel correct zijn en onder voorbehoud zijn voldaan, maar dat is onvoldoende reden om in het kader van dit geding nog aanvullende bedragen toe te wijzen. Daarvoor zou immers nader onderzoek zijn vereist, waartoe deze procedure zich niet leent. De betrokken gevorderde voorlopige voorzieningen zullen daarom worden geweigerd.
3. Met betrekking tot de vordering onder e overweegt de kantonrechter het volgende.
4. Om dit deel van de vordering thans te kunnen toewijzen moet voldoende blijken van het bestaan van een verplichting van Vomar om over te gaan tot tweede spoor re-integratie. De kantonrechter is van oordeel dat van een dergelijke verplichting thans onvoldoende is gebleken. Het rapport van Elabo biedt voor die verplichting onvoldoende aanknopingspunten. Weliswaar wordt daarin ook aan [X.] geadviseerd om elders werk te zoeken, maar dat brengt nog geen verplichting voor Vomar met zich. Daarbij komt dat re-integratie in een ander filiaal van Vomar tot de mogelijkheden behoort. Vomar heeft dan de plicht om die re-integratie mogelijkheid eerst te effectueren. Onvoldoende gebleken is dat [X.] niet in staat zou zijn in een ander filiaal van Vomar te re-integreren. Zij heeft aangevoerd dat er problemen zijn met de filiaalhouder [Z.]. Die problemen hoeven niet aan een re-integratie in een ander filiaal in de weg te staan, omdat [X.] dan niet met de filiaalhouder [Z.] te maken zal krijgen.
5. Op grond van het vorenstaande zal ook de onder e gevorderde voorlopige voorziening e worden geweigerd.
6. De proceskosten komen voor rekening van [X.], omdat zij in het ongelijk wordt gesteld.
Beslissing
De kantonrechter:
Weigert de gevorderde voorlopige voorzieningen.
Veroordeelt [X.] in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van Vomar begroot op €200,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.