ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ9448

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11 / 171
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhavend optreden tegen gebruik van woonhuis als administratiekantoor

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 23 juni 2011 uitspraak gedaan in een geschil over handhaving van bestemmingsplanregels. Eiseres had verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van een woonhuis als administratiekantoor. Het verzoek was afgewezen door de gemeente, waarop eiseres bezwaar maakte. De rechtbank oordeelde dat de motivering van de gemeente, dat er geen strijd was met het bestemmingsplan, niet deugdelijk was. De rechtbank stelde vast dat het gebruik van de woning als kantoor door medewerkers van het administratiekantoor in strijd was met de woonbestemming van het perceel. De rechtbank overwoog dat er geen concreet uitzicht op legalisatie was en dat de gemeente in dit geval handhavend moest optreden. De rechtbank vernietigde het besluit van de gemeente en bepaalde dat deze binnen zes weken opnieuw op het bezwaar moest beslissen. Tevens werd het griffierecht aan eiseres vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11 - 171
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2011
in de zaak van:
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Velsen,
verweerder,
derde partij:
[naam derde partij],
wonende te [woonplaats].
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 juli 2010 heeft verweerder het verzoek van eiseres om handhavend op te treden tegen het gebruik [adres] als administratiekantoor, afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 30 november 2010, verzonden 7 december 2010, heeft verweerder het bestreden besluit ongewijzigd in stand gelaten.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Eiseres en de derde partij (verder: [derde partij]) hebben nog een schriftelijke reactie gegeven.
Het beroep is behandeld ter zitting van 19 april 2011, alwaar eiseres in persoon is verschenen, vergezeld van haar echtgenoot. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door W. Dooijes, werkzaam bij de gemeente Velsen.
2. Overwegingen
2.1 Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.6, eerste lid van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op het geding, wanneer het besluit tot handhaving (als ook het besluit tot afwijzing) voor de inwerkingtreding van de Wabo is genomen. Nu het primaire besluit vóór 1 oktober 2010 is genomen wordt het recht toegepast zoals van toepassing voor invoering van de Wabo.
2.2 Eiseres woont op het adres [adres] en heeft bij brief van 30 mei 2010 verweerder verzocht handhavend op te treden tegen het gebruik van het woonhuis [adres] als kantoorruimte door administratiekantoor [naam administratiekantoor] in verband met de overlast die daarvan het gevolg is.
2.3 [derde partij] heeft het volgende verklaard. Hij staat in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) ingeschreven op het adres [adres], [plaats]. Doordeweeks woont hij op het adres [adres]. [derde partij] is eigenaar van deze woning. Administratiekantoor [naam administratiekantoor] staat op naam van zijn broer en is gevestigd op het adres [adres]. [derde partij] is een van de medewerkers van het administratiekantoor en werkt feitelijk thuis voor het bedrijf. Administratiekantoor [naam administratiekantoor] heeft ook een aantal andere medewerkers in dienst, die in principe ook vanuit hun eigen huis werken. Op het adres [adres] staat een huurder ingeschreven die sporadisch van de woning gebruik maakt. Voorts maakt een vriend tijdelijk gebruik van de woning.
2.4 In het dossier bevindt zich een document behorende bij de brief van eiseres van 5 februari 2011 (bijlage 4). Het betreft een uitdraai van internet van het Administratiekantoor [naam administratiekantoor]. Blijkens dit document is Administratiekantoor [naam administratiekantoor] een modern bedrijf, waarvan de personeelsleden vanuit huis werken, te weten vanuit [plaats], [plaats], [plaats], [plaats], [plaats] en [plaats].
2.5 Verweerder stelt zich op het standpunt dat er onvoldoende aanleiding bestaat om handhavend op te treden omdat de bewoning door de eigenaar, de huurder en de vriend conform de woonbestemming is. Het thuiswerken in dienst van een administratiekantoor door de eigenaar/bewoner wordt, op grond van de jurisprudentie, gezien als passend binnen de woonbestemming. Derhalve is geen sprake van strijd met het bestemmingsplan. De door de eigenaar/bewoner van het pand verrichte kantoorwerkzaamheden voor het administratiekantoor worden gezien als passend binnen de woonbestemming en binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan.
2.6 Eiseres heeft aangevoerd dat een aantal medewerkers van Administratiekantoor [naam administratiekantoor] werkt op het adres [adres] en mevrouw [naam medewerkster] zelfs op vaste dagen en tijden, namelijk van maandag tot en met donderdag van 09.00 tot 17.00 uur.
2.7 Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Velserbroek’. De grond waarop het perceel ligt heeft de bestemming ‘wonen’ en is ingevolge artikel 12.1 van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, bestemd voor wonen. In artikel 12.4.2. is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 12.1, ten einde een deel van de woning te gebruiken voor aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten met dien verstande dat, voor zover hier van belang, de beroepsmatige activiteit binnen de woonbestemming in ieder geval door de gebruikers van de eigenlijke woning zelf dient te worden uitgeoefend. Verweerder ziet geen aanleiding handhavend op te treden.
2.8 Op basis van de eigen verklaring van [derde partij], in zowel de zienswijze als op de hoorzitting bij verweerder op 8 september 2010 en ter zitting bij de rechtbank, staat vast dat [derde partij] in dienst is van Administratiekantoor [naam administratiekantoor] en werkzaamheden voor het administratiekantoor verricht in zijn woning op het adres [adres]. Derhalve staat vast dat de thans door [derde partij] in zijn woning op het adres [adres] uitgeoefende beroepsmatige activiteiten worden verricht in strijd met het geldende bestemmingsplan.
2.9 De niet nader geconcretiseerde jurisprudentie waarnaar verweerder verwijst, te weten dat thuiswerken in dienst van een administratiekantoor door de eigenaar/bewoner wordt gezien als passend binnen de woonbestemming, doet, wat daar ook van zij, er niet aan af dat hiervoor vrijstelling dient te worden gevraagd en verleend.
2.10 Ingevolge artikel 125 van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd bestuursdwang toe te passen, indien de toepassing van bestuursdwang dient tot handhaving van regels, welke het gemeentebestuur uitvoert. Ingevolge het bepaalde in artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
2.11 Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.12 Naar het oordeel van de rechtbank is thans geen sprake van concreet uitzicht op legalisatie. [derde partij] heeft nimmer een verzoek om vrijstelling gedaan als bedoeld in artikel 12.4.2 van de planvoorschriften. Indien een dergelijk verzoek zou worden gedaan dient verweerder te onderzoeken of overeenkomstig artikel 12.4.2 van de planvoorschriften vrijstelling kan worden verleend. Gelet op de aan verweerder toekomende beleidsvrijheid bij verlening van vrijstelling, dient een belangenafweging plaats te vinden waarbij ook de thans door eiseres aangevoerde belangen aan de orde kunnen komen.
2.13 [derde partij] heeft ter zitting bij de rechtbank verklaard dat mevrouw [naam medewerkster] in dienst is van zijn broer (de rechtbank begrijpt: Administratiekantoor [naam administratiekantoor]) als administratief medewerkster en dat zij deels werkt vanuit zijn huis en deels vanuit haar eigen huis in [plaats]. Dat mag ook op zaterdag. Ze laat ook de hond uit en doet boodschappen. Zij doet derhalve ook privé-dingen. Er is een soort verwevenheid tussen zakelijk en privé ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank is, afgaande op deze verklaring, het in meer of mindere mate verrichten van werkzaamheden door mevrouw [naam medewerkster] voor Administratiekantoor [naam administratiekantoor] vanuit het adres [adres], in strijd met het geldende bestemmingsplan. Voor zover het verzoek om handhaving ziet op overlast veroorzaakt door anderen dan [derde partij] moet verweerder het op zijn weg zien liggen in ieder geval nader onderzoek in te stellen naar de feitelijke situatie ter plaatse. Het onderzoek zoals dat blijkt uit het zich in het dossier bevindende ‘Mutatieformulier Basisadministratie Adressen en Gebouwen’ waaruit blijkt dat op 2 en 5 november 2010 door de buiteninspecteur Vergunningen en Uitvoering inspecties zijn uitgevoerd met als doel het controleren van het huidige gebruik en dat tijdens deze inspecties niets is gecontroleerd aangezien er niemand aanwezig was, volstaat naar het oordeel van de rechtbank niet en doet aan de verklaring van [derde partij] niets af. Dat geldt ook voor de na het bestreden besluit verrichte controle van 12 januari 2011, bij welke gelegenheid een mevrouw de deur opende van de woning op het adres [adres], naar wiens naam niet is gevraagd. In het kader van een door verweerder te verrichten onderzoek kan het aangewezen zijn de eigenaar van het Administratiekantoor en mevrouw [naam medewerkster] te horen.
2.14 Bijzondere omstandigheden op grond waarvan van handhavend optreden zou moeten worden afgezien zijn gesteld noch gebleken.
2.15 Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd omdat de motivering dat geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan niet deugdelijk is. Het bestreden besluit is derhalve genomen in strijd met artikel 7:12 van de Awb.
2.16 Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 30 november 2010;
3.3 bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar beslist met inachtneming van hetgeen is overwogen in deze uitspraak;
3.4 gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van €150,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in tegenwoordigheid van M.J.E. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2011.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.