ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ9585

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
508818-AO VERZ 11-221
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een arbeidsovereenkomst na reorganisatie en weigering werknemer om vaststellingsovereenkomst te ondertekenen

In deze zaak verzocht Sterling Fluid Systems (Netherlands) B.V. de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een 62-jarige werknemer, die als gevolg van een reorganisatie boventallig was geworden. De werknemer had de aangeboden vaststellingsovereenkomst, die een compensatieregeling voor pensioenopbouw bevatte, geweigerd, waardoor zijn overstap naar een nieuwe werkgever niet doorging. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 mei 2011 bleek dat er een gebrek aan communicatie was tussen partijen over de redenen van de weigering van de werknemer. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer verwijtbaar had gehandeld door niet duidelijk te maken waarom hij de overeenkomst niet wilde ondertekenen. De werkgever had echter ook niet adequaat doorgevraagd naar de redenen van de werknemer. De kantonrechter besloot de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 1 september 2011, maar kende de werknemer een vergoeding toe van € 23.000,- bruto, gelijk aan de maximale compensatie die hij zou hebben ontvangen indien hij per 1 april 2011 bij de nieuwe werkgever in dienst was getreden. De beslissing werd genomen met inachtneming van de bijzondere omstandigheden van het geval, waarbij de kantonrechter de verantwoordelijkheid van beide partijen in de communicatie en de gevolgen van de reorganisatie in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rep.nr. 508818 AO VERZ 11-221
datum uitspraak: 15 juni 2011
BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
inzake
STERLING FLUID SYSTEMS (NETHERLANDS) B.V.
te Beverwijk
verzoekster
hierna: Sterling
gemachtigde: mr A. Verstraten
tegen
[verweerder]
te [woonplaats]
verweerder
hierna: [verweerder]
gemachtigde: mr M.F.E. Bongers
De procedure
Op 30 mei 2011 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van Sterling, strekkende tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 30 mei 2011. Op deze zitting hebben partijen hun standpunt nader toegelicht. De beide gemachtigden hebben pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is verhandeld.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De feiten
[verweerder], 62 jaar oud, is sinds 1 februari 1977 in dienst van Sterling in de functie van medewerker pompengroep tegen een salaris van -thans- € 3.110,-- bruto per maand (exclusief emolumenten).
De ondernemingsraad van Sterling heeft op 18 februari 2011 positief over de in de reorganisatienota van 9 december 2010 vastgelegde plannen geadviseerd.
Sterling heeft op 14 februari 2011 overeenstemming bereikt met de vakbonden over een sociaal plan.
Artikel 4 van het Sociaal plan luidt, voor zover van belang, als volgt:
(…)
Een boventallige werknemer valt aldus slechts in één van de onderstaande categorieën:
1. Werknemers met de mogelijkheid tot gebruikmaking van (vroeg) pensioen zie artikel 4.1
2. Werknemers die van werk naar werk bij een derde kunnen, zie 4.2.
3. Werknemers die voornoemde mogelijkheden niet kunnen worden aangeboden en die dus aanspraak kunnen maken op 4.3 hoofdstuk 6.
4.1 Vervroegd ouderdomspensioen
Insteek voor vervroegd ouderdomspensioen is 90% van het laatst verdiende loon tot aan vervroegd ouderdomspensioen datum. 80% vervroegd ouderdomspensioen tot aan 65 jaar. (…)
4.2 Werk naar werk
(…) Werkgever gebruikt zijn eigen netwerk en eigen klantenkring om te trachten een nieuwe werkgever (een relatie van werkgever) ertoe te bewegen een (boventallige) werknemer een arbeidsovereenkomst aan te bieden bij deze derde, waarbij in overleg vergelijkbare arbeidsvoorwaarden worden aangeboden en de anciënniteit behouden zal blijven. (…)
Artikel 6.1 van het Sociaal Plan luidt, voor zover van belang, als volgt:
Enkel en alleen aan de boventallige werknemer die geen gebruik (…) kan maken van de voorziening beschreven in artikel 4.2 wordt bij het einde van het dienstverband een eenmalige uitkering verstrekt welke als volgt wordt berekend
De uitkering is gelijk aan A x B x C waarbij:
A staat voor het aantal dienstjaren bij het einde van het dienstverband. Daarbij tellen de dienstjaren (…)
B staat voor het bruto maandsalaris.
C staat voor de correctiefactor. Deze is vastgesteld op 1,2.
(..)
De beëindigingsvergoeding kan nooit hoger zijn dan het totaal salaris dat werknemer tot aan de pensioengerechtigde leeftijd zou hebben ontvangen.
De door Sterling eind maart 2011 aan [verweerder] voorgelegde (en door [verweerder] niet ondertekende) vaststellingsovereenkomst luidt onder meer:
Let op: deze overeenkomst is onder voorbehoud dat de samenwerkingsovereenkomst met Machinefabriek Snelders BV getekend wordt.
(…)
Artikel 2
2.1 Werknemer zal in dienst treden van Machinefabriek Snelders BV (hierna te noemen Snelders) per 1 april 2011 met behoud van de bij werkgever opgebouwde anciënniteit (dienstjaren) conform artikel 4.1 van het Sociaal Plan.
2.2 (…)
2.3 Voor de navolgende zaken zal werkgever een eenmalige compensatie betalen ter grootte van € 17.823,00 bruto, op een door de werknemer aan te geven wijze (…)
• Compensatie vakantiedagen tot 65 jaar Euro 2823,00
• Compensatie pensioenopbouw Metalektro naar Metaal en Techniek Euro 15.000,00
(…)
Indien het bedrag van Euro 15.000 te kort is om pensioenderving van 65 tot 75 jaar te compenseren, kan aanvullend een vergoeding worden toegekend van ten hoogste Euro 8.000,00.
[verweerder] heeft na het einde van de arbeidsovereenkomst met Sterling tot zijn 65e jaar aanspraak op een zogenaamde TOP-uitkering van het Pensioenfonds van de Metalektro, gelijk aan 100% van het laatstverdiende bruto salaris.
Het verzoek
Sterling verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op grond van een verandering van omstandigheden.
Sterling stelt hiertoe -samengevat- dat zij vanwege marktomstandigheden heeft besloten zich met ingang van 1 september 2011 uitsluitend te richten op verkoop en service van pompen, zodat de produktie, assemblage, expeditie en opslag van pompen in de fabriek in Beverwijk zal worden stopgezet. Sterling heeft [verweerder], overeenkomstig het Sociaal Plan, van-werk-naar werk- bemiddeld. [verweerder] heeft evenwel afgezien van de overstap naar Snelders B.V. (hierna: Snelders) in Wormer, omdat hij zekerheid wilde hebben over de gevolgen hiervan voor zijn pensioen. Snelders is niet langer bereid [verweerder] in dienst te nemen. [verweerder] heeft mogelijkheid van passende arbeid verwijtbaar onbenut gelaten. Hij kan met vervroegd pensioen en de uitkering die hij dan ontvangt is even hoog als zijn laatstverdiende salaris, zodat hij geen inkomstenderving tot zijn 65e jaar heeft. Aan [verweerder] komt daarom geen vergoeding toe.
Het verweer
[verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om dit niet eerder te doen dan per 1 september 2011 en onder toekenning van een vergoeding van € 179.359,92.
Ter toelichting voert [verweerder] -samengevat- aan dat hij herhaald aan Sterling heeft gevraagd om een arbeidsovereenkomst met Snelders voordat hij met beëindiging van het dienstverband met Sterling wilde instemmen. [verweerder] wilde eerst zekerheid over de baan bij Snelders, en die zekerheid heeft hij van Sterling niet gekregen. Het is dan ook juist aan Sterling te wijten dat de huidige situatie is ontstaan. Daarom maakt [verweerder] aanspraak op de hierboven genoemde vergoeding die is berekend op basis van artikel 6.1 van het Sociaal Plan.
De beoordeling van het verzoek
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW.
In de eerste plaats staat ter beoordeling of er gewichtige redenen zijn die tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst moeten leiden.
[verweerder] heeft niet betwist dat zijn functie door de reorganisatie boventallig is geworden, en dus vast staat dat er voor hem per 1 september 2011 geen werk meer is bij Sterling.
Dit verval van zijn functie levert een zodanige verandering van omstandigheden op dat het dienstverband dient te eindigen. In de gegeven omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding om de arbeidsovereenkomst niet op zeer korte termijn, maar eerst per de reorganisatiedatum van 1 september 2011 te ontbinden.
Vervolgens is de vraag aan de orde of aan [verweerder] in verband met deze ontbinding een vergoeding naar billijkheid behoort te worden toegekend.
Vast staat dat [verweerder] heeft geopteerd voor de begeleiding naar ander werk als bedoeld in artikel 4.2 van het Sociaal Plan. Dit impliceert dat [verweerder] uitdrukkelijk niet heeft gekozen voor de vroegpensioenregeling van artikel 4.1 van het Sociaal plan. Verder staat vast dat Sterling aan [verweerder] de begeleiding naar een andere baan heeft geboden, dat er ander werk aan [verweerder] is aangeboden en dat die beoogde nieuwe arbeidsovereenkomst met Snelders -om de hierna te bespreken redenen- niet tot stand is gekomen. Volgens artikel 6.1 van het Sociaal Plan heeft dit tot gevolg dat aan [verweerder] geen eenmalige uitkering bij het einde van het dienstverband wordt verstrekt. [verweerder] heeft immers, aldus de tekst van artikel 6.1, wel gebruik kunnen maken van de voorziening die in 4.2 van het Sociaal Plan is vastgelegd, maar hij heeft ervoor gekozen de aan hem aangeboden baan bij Snelders niet te aanvaarden.
Nu aldus is geoordeeld dat [verweerder] geen aanspraak heeft op de financiële voorziening volgens artikel 6.1 van het Sociaal Plan, staat alsnog ter beoordeling of de omstandigheden van het geval meebrengen dat aan [verweerder] naar billijkheid een vergoeding toekomt.
Sterling heeft voldaan aan haar verplichting om [verweerder] te begeleiden naar ander werk door hem de mogelijkheid te bieden om bij één van haar relaties, te weten de eerdergenoemde Snelders in dienst te treden. Snelders zou voor een periode van vijf jaar een aantal werkzaamheden van de Afdeling Pompenbouw van Sterling overnemen, en [verweerder] zou een deel van dat werk in dienst van Snelders gaan uitvoeren. Sterling en [verweerder] hebben overleg gehad over het verlies aan pensioenopbouw dat deze nieuwe baan voor [verweerder] zou meebrengen als gevolg van het feit dat Snelders onder een andere CAO valt dan Sterling. Partijen hebben voor dit pensioengat een voorziening afgesproken die is opgenomen in de vaststellingsovereenkomst. [verweerder] heeft medio maart 2011 een kennismakingsgesprek met Snelders gevoerd. Kort daarop heeft [verweerder] desgevraagd aan Sterling gezegd dat hij de vaststellingsovereenkomst niet wilde ondertekenen. Sterling heeft hem toen nog eens voorgehouden dat dit zou betekenen dat hij niet per 1 april bij Snelders in dienst kon treden, en dat daarmee het uitzicht op ander werk was verkeken. [verweerder] heeft in zijn weigering volhard.
Het was volgens de toelichting van Sterling ter zitting uit informatie van de Afdeling Personeelszaken al duidelijk dat [verweerder] zwart op wit wilde hebben dat zijn pensioenopbouw was afgedekt. Daarom wilde [verweerder] de vaststellingsovereenkomst niet tekenen, aldus Sterling. Volgens Sterling kon zij die toezegging niet op schrift van FNV krijgen, maar de vakbond had wel mondeling bevestigd dat Sterling met een aanvulling van € 15.000,-- en in een uiterst geval nog eens € 8.000,-- het verlies aan pensioenopbouw volledig zou hebben gecompenseerd.
[verweerder] heeft ter zitting toegelicht dat hij niet heeft willen tekenen omdat hij zekerheid wilde hebben over zijn indiensttreding bij Snelders per 1 april, en daarom wilde hij eerst een schriftelijke arbeidsovereenkomst met Snelders sluiten voordat hij de vaststellingsovereenkomst ging tekenen, aldus [verweerder].
De kantonrechter is van oordeel dat aan beide partijen kan worden verweten dat zij in het bereiken van een akkoord over de beëindiging van het dienstverband met Sterling en de opvolgende arbeidsovereenkomst met Snelders verbazend slecht hebben gecommuniceerd, mede gelet op de wederzijdse belangen die op het spel stonden.
[verweerder] kan worden verweten dat hij de reden van zijn weigering om te tekenen niet aan Sterling heeft kenbaar gemaakt. Daardoor kon Sterling blijven denken dat het [verweerder] uitsluitend om de pensioenvoorziening ging, terwijl zij daarvoor een ruime voorziening had getroffen.
Aan de andere kant valt het Sterling te verwijten dat zij als werkgever niet heeft doorgevraagd waarom [verweerder] niet wilde tekenen. Ter zitting is het aan de kantonrechter vrij snel duidelijk geworden dat de (te) afwachtende houding van [verweerder] in aanzienlijke mate lijkt te moeten worden toegeschreven aan zijn weinig assertieve karakter. Van Sterling als goed werkgeefster mag toch ten minste verwacht worden dat zij na een dienstverband van 34 jaar [verweerder] voldoende kent om te weten dat zij zou moeten aandringen om de reden van zijn weigering op tafel te krijgen. Dat Sterling dit heeft nagelaten valt overigens niet te begrijpen omdat de beoogde samenwerking tussen Sterling en Snelders (mede) afhing van de vraag of [verweerder] -met zijn expertise- bij Snelders wilde komen werken. De deal tussen Sterling en Snelders was met [verweerder]’s weigering om te tekenen van de baan.
De kantonrechter is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de situatie die nu is ontstaan en waarin [verweerder] ongeveer tweeënhalf jaar pensioenopbouw misloopt, grotendeels aan de eigen handelwijze van [verweerder] valt toe te schrijven. Het is immers in de eerste plaats zijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat hij met een nieuwe werkgever een arbeidsovereenkomst sluit. Vanwege de anderzijds onvoldoende zorgvuldige handelwijze van Sterling in de begeleiding van [verweerder] naar ander werk, is de kantonrechter van oordeel dat naar billijkheid een bescheiden vergoeding als tegemoetkoming in de pensioenschade aan [verweerder] moet worden toegekend.
Hierbij wordt vanwege de bijzondere omstandigheden van het geval afgeweken van het geldende uitgangspunt dat een vergoeding niet hoger kan zijn dan het inkomensverlies tot de pensioendatum. De TOP-regeling garandeert [verweerder] immers van een gelijkblijvend inkomen tot zijn pensioen. Voor deze afwijking bestaat aanleiding nu de overgang van [verweerder] naar ander werk hem een gelijkblijvende pensioenopbouw had geboden, terwijl hij die nu als gevolg van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet missen.
De kantonrechter ziet in deze omstandigheden aanleiding om aan [verweerder] een vergoeding toe te kennen gelijk aan de door Sterling aangeboden maximale compensatie in de pensioenopbouw van [verweerder] in het geval dat hij per 1 april 2011 bij Snelders in dienst zou zijn getreden. De vergoeding wordt hiermee naar billijkheid bepaald op € 23.000,-- bruto.
Nu Sterling ter zitting afstand heeft gedaan van de mogelijkheid om het verzoek in te trekken, zal de zaak bij eindbeslissing worden afgedaan.
Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tegen 1 september 2011;
- kent aan [verweerder] ten laste van Sterling een vergoeding toe van € 23.000,-- bruto, ineens te voldoen, als aanvulling op ingevolge sociale verzekeringswetten te ontvangen uitkeringen dan wel elders te verwerven lager inkomen uit arbeid en veroordeelt voor zover nodig Sterling tot betaling van die vergoeding;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Dubois en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.